Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF3956

Datum uitspraak2008-05-10
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers28 HLAR 25/03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onbevoegdheid Gerecht tot kennisneming van een beroep nu het geen beschikking dan wel fictieve weigering te beschikken betreft daterend na de dag van de inwerkingtreding van de Lar.


Uitspraak

28 HLAR 25/03. Datum uitspraak: 10 mei 2004 GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Uitspraak op het hoger beroep van: de naamloze vennootschap "The Money Game N.V.", gevestigd op Curaçao, appellante, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 4 december 2003 in het geding tussen: appellante en de Eilandsraad van Curaçao. 1. Procesverloop Bij besluit van 14 april 1999 heeft het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao een verzoek van appellante om haar een vergunning voor een krasloterij en lotto te verlenen afgewezen. Bij uitspraak van 4 december 2003 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), het beroep dat appellante heeft ingesteld tegen het niet tijdig door de Eilandsraad van Curaçao (hierna: de Eilandsraad) nemen van een beslissing op beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij ongedateerde brief, bij het Gerecht ingekomen op 30 december 2003, hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. R.A. Diaz, advocaat, en de Eilandsraad, vertegenwoordigd door mr. G. Montaña-Hollander, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ambtshalve overweegt het Hof als volgt. 2.2. Ingevolge artikel LXVI van de Invoeringslandsverordening administratieve rechtspraak (hierna te noemen: de IAR) zijn deze landsverordening en de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna te noemen: de LAR) niet van toepassing op besluiten van bestuursorganen die zijn gegeven, voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze landsverordening. Ingevolge artikel LXVII treden deze landsverordening en de LAR in werking met ingang van 1 december 2001. 2.3. Ingevolge artikel 3, tweede lid, van de LAR wordt met een beschikking een weigering om een beschikking te geven gelijkgesteld. In het derde lid, voorzover thans van belang, is bepaald dat wanneer de wettelijk gestelde termijn voor het geven van een beschikking is verstreken zonder dat een beschikking is gegeven, dat geldt als het weigeren van het geven van een beschikking. 2.4. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Loterijverordening 1909, zoals deze luidt na wijziging bij eilandsverordening van 14 december 1992, kan, voorzover thans van belang, de belanghebbende tegen een weigering van een vergunning krachtens deze verordening binnen dertig dagen nadat hem die beslissing is medegedeeld bij de Eilandsraad in beroep komen. Ingevolge het derde lid beslist de Eilandsraad binnen veertien dagen na ontvangst van het beroep. 2.5. Het bij het Gerecht ingestelde beroep heeft geen betrekking op enige beschikking van de Eilandsraad en evenmin op een fictieve weigering om een beschikking te geven, als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de LAR, ontstaan na 1 december 2001. De voor het nemen van de beslissing op enig ingesteld administratief beroep gestelde termijn is in 1999 verstreken. Gelet hierop, was het Gerecht niet bevoegd om van het geschil kennis te nemen. De omstandigheid dat appellante, naar zij stelt, er in 2003 nogmaals bij de Eilandsraad op heeft aangedrongen om een beslissing te nemen, leidt er niet toe dat het Gerecht niettemin bevoegd is of dat een nieuwe beroepstermijn in het leven wordt geroepen. 2.6. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van het Gerecht wordt vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, verklaart het Hof het Gerecht onbevoegd van het beroep kennis te nemen. 2.7. Onder deze omstandigheden bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. 3. Beslissing Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht van 4 december 2003, nr. LAR 2003/35; III. verklaart het Gerecht onbevoegd; IV. verstaat dat de griffier aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (Naf 300,00) terugbetaalt. Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. H.H.C. Visser, griffier. w.g. Ter Berg w.g. Visser Voorzitter griffier Uitgesproken in het openbaar op 10 mei 2004. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de griffier, voor deze,