Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF3886

Datum uitspraak2008-10-01
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802628/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 13 september 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (hierna: de raad) aan [wederpartij] een toevoeging verleend, waarbij een eigen bijdrage is opgelegd van € 90,00.


Uitspraak

200802628/1. Datum uitspraak: 1 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de raad voor rechtsbijstand Amsterdam, appellant, tegen de mondelinge uitspraak in zaak nr. 07/2495 van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2008 in het geding tussen: [wederpartij], wonend te [woonplaats] (Spanje), en de raad voor rechtsbijstand Amsterdam. 1. Procesverloop Bij besluit van 13 september 2006 heeft de raad voor rechtsbijstand Amsterdam (hierna: de raad) aan [wederpartij] een toevoeging verleend, waarbij een eigen bijdrage is opgelegd van € 90,00. Bij besluit van 26 juli 2007 heeft de raad het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 13 september 2006 herroepen en besloten dat een toevoeging wordt verstrekt zonder oplegging van een eigen bijdrage. Voorts heeft de raad het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand voor de bezwaarprocedure afgewezen. Bij mondelinge uitspraak van 14 februari 2008, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 27 februari 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 26 juli 2007 vernietigd voor zover daarbij geen proceskostenvergoeding is toegekend, de raad veroordeeld in de bij [wederpartij] opgekomen proceskosten in bezwaar van € 322,00 en bepaald dat deze uitspraak, in zoverre, in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Het proces-verbaal is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de raad bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 april 2008, hoger beroep ingesteld. [wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 24 september 2008. 2. Overwegingen 2.1. De raad bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat hij het verzoek van [wederpartij] om een vergoeding van de in bezwaar opgekomen kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ten onrechte heeft afgewezen. In dit verband stelt de raad dat de vaststelling van de eigen bijdrage van [wederpartij] van € 90,00 een administratieve fout betreft die eenvoudig te herstellen is, zonder dat hiervoor professionele rechtsbijstand hoeft te worden ingeschakeld. 2.2. Dit betoog faalt. Nu het indienen van een bezwaarschrift ingevolge de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht dient te worden aangemerkt als een proceshandeling waarvoor een vergoeding kan worden vastgesteld, komt de rechtzoekende, onder de voorwaarden van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in beginsel een vergoeding van de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand toe. Van omstandigheden die nopen tot afwijking van het vorenstaande is de Afdeling niet gebleken. Met de rechtbank is de Afdeling dan ook van oordeel dat de raad het verzoek om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten ten onrechte heeft afgewezen. 2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. veroordeelt de raad tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de raad voor rechtsbijstand Amsterdam aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; III. bepaalt dat van de raad voor rechtsbijstand Amsterdam een griffierecht van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) wordt geheven. Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat. w.g. Van Altena w.g. Klein lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2008 176-538.