
Jurisprudentie
BF3892
Datum uitspraak2008-10-01
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708403/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708403/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 8 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda (hierna: het college) geweigerd aan [wederpartij] vrijstelling en een reguliere bouwvergunning eerste fase te verlenen voor het vergroten van de woning op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Uitspraak
200708403/1.
Datum uitspraak: 1 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Breda,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/2169 van de rechtbank Breda van 23 oktober 2007 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Breda.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda (hierna: het college) geweigerd aan [wederpartij] vrijstelling en een reguliere bouwvergunning eerste fase te verlenen voor het vergroten van de woning op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 2 april 2007 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 oktober 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 2 april 2007 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2007, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juli 2008, waar het college, vertegenwoordigd door S.J.C. Hovens, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door mr. L.P.F. Warnier, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan ziet op het aan de achterzijde uitbreiden van de eerste verdieping van de vrijstaande woning op het perceel tot een bouwdiepte van 9,28 m.
2.2. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Woongebied Ulvenhout" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden".
Ingevolge artikel 1, onder O, van de planvoorschriften dient onder bestaand bij bouwwerken verstaan: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp.
Ingevolge artikel 5, onder A, aanhef en onder 1, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als "Woondoeleinden" aangewezen gronden zonder nadere aanduiding bestemd voor wonen met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven en bijbehorende voorzieningen zoals fiets- en voetpaden en parkeerterreinen almede groenvoorzieningen.
Ingevolge artikel 5, onder D, onderdeel b, onder 2, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, is met betrekking tot hoofdgebouwen bepaald dat de bestaande bouwdiepte van de hoofdgebouwen van vrijstaande woningen mogen worden uitgebreid met 5 meter tot maximaal 15 meter.
2.3. Het college heeft ter zitting de beroepsgrond ingetrokken dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met artikel 5, onder D, onderdeel c, onder 7, van de planvoorschriften.
2.4. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met artikel 5, onder D, onderdeel b, onder 2, van de planvoorschriften. Daartoe betoogt hij dat de bestaande bouwdiepte wordt bepaald door de bouwdiepte per verdieping.
2.4.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat het bouwplan niet in strijd is met artikel 5, onder D, onder b, onder 2, van de planvoorschriften. De bewoordingen van deze bepaling zijn duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar, zij bieden geen grondslag voor de toepassing van verschillende bouwdieptes voor een (hoofd)gebouw. Ingevolge deze bepaling wordt de maximale uitbreiding van de bouwdiepte bepaald door de bouwdiepte van het hoofdgebouw, in dit geval van de begane grond die reeds 15 m diep is. De in geding zijnde uitbreiding van de eerste verdieping is voorzien op een als hoofdgebouw aan te merken onderdeel van de woning. Nu de te realiseren verdieping gelijk is aan de bestaande diepte van het hoofdgebouw, is van een uitbreiding van de bouwdiepte geen sprake. Gelet op het vorenstaande is voor de door het college voorgestane uitleg van het desbetreffende planvoorschrift geen plaats.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 671,30 (zegge: zeshonderdeenenzeventig euro en dertig cent) gedeeltelijk toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door gemeente Breda aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. bepaalt dat van de gemeente Breda een griffierecht van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Roemers w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2008
179-430.