
Jurisprudentie
BF3934
Datum uitspraak2008-09-10
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800368/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800368/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij onderscheidenlijke besluiten van 22 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lelystad (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ProRail B.V. (hierna: ProRail) bouwvergunningen verleend voor het oprichten van een verkeersviaduct (kw 150) over de Zuigerplasdreef op het perceel Zuigerplasdreef 0 bij de Binnenhavenweg te Lelystad (kenmerk b070348), voor het oprichten van een verkeerstunnel (kw 190) onder de Swifterringweg op het perceel Swifterringweg 0 nabij observatorium Robert Morris te Lelystad (kenmerk b070349) en voor het oprichten van een fietstunnel (kw 167) onder de Binnenhavenweg op het perceel Binnenhavenweg 0 te Lelystad (kenmerk b070350).
Uitspraak
200800368/1.
Datum uitspraak: 10 september 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Flevolandse Ruiterpaden i.o., gevestigd te Lelystad,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Lelystad,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij onderscheidenlijke besluiten van 22 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lelystad (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ProRail B.V. (hierna: ProRail) bouwvergunningen verleend voor het oprichten van een verkeersviaduct (kw 150) over de Zuigerplasdreef op het perceel Zuigerplasdreef 0 bij de Binnenhavenweg te Lelystad (kenmerk b070348), voor het oprichten van een verkeerstunnel (kw 190) onder de Swifterringweg op het perceel Swifterringweg 0 nabij observatorium Robert Morris te Lelystad (kenmerk b070349) en voor het oprichten van een fietstunnel (kw 167) onder de Binnenhavenweg op het perceel Binnenhavenweg 0 te Lelystad (kenmerk b070350).
Tegen deze besluiten heeft Stichting Flevolandse Ruiterpaden i.o. (hierna: de Stichting) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 januari 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft ProRail een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J. Bos, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting ProRail, vertegenwoordigd door ing. E.J. Mol en A.A.G. Derksen, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De Stichting stelt in beroep dat het college, ondanks uitdrukkelijk verzoek daartoe, haar niet heeft gehoord in het kader van de voorbereiding van de bestreden besluiten.
2.2. De minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, heeft op grond van artikel 15, eerste lid, van de Tracéwet (hierna: Tw) in december 2003 het tracébesluit Hanzelijn (hierna: het tracébesluit) vastgesteld. De bestreden besluiten betreffen besluiten ter uitvoering van het tracébesluit als bedoeld in artikel 20, tweede lid van de Tw. Zij zijn voorbereid met toepassing van artikel 20 Tw.
2.3. Ingevolge artikel 20, vierde lid, van de Tw is, voor zover van belang, op de voorbereiding van de bestreden besluiten afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van toepassing. Ingevolge artikel 3:15, eerste lid, van de Awb kunnen belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp van het besluit naar voren brengen.
2.4. Op 21 november 2007 heeft de Stichting telefonisch contact gehad met de gemeente Lelystad in verband met de eerder door haar ingediende schriftelijke zienswijze. Wat hier ook van zij, noch in de Awb noch in enig ander wettelijk voorschrift valt een bepaling aan te wijzen op grond waarvan het college verplicht is de indiener van een zienswijze in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze nader mondeling toe te lichten.
Het betoog faalt.
2.5. Voorts stelt de Stichting in beroep dat de respectieve vergunningen voor het oprichten van een verkeersviaduct (kw 150) over de Zuigerplasdreef (hierna: het verkeersviaduct), voor het oprichten van een verkeerstunnel (kw 190) onder de Swifterringweg (hierna: de verkeerstunnel) en voor het oprichten van een fietstunnel (kw 167) onder de Binnenhavenweg (hierna: de fietstunnel) ten onrechte door het college zijn verleend. In dit verband stelt zij dat elk van de genoemde verkeerskundige kunstwerken niet voldoet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld, nu de doorgangshoogte voor ruiters en aanspanningen volgens haar te laag is, in welk verband zij zich onder meer beroept op door de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportbond aanbevolen hoogte van 3,5 meter.
2.6. Ingevolge artikel 25c, tweede volzin, van de Tw, voor zover van belang, kunnen, indien tegen een in artikel 20, tweede lid, van die wet bedoeld besluit beroep kan worden ingesteld, bij dit beroep geen gronden worden aangevoerd die betrekking hebben op een tracébesluit waarop dat besluit berust.
2.7. In het tracébesluit zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot infrastructurele maatregelen. Artikel 12 van die voorschriften bepaalt in het derde lid, onder het kopje 'Wegen en kunstwerken', voor zover van belang, dat de op de detailkaarten aangeduide kunstwerken in de 'Toelichting op het Nieuwe Land, Lelystad en Dronten' zijn opgenomen in tabel 2.2 en dat in deze tabel staat aangegeven met welke doorgangshoogte het kunstwerk wordt aangelegd. In deze tabel is bepaald dat het verkeersviaduct een doorgangshoogte heeft van 6,4 meter, dat de verkeerstunnel een doorgangshoogte heeft van 4,6 meter en dat de fietstunnel een doorgangshoogte heeft van 2,5 meter.
2.8. Hetgeen de Stichting heeft aangevoerd, heeft alleen betrekking op de doorgangshoogte van het verkeersviaduct, de verkeerstunnel en de fietstunnel. Deze doorgangshoogten zijn echter al vastgelegd in het tracébesluit. Het in beroep door de Stichting aangevoerde heeft derhalve betrekking op het tracébesluit.
Gelet hierop komt hetgeen waartegen de Stichting zich in beroep richt ingevolge artikel 25c, tweede volzin, van de Tw in deze procedure niet meer voor bestrijding in aanmerking.
Het betoog faalt.
2.9. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjakovic, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Bošnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2008
410-583.