Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF3836

Datum uitspraak2008-10-01
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers314415 / HA RK 08-228
Statusgepubliceerd


Indicatie

Wraking afgewezen. Zelfs indien de rechter in zijn uitspraak in de strafzaak tegen een mede-verdachte de verklaringen van verzoeker heeft betiteld als ongeloofwaardig, dan valt daaraan geen zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid jegens verzoeker te ontlenen. De rechter heeft in de strafzaak tegen verzoeker alle bewijsmiddelen opnieuw te beoordelen.


Uitspraak

Beschikking RECHTBANK ROTTERDAM Meervoudige kamer voor wrakingszaken Uitspraak : 1 oktober 2008 Zaaknummer : [zaaknummer] Rekestnummer : [rekestnummer] Parketnummer : [parketnummer] Beslissing van de meervoudige kamer op het verzoek van: [naam verzoeker], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres], verzoeker, strekkende tot wraking van mr. [naam rechter], rechter in de rechtbank Rotterdam, sector strafrecht (hierna: de rechter). 1. Het procesverloop en de processtukken Ter terechtzitting van deze rechtbank van 4 september 2008 heeft de rechter als politierechter de tegen verzoeker aanhangig gemaakte strafzaak met parketnummer [parketnummer] behandeld. Bij gelegenheid van die behandeling heeft de raadsman van verzoeker de rechter gewraakt. De wrakingskamer heeft kennis genomen van het griffiedossier van vorenomschreven strafzaak, waarin zich onder meer bevindt het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting. Verzoeker, zijn raadsman mr. [naam raadsman], de officier van justitie mr. [naam officier van justitie], alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd. De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. Ter zitting van 25 september 2008, alwaar de gedane wraking is behandeld, zijn verschenen: de rechter, de raadsman van verzoeker alsmede de officier van justitie. Alle genoemde personen hebben hun standpunt meegedeeld dan wel nader toegelicht. 2. Het verzoek en het verweer daartegen 2.1 Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - : 2.1.1 Ter zitting heeft de rechter - voorafgaande aan de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker als verdachte - de strafzaak tegen de mede-verdachte [M] behandeld en daarin mondeling uitspraak gedaan. Die uitspraak hield in dat [M] door de rechter werd veroordeeld ter zake van het plegen van - kort gezegd - diefstal door twee of meer verenigde personen in een bedrijfspand. De rechter heeft zijn uitspraak inzake [M] uitvoerig gemotiveerd en hij heeft de bewijsmiddelen aangegeven waarop de veroordeling van [M] was gebaseerd. 2.1.2 In bedoelde motivering gaf de rechter aan dat hij de verklaringen van verzoeker, zoals afgelegd tegenover de politie, niet geloofwaardig vond, omdat verzoeker op enig moment heeft verklaard dat hij door zijn vriendin op het bedrijfsterrein was afgezet en vervolgens heeft verklaard dat die eerste verklaring niet juist was. In die motivering gaf de rechter voorts aan dat hij liet meewegen dat [M] al eerder op het terrein was staande gehouden onder verdachte omstandigheden en dat men het toen over Marokkanen had. Tenslotte gaf de rechter tijdens de behandeling van de zaak van [M], dan wel in zijn uitspraak in die zaak, aan dat verzoeker was voorgehouden dat er mos op zijn kleding zat, dat verzoeker daarop had verklaard dat dat mos misschien van school afkomstig was, waarop de rechter heeft gezegd: "Wat is dat voor school dan?" 2.1.3 Op grond van het vorenstaande heeft de rechter in zijn uitspraak in de strafzaak tegen de medeverdachte [M] zich dermate specifiek uitgelaten over de rol van verzoeker, alsmede over de geloofwaardigheid van de verklaringen van verzoeker, dat die uitspraak een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, zodat de rechter niet meer als onpartijdige rechter de strafzaak tegen verzoeker kan behandelen. 2.2 De rechter heeft niet in de wraking berust. De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek, met name de stelling van verzoeker dat hij de verklaringen van verzoeker ongeloofwaardig vond; volgens de rechter heeft hij daarover gezegd dat verzoeker vage verklaringen heeft afgelegd over zijn aanwezigheid op het bedrijfsterrein. Voor het overige heeft de rechter te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Hij voelt zich vrij om in de strafzaak tegen verzoeker alle aangedragen bewijsmiddelen opnieuw te wegen en acht zich daarbij niet op enigerlei wijze gebonden aan zijn uitspraak in de zaak tegen [M]. 3. De beoordeling 3.1 Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. 3.2 Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter - subjectief - niet onpartijdig was. Zulks is door verzoeker ook niet gesteld en ook overigens is voor zodanig oordeel bij het onderzoek ter zitting geen houvast gevonden. 3.3 Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde en anderszins aannemelijk geworden omstandigheden niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de - beweerdelijk - bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. 3.4 Daaromtrent overweegt de rechtbank allereerst dat niet is komen vast te staan of de rechter in zijn uitspraak in de strafzaak tegen medeverdachte [M] de verklaringen van verzoeker tegenover de politie 'ongeloofwaardig' dan wel 'onderling verschillend' of 'vaag' of nog anders heeft betiteld. 3.5 Wat van het voorgaande ook zij: zelfs indien de rechter ter zitting bij gelegenheid van zijn uitspraak in de strafzaak tegen de medeverdachte [M] de zoƫven bedoelde verklaringen van verzoeker bij de politie heeft betiteld als ongeloofwaardig, en zelfs indien de rechter in de motivering van zijn oordeel in de zaak [M] de overige door verzoeker gestelde uitingen heeft gedaan, dan nog valt aan die omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de vrees van verzoeker voor vooringenomenheid van de rechter objectief gerechtvaardigd is. Immers, bij de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker als verdachte komen - zoals ook door de rechter aangegeven - alle van de zijde van het Openbaar Ministerie aangedragen mogelijk belastende bewijsmiddelen, alsmede alle van de zijde van de verdediging aangedragen ontlastende bewijsmiddelen aan bod en kan dit alles door verzoeker en zijn raadsman van commentaar worden voorzien, waarna de rechter alle bewijs in de zaak tegen verzoeker en los van zijn oordeel in de zaak [M] heeft te beoordelen. Zulks is inherent aan de taak van de strafrechter, welke hem op grond van zijn opleiding, benoeming, ervaring en professionaliteit is toevertrouwd. Er zijn van de zijde van verzoeker geen feiten of omstandigheden gesteld en ook niet anderszins gebleken of aannemelijk geworden, op grond waarvan in dit geval aan die professionaliteit van de rechter moet worden getwijfeld. 3.6 De wraking is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen. 4. De beslissing wijst af het verzoek tot wraking van mr. [naam rechter]. Deze beslissing is gegeven op 1 oktober 2008 door mr. M.C. van der Kolk, voorzitter, mr. W.J.J. Wetzels en mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, rechters. Deze beslissing is door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.