Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF3894

Datum uitspraak2008-10-01
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200709058/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 15 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer (hierna: het college) aan [appellante], vrijstelling verleend voor het gebruik van het pand op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) als erotische massagesalon.


Uitspraak

200709058/1. Datum uitspraak: 1 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: 1. het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer, 2. [appellante], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], gevestigd [plaats], appellanten, tegen de uitspraak in zaak nrs. 07/221 en 07/156 van de rechtbank Groningen van 15 november 2007 in het geding tussen: [wederpartij 1 A en anderen], [wederpartij 2 A en B], allen wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer. 1. Procesverloop Bij besluit van 15 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer (hierna: het college) aan [appellante], vrijstelling verleend voor het gebruik van het pand op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) als erotische massagesalon. Bij uitspraak van 15 november 2007, verzonden op 21 november 2007, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) de door [wederpartij 1 A], [wederpartij 1 B], [wederpartij 1 C], [wederpartij 1 D], [wederpartij 1 E] en [wederpartij 1 F] (hierna: [wederpartij 1 A] en anderen) en [wederpartij 2 A en B] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard en het besluit van 15 januari 2007 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2007, en [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep van het college zijn aangevuld bij brief van 30 januari 2008. De gronden van het hoger beroep van [appellante] zijn eveneens aangevuld bij brief van 30 januari 2008. [wederpartij 1 A] en anderen en [wederpartij 2 A] hebben een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juli 2008, waar het college, vertegenwoordigd door P.A. Jungman en R. Top-Van Houdt, ambtenaren in dienst van de gemeente, en [appellante], vertegenwoordigd door mr. A.H.J. Emmen, advocaat te Soest, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting als partij gehoord [wederpartij 1 A] en [wederpartij 2 A en B], bijgestaan door mr. M.D.J.C. Spoeltman. 2. Overwegingen 2.1. Het gebruik van het pand als erotische massagesalon is niet in overeenstemming met de bestemming "Wonen, bedrijven toegestaan" die op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied" op het perceel rust. Om niettemin dit gebruik mogelijk te maken heeft het college vrijstelling verleend met toepassing van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) gelezen in samenhang met artikel 20, eerste lid, onder e, van het Besluit op de ruimtelijke ordening. 2.2. Het college en [appellante] betogen allereerst dat [wederpartij 1 C], [wederpartij 1 D], [wederpartij 1 E] en [wederpartij 1 F] (hierna: [wederpartijen 1 C t/m F]) niet kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden bij het besluit tot verlening van vrijstelling, zodat de rechtbank hun beroep niet-ontvankelijk had moeten verklaren. 2.2.1. Het betoog faalt. [wederpartijen 1 C t/m F] wonen in de directe omgeving, op ongeveer 55 en 105 meter van de massagesalon. Mede in aanmerking genomen het open karakter van de directe omgeving, heeft de rechtbank [wederpartijen 1 C t/m F] terecht als belanghebbenden aangemerkt. 2.3. Voorts betogen het college en [appellante] dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat de verleende vrijstelling in strijd is met het bestemmingsplan en het besluit derhalve wegens strijd met de wet moet worden vernietigd. 2.3.1. De mogelijkheid om vrijstelling te verlenen met toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO ziet op het opheffen van strijdigheden met het bestemmingsplan. De verleende vrijstelling ziet op het gebruik van de erotische massagesalon als zelfstandige bedrijfsfunctie op het perceel. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, is de vraag of op het perceel bedrijfsactiviteiten als zelfstandige functie zijn toegelaten in dit verband dan ook niet van belang. De rechtbank heeft derhalve de in artikel 19, derde lid, van de WRO neergelegde mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan miskend en is ten onrechte tot de conclusie gekomen dat in strijd met de wet vrijstelling is verleend. Het betoog slaagt. 2.4. Tot slot betogen het college en [appellante] - kort samengevat -dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college een onjuist uitgangspunt aan de belangenafweging ten grondslag heeft gelegd en het besluit daarmee in strijd is met de artikelen 3:2 en 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. 2.4.1. De raad van de gemeente Hoogezand-Sappemeer heeft op 18 september 2001 beleid vastgesteld ten behoeve van de regulering van prostitutie in de gemeente. Dit beleid is neergelegd in de nota "Prostitutiebeleid Hoogezand-Sappemeer" (hierna: de nota). De rechtbank heeft het prostitutiebeleid terecht bij zijn oordeelsvorming betrokken - de massagesalon moet immers worden aangemerkt als een seksinrichting als bedoeld in de nota - maar heeft daarbij niet onderkend dat in het beleid als uitgangspunt is opgenomen dat bestaande seksinrichtingen die geen overlast veroorzaken, worden gelegaliseerd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat op het perceel sinds 1997 een erotische massagesalon is gevestigd, zonder dat dit tot relevante hinder of overlast heeft geleid. [wederpartij 1 A] en anderen en [wederpartij 2 A en B] hebben niet aannemelijk gemaakt - noch anderszins is gebleken - dat door de vestiging van [appellante], en de daarmee verband houdende wijzigingen in de bedrijfsvoering en gebruik van het perceel, de hinder of overlast in relevant opzicht is toegenomen. Het college heeft dan ook in redelijkheid, en in overeenstemming met de uitgangspunten van het beleid, vrijstelling kunnen verlenen. 2.5. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank had behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen van [wederpartij 1 A] en anderen en van [wederpartij 2 A en B] alsnog ongegrond verklaren. 2.6. Het college dient ten aanzien van [appellante] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart de hoger beroepen gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Groningen van 15 november 2007 in zaak nrs. 07/221 en 07/156; III. verklaart de beroepen van [wederpartijen 1] en van [wederpartij 2 A en B] ongegrond; IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Hoogezand-Sappemeer aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; V. gelast dat gemeente Hoogezand-Sappemeer aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat. w.g. Slump w.g. Van der Maesen de Sombreff voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2008 190-552.