Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF3878

Datum uitspraak2008-10-01
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708372/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 11 april 2005 hebben het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord (hierna: het dagelijks bestuur) aan Projectbureau Noord/Zuidlijn (hierna: vergunninghouder) sloopvergunning verleend voor het slopen van een fiets- en voetgangerstunnel en van een duiker onder de Nieuwe Leeuwarderweg, ter hoogte van de Waddendijk te Amsterdam (hierna: het perceel).


Uitspraak

200708372/1. Datum uitspraak: 1 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 06/1186 van de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2007 in het geding tussen: [appellanten] en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. 1. Procesverloop Bij besluit van 11 april 2005 hebben het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Noord (hierna: het dagelijks bestuur) aan Projectbureau Noord/Zuidlijn (hierna: vergunninghouder) sloopvergunning verleend voor het slopen van een fiets- en voetgangerstunnel en van een duiker onder de Nieuwe Leeuwarderweg, ter hoogte van de Waddendijk te Amsterdam (hierna: het perceel). Bij besluit van 18 april 2005 hebben het college en het dagelijks bestuur aan vergunninghouder bouwvergunning verleend voor het maken van een sifonduiker onder het perceel. Bij besluit van 18 januari 2006 heeft het college het door [appellanten] tegen de besluiten van 11 april 2005 en 18 april 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij besluit van 23 januari 2006 heeft het dagelijks bestuur het door [appellanten] tegen de besluiten van 11 april 2005 en 18 april 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 24 oktober 2007, verzonden op 25 oktober 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 januari 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellanten] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 29 juli 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Nooij, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting vergunninghouder, vertegenwoordigd door [medewerkers] in dienst van vergunninghouder, als partij gehoord. Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht. 2. Overwegingen 2.1. Op het perceel wordt de fiets- en voetgangerstunnel gesloopt. Het bouwplan voorziet erin dat de onder die tunnel aanwezige duiker verlaagd wordt aangelegd in de vorm van een sifonduiker. Het perceel is deels gelegen binnen het zogenoemde grootstedelijk gebied waar het college bevoegd is en deels daarbuiten waar het dagelijks bestuur bevoegd is. Anders dan het college in zijn verweerschrift in hoger beroep betoogt blijkt uit het beroepschrift dat het beroep van [appellanten] mede is gericht tegen het besluit van het dagelijks bestuur van 23 januari 2006, nu dat beroep betrekking heeft op het geheel van te slopen en bouwen bouwwerken. De rechtbank heeft niet onderkend dat ook het dagelijks bestuur in de gelegenheid had moeten worden gesteld aan het geding deel te nemen. 2.2. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Uit een oogpunt van goede procesvoering wordt het aangewezen geacht de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Raad van State terug te wijzen naar de rechtbank. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 2.4. Een redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het in hoger beroep door [appellanten] gestorte griffierecht door de secretaris van de Raad van State wordt terugbetaald. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2007 in zaak nr. 06/1186; III. wijst de zaak naar de rechtbank terug; IV. gelast dat de Secretaris van de Raad van State aan [appellanten] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 214,00 (zegge: tweehonderdveertien euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat. w.g. Roemers w.g. Oudenaller lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2008 430.