Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF3889

Datum uitspraak2008-09-26
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200806006/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 13 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college van gs) ambtshalve voorschriften toegevoegd aan de bij besluit van 8 februari 2005 aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recycling Dongen B.V. (hierna: Recycling Dongen) verleende vergunning voor een inrichting voor het bewerken en het op- en overslaan van bouw- en sloopafval, bedrijfsafval, grof huishoudelijk afval en grond, gelegen op het perceel aan de Leest 26 te Dongen.


Uitspraak

200806006/2. Datum uitspraak: 26 september 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: het college van burgemeester en wethouders van Dongen, gevestigd te Dongen, verzoeker, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 13 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college van gs) ambtshalve voorschriften toegevoegd aan de bij besluit van 8 februari 2005 aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recycling Dongen B.V. (hierna: Recycling Dongen) verleende vergunning voor een inrichting voor het bewerken en het op- en overslaan van bouw- en sloopafval, bedrijfsafval, grof huishoudelijk afval en grond, gelegen op het perceel aan de Leest 26 te Dongen. Tegen dit besluit heeft onder meer het college van burgemeester en wethouders van Dongen (hierna: het college van b&w) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 augustus 2008, beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft het college van b&w de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 september 2008, waar het college van b&w, vertegenwoordigd door ing. M.J.H. Roza, werkzaam bij de gemeente, en het college van gs, vertegenwoordigd door mr. M. van Ginhoven en drs. E. Hubers, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Recycling Dongen, vertegenwoordigd door J.C.M. van den Noort en B.J.M. Klijberg, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2. Het college van gs betoogt dat het beroep van het college van b&w niet-ontvankelijk is en dat het verzoek derhalve moet worden afgewezen, nu het college van b&w niet zou zijn aan te merken als belanghebbende bij het onderhavige besluit. 2.2.1. Ingevolge artikel 1:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden ten aanzien van bestuursorganen de hun toevertrouwde belangen als hun belangen beschouwd. 2.2.2. Het bestreden besluit ziet in dit geval op het ambtshalve toevoegen van voorschriften aan een krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning voor een inrichting die in de gemeente Dongen is gelegen. De toegevoegde voorschriften strekken tot beperking van geurhinder door het zeven van grof groenafval. Nu het college van b&w op grond van artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer bevoegd is om te beslissen op de aanvraag om een vergunning voor een inrichting die geheel of in hoofdzaak is gelegen in de gemeente Dongen, behoudens in gevallen als bedoeld in het tweede, het derde en het vierde lid van dit artikel, en het belang van de bescherming van het milieu in zoverre als een aan het college van b&w toevertrouwd belang kan worden aangemerkt, acht de voorzitter het niet onaannemelijk dat de Afdeling het beroep van het college van b&w tegen het onderhavige besluit ontvankelijk zal verklaren. Daarom bestaat er onvoldoende reden het verzoek om de door het college van gs bedoelde reden af te wijzen. 2.3. De bij besluit van 13 juni 2008 aan de vergunning toegevoegde voorschriften zijn door het college van gs gesteld om geurhinder als gevolg van het zeven van grof groenafval te beperken. De voorschriften voorzien onder meer in het aanbrengen van een elektronische windsensor die de zeven automatisch uitschakelt bij bepaalde windrichtingen. Voorts mag het laden van de gezeefde grond bij bepaalde windrichtingen niet plaatsvinden. 2.3.1. Het college van b&w stelt dat de toegevoegde voorschriften 14.1.7 en 14.1.9 ten onrechte geen bescherming tegen geurhinder bieden aan dat gedeelte van de bebouwde kom van Dongen dat ten noordwesten van de inrichting ligt. Het college van b&w stelt dat het met enige regelmaat klachten ontvangt over geurhinder die kunnen worden toegeschreven aan de activiteiten van Recycling Dongen. Deze klachten zijn volgens het college van b&w ook afkomstig van inwoners die ten noordwesten van de inrichting wonen. 2.3.2. Het college van gs stelt zich op het standpunt dat de meeste klachten over geurhinder afkomstig zijn van personen die ten noordoosten van de inrichting wonen. De voorschriften 14.1.7 en 14.1.9 bieden die personen bescherming tegen geurhinder. Het college van gs stelt dat de windrichting waarbij klachten ten noordoosten van de inrichting optreden, te weten zuidwesten wind, de overheersende windrichting is in Nederland. 2.3.3. Ingevolge artikel 14.1.7, voor zover hier van belang, dient de elektronische koppeling van de windmeter er zorg voor te dragen dat bij het zeven van grof groenafval de zeven worden uitgeschakeld indien de windrichting, op grond van een voortschrijdend 10 minutengemiddelde (elke minuut ververst) tussen 180 graden (zuid) en 270 graden (west) is. Ingevolge voorschrift 14.1.9, voor zover hier van belang, mag het laden van de gezeefde grond afkomstig uit het grof groenafval niet plaatsvinden indien de windrichting tussen 180 graden (zuid) en 270 graden (west) is. 2.3.4. Ter zitting is niet voldoende duidelijk gebleken dat de klachten die het college van b&w heeft ontvangen van personen wonend ten noordwesten van de inrichting, alle of voor het merendeel aan het zeven van grof groenafval kunnen worden toegeschreven. Wel is ter zitting aannemelijk geworden dat een aantal van die klachten in feite betrekking hadden op het verladen van GFT-afval binnen de inrichting. In aanmerking nemend dat het zeven van grof groenafval een activiteit is die binnen de inrichting relatief weinig voorkomt, zeker bij de windrichting die klachten ten noordwesten van de inrichting zou kunnen veroorzaken, en dat Recycling Dongen ter zitting heeft verklaard voorlopig alleen grof groenafval te zeven bij een voor de inwoners van Dongen gunstige windrichting, bestaat naar het oordeel van de voorzitter, bij afweging van de betrokken belangen, onvoldoende grond voor het oordeel dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, vereist dat een voorlopige voorziening wordt getroffen. 2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat. w.g. Boll w.g. Lap voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2008 288.