Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF3876

Datum uitspraak2008-10-01
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708451/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 16 oktober 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) een aantal voorschriften verbonden aan de op 26 september 2006 aan [vergunninghouders] verleende vergunning voor een inrichting bestemd voor scheepsreparatie, het samenstellen van offshore-constructies en scheepsnieuwbouw, gelegen aan de [locatie] te [plaats], gewijzigd. Dit besluit is op 25 oktober 2007 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200708451/1. Datum uitspraak: 1 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Compagnie de Manutention Ro-Ro B.V., gevestigd te Ritthem, gemeente Vlissingen, appellante, en het college van gedeputeerde staten van Zeeland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 16 oktober 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) een aantal voorschriften verbonden aan de op 26 september 2006 aan [vergunninghouders] verleende vergunning voor een inrichting bestemd voor scheepsreparatie, het samenstellen van offshore-constructies en scheepsnieuwbouw, gelegen aan de [locatie] te [plaats], gewijzigd. Dit besluit is op 25 oktober 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Compagnie de Manutention Ro-Ro B.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 december 2007, beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Bij brief bij de Raad van State ingekomen op 7 augustus 2008, zijn nadere stukken ontvangen van [vergunninghouders] Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 augustus 2008, waar de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Compagnie de Manutention Ro-Ro B.V., vertegenwoordigd door mr. L. de Kok, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door ing. W. Barkhuijsen en P.W.D. Beijaard, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Tevens zijn [vergunninghouders] vertegenwoordigd door mr. A. van Rossem, advocaat te Rotterdam, [gemachtigden], als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel bepaalt dat de vergunning in ieder geval wordt geweigerd indien door verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Uit artikel 8.11, tweede en derde lid, volgt dat de vergunning moet worden geweigerd indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt. Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen komt verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe. 2.2. Compagnie de Manutention Ro-Ro B.V. stelt, kort weergegeven, dat de vergunning onvoldoende bescherming biedt tegen de emissie van verfdeeltjes naar de lucht, nu in voorschrift 9.5 niet nader omschreven "organisatorische en/of technische maatregelen" worden verlangd. Door in vergunningvoorschrift 9.5 te verwijzen naar een Instructieboek Veiligheid en Milieu van de scheepswerf, een document dat niet ter inzage heeft gelegen, en door de in voorschrift 7.1.1 genoemde verwijzing naar een milieubeheerssysteem dat pas bij het van kracht worden van de vergunning ter goedkeuring behoeft te worden overlegd, is het voor zowel het college als derden onmogelijk om te toetsen of aan de beste beschikbare technieken kan worden voldaan. Volgens Compagnie de Manutention Ro-Ro B.V. heeft het college hiermee onvoldoende onderzocht wat de beste beschikbare techniek is om die emissie te voorkomen dan wel zo veel mogelijk te beperken. 2.2.1. Het college stelt dat in het goed te keuren milieubeheerssysteem de hoofdlijnen van de beheersing van de milieubelasting dienen te worden opgenomen en dat in het Instructieboek Veiligheid en Milieu, onder meer, ingegaan wordt op de te treffen maatregelen ter voorkoming dan wel beperking van emissies naar de lucht. De in het Instructieboek opgenomen maatregelen voldoen aan de eisen, die in het als BBT-document aangewezen 'Intentieverklaring uitvoering milieubeleid metaal- en elektrotechnische industrie' en in het Bref-document 'Oppervlaktebehandeling met organische oplosmiddelen', zijn opgenomen. Volgens het college maakt het vastleggen van de te treffen maatregelen in voorschriften of in het goed te keuren milieubeheerssysteem de bedrijfsvoering onnodig star. 2.2.2. De Afdeling overweegt dat in vergunningvoorschrift 7.1.1 weliswaar een aantal elementen zijn opgenomen die in hoofdlijnen in het door het college goed te keuren milieubeheerssysteem dienen te worden opgenomen, maar dat daarmee aan vergunninghoudster niet de verplichting wordt opgelegd concrete maatregelen tegen de emissie van verfdeeltjes naar de lucht te treffen. De Afdeling overweegt verder dat ook vergunningvoorschrift 9.5 geen duidelijkheid geeft over de maatregelen die het bedrijf moet treffen. In de eerste volzin van dit voorschrift wordt bepaald dat de emissie zoveel mogelijk moet worden beperkt door het treffen van organisatorische en/of technische maatregelen. Daarmee wordt het aan de scheepswerf overgelaten om te bepalen welke maatregelen in een bepaald geval moeten worden getroffen. Dat deze maatregelen zijn vastgelegd in het op de inrichting aanwezige Instructieboek Veiligheid en Milieu doet hier niet aan af, reeds omdat dit instructieboek niet ter inzage heeft gelegen, geen deel uitmaakt van het bestreden besluit, op elk gewenst moment door vergunninghoudster kan worden aangepast en niet ter goedkeuring aan het college behoeft te worden voorgelegd. Nu niet aannemelijk is gemaakt dat concrete maatregelen niet vastgelegd kunnen worden en gelet op het belang van het in voorschrift 9.5 geregelde milieuaspect, is het besluit in zoverre in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Het beroep treft in zoverre doel. Gelet hierop behoeven de overige op voorschrift 9.5 betrekking hebbende beroepsgronden geen verdere bespreking. 2.3. Compagnie de Manutention Ro-Ro B.V. stelt dat voorschrift 7.2.1 onvoldoende waarborgt dat de in de inrichting aanwezige installaties en voorzieningen in goede staat blijven en naar behoren blijven functioneren. Daartoe wijst zij erop dat dit voorschrift weliswaar bepaalt dat de frequentie van het uitvoeren van controles schriftelijk is vastgelegd, maar dat het in voorschrift 7.3.1 verlangde en door het college goed te keuren meet- en registratiesysteem pas bij het in werking treden van het bestreden besluit aan het college behoeft te worden voorgelegd. 2.3.1. Ingevolge voorschrift 7.2.1, voor zover hier van belang, verkeren alle installaties en voorzieningen waarop de beschikking betrekking heeft en voor zover dit voor het vermijden van nadelige gevolgen voor het milieu van belang is, steeds in goede staat en functioneren ze naar behoren. Dit wordt regelmatig door middel van interne (apparaat-)inspecties en/of testen gecontroleerd waarbij de bevindingen schriftelijk worden vastgelegd. Deze registratie is op de inrichting aanwezig en kan te allen tijde op verzoek van controlerende ambtenaren van het bevoegd gezag worden getoond. De frequentie van het uitvoeren van interne apparaatinspecties en/of testen is schriftelijk vastgelegd. Ingevolge voorschrift 7.3.1, voor zover van belang, is ter bepaling van de veroorzaakte nadelige gevolgen voor het milieu een volledig, transparant, functionerend en gedocumenteerd meet- en registratiesysteem in werking. Dit systeem bevat onder meer ten minste de elementen emissies naar de lucht via puntbronnen, diffuse emissies, emissies door lekverliezen en registratie van weersomstandigheden. De vergunninghouder legt de beschrijving van dit meet- en registratiesysteem uiterlijk bij het van kracht worden van deze beschikking ter goedkeuring voor aan de directie Ruimte, Milieu en Water van de provincie Zeeland. 2.3.2. De Afdeling overweegt dat uit de eis dat het meet- en registratiesysteem volledig, transparant, functionerend en gedocumenteerd dient te zijn, volgt dat niet kan worden volstaan met het beperkt meten en registreren van de in voorschrift 7.3.1 genoemde factoren. Mede gelet op de aan het registratiesysteem gestelde eisen heeft het college bepaald dat de uitwerking van het systeem ter goedkeuring moet worden voorgelegd. In het kader van die beoordeling kunnen rechtsmiddelen worden aangewend. Gelet op de aan de opzet van het meet- en registratiesysteem gestelde eisen kan naar het oordeel van de Afdeling niet worden gezegd, dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze eisen toereikend zijn. Deze beroepsgrond faalt. 2.4. Het beroep is gedeeltelijk gegrond. Het bestreden besluit komt voor een gedeeltelijke vernietiging in aanmerking. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Daartoe zal de Afdeling een termijn stellen. 2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep, gedeeltelijk gegrond; II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van 16 oktober 2007, kenmerk RMW0711824/26, voor zover het vergunningvoorschrift 7.1.1 en 9.5 betreft; III. verklaart het beroep voor het overige ongegrond; IV. draagt het college van gedeputeerde staten van Zeeland op om binnen 12 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de voorgeschreven wijze bekend te maken; V. veroordeelt het college tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Compagnie de Manutention Ro-Ro B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.513,98 (zegge: vijftienhonderddertien euro en achtennegentig cent) waarvan een gedeelte groot €644,00 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Zeeland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Compagnie de Manutention Ro-Ro B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VI. gelast dat de provincie Zeeland aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Compagnie de Manutention Ro-Ro B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen w.g. Klap voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2008 315.