
Jurisprudentie
BF3818
Datum uitspraak2008-09-22
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers569240 BM VERZ. 08-954 e.v.
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2008-10-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers569240 BM VERZ. 08-954 e.v.
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Ontslag van meerderjarigenbewindvoerder wegens gewichtige redenen. Na verzoek van Branchevereniging Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders na audit geen stukken of accountantsverklaring overgelegd waaruit bleek dat niet langer sprake was van een solvabiliteit onder 1 en waaruit bleek dat de administratie van de clientgelden was gevoerd conform het modeladministratievoorschrift van de BPBI. Volgt royement van het lidmaatschap. De redenen die tot het royement hebben geleid, vormen voor de kantonrechter gewichtige redenen om de bewindvoerder te ontslaan in al de 384 zaken waarin hij door de kantonrechter als bewindvoerder is benoemd.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector kanton
Locatie Nijmegen
Zaaknummer
Kenmerk PH/78/ICH BM
BESCHIKKING ONTSLAG EN BENOEMING BEWINDVOERDER
De kantonrechter geeft de volgende beschikking, ambtshalve, inzake het bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan de hierna genoemde rechthebbende.
De kantonrechter overweegt het volgende:
De in de bijlage bij deze beschikking opgenomen overwegingen gelden als hier ingelast.
Om redenen van privacybescherming zijn deze hier niet vermeld.
Dit exemplaar van de beschikking dient voor gebruik ten opzichte van derden die kennis moeten kunnen nemen van het ontslag en de benoeming van de hierna genoemde bewindvoerders.
Om de in de bijlage opgenomen overwegingen acht de kantonrechter een gewichtige reden in de zin van artikel 1:448, tweede lid, BW aanwezig, die moet leiden tot het ontslag van
X van Adviesburo Y , Postbus .. te , als bewindvoerder over het vermogen van:
< naam rhb>
In verband met de acute situatie benoemt de kantonrechter aansluitend als bewindvoerder:
A. te .
De kantonrechter overweegt dat de nieuwe bewindvoerder een periode van drie maanden krijgt om het bewind over te nemen, inzicht in de toestand van het vermogen te krijgen en – zo nodig – orde op zaken te stellen.
Nadat rechthebbende op deze wijze kennis heeft kunnen maken met de werkwijze van de nieuwe bewindvoerder, zal de kantonrechter aan rechthebbende vragen of hij/zij voorkeur heeft voor benoeming van een andere bewindvoerder, dan wel meent dat er reden is om het bewind op te heffen.
Beschikkende:
De kantonrechter,
ontslaat met ingang van 22 september 2008 als bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende: X, voornoemd;
benoemt met ingang van 22 september 2008 tot bewindvoerder: A, voornoemd;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. P.A. Huidekoper en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2008.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker(s) en door degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening ervan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroep dient te worden ingesteld door de indiening van een beroepschrift ter griffie van het gerechtshof te Arnhem, welk beroepschrift opgesteld dient te worden door een procureur (advocaat).
Bijlage:
BESCHIKKING ONTSLAG EN BENOEMING BEWINDVOERDER
BIJLAGE bij beschikking ontslag van de heer X als bewindvoerder/ benoeming van een nieuwe bewindvoerder
De procedure en de feiten
In de loop van 2007 zijn bij de kantonrechter van 23 personen wier vermogen onder bewind is gesteld (verder: rechthebbenden) klachten ontvangen over het functioneren van hun bewindvoerder, de heer X. In al deze gevallen heeft de kantonrechter de klacht voorgelegd aan de heer X en om commentaar gevraagd. In de gevallen waarin dat noodzakelijk was, is het commentaar aan de klagers voorgelegd en hebben zij reactie mogen geven.
5 klachten zijn na ontvangen reactie van de heer X zonder nader onderzoek door de kantonrechter als ongegrond afgedaan. In één geval heeft de klager na de reactie van de heer X de klacht ingetrokken. In 5 gevallen is geen reactie vernomen van de klagers op het commentaar op hun klacht van de heer X. 4 klachten zijn op dit moment nog niet afgedaan. In 3 gevallen heeft de kantonrechter de klacht ongegrond verklaard. 4 klachten zijn – al dan niet gedeeltelijk – gegrond verklaard. In één geval is het bewind opgeheven.
Het betrof hier klachten met betrekking tot het niet of niet tijdig uitvoeren van betalingen, het niet of niet tijdig doen van aanvragen ten behoeve van rechthebbenden, de schade die dat tot gevolg had en de toon van de communicatie met rechthebbenden.
Naar aanleiding van de gegrond bevonden klachten en het feit dat op dat moment in 6 klachten nog steeds geen commentaar van de heer X was ontvangen, heeft de kantonrechter op 18 december 2007 een gesprek gehad met de heer X .
Bij het gesprek waren aanwezig: de kantonrechter, mr Huidekoper, de sectorvoorzitter van de sector kanton, rechtbank Arnhem, mr Nijhuis, de griffier, de heer Van Hoof, de heer X en aan diens zijde de heer Z.
Tijdens dat gesprek heeft de kantonrechter uitgesproken dat hij een aanzienlijke verbetering verwachtte van de bedrijfsvoering van de heer X. Daartoe is afgesproken dat de heer X een verbeterplan aan de kantonrechter zou voorleggen.
Tevens heeft de kantonrechter toen medegedeeld dat hij de heer X gedurende het verbeterproces niet in nieuwe zaken als bewindvoerder zou benoemen.
Op 30 januari 2008 heeft de heer X het verbeterplan bij de kantonrechter ingediend.
Op 28 februari 2008 heeft opnieuw een gesprek plaats gevonden, waarbij aanwezig waren, de kantonrechter, de griffier mevrouw Cornelissen-Hendriks, de heer X en de heer Z. Het ingediende plan is toen met enkele aanvullingen door de kantonrechter aanvaard en afgesproken is dat de heer X per 1 april en 1 juli 2008 voortgangsberichten zou sturen over de realisatie van het verbeterplan.
Op 25 april 2008 is inderdaad een voortgangsrapport ontvangen. Dit gaf geen aanleiding om contact met de heer X op te nemen.
Toen in juli geen voortgangsrapport was ontvangen, heeft de griffier op 25 juli gerappelleerd, waarna bij brief van 31 juli 2008 het voortgangsrapport is ontvangen.
Bij brief van 11 augustus 2008 heeft de kantonrechter aan de heer X meegedeeld dat het voortgangsrapport geen aanleiding tot commentaar gaf. Daarbij hield hij een beslissing om de heer X weer in nieuwe zaken als bewindvoerder te benoemen aan totdat een afdoende reactie op nieuwe klachten was ontvangen.
Inmiddels waren sedert begin juni 2008 zes nieuwe klachten van rechthebbenden ontvangen. Een deel van deze klachten betrof de periode na 18 december 2007.
In verband daarmee heeft de kantonrechter de heer X uitgenodigd voor een gesprek op 28 augustus 2008.
Toen dit gesprek al was gepland, ontving de kantonrechter op 21 augustus het bericht dat de heer X was geroyeerd als lid van de Branchevereniging Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI). Navraag bij de vereniging leverde een reactie van de voorzitter, de heer V, per e-mail van 26 augustus 2008 op. Ter informatie is dit bericht de zelfde dag doorgezonden naar de heer X.
De heer V heeft geschreven dat het bureau van de heer X – volgens het Reglement van Kwaliteit van de BPBI is onderworpen aan een vervolgaudit in verband met de continuering van het lidmaatschap. De uiteindelijke conclusie van de audit was dat de heer X op de twee volgende punten niet voldeed aan de eisen, te weten:
* externe controle; wegens het ontbreken van een goedkeurende accountantscontrole of beoordelingsverklaring betreffende de administratie;
* financiële reserve; wegens de solvabiliteit die is berekend op 0,27.
Bij het gesprek op 28 augustus 2008 waren aanwezig de kantonrechter, griffier mevrouw Steenland, de heer X met zijn accountant de heer Ac en de heer Z.
De kantonrechter heeft aangegeven dat hij zwaar tilde aan het royement, wegens de redenen die daaraan ten grondslag lagen. De heer Ac betoogde dat er inmiddels overleg was met de secretaris van het bestuur van de BPBI en dat laatstgenoemde de bezwaren die de heer X had tegen het royement in het bestuur zou bespreken. Daarna zou het bestuur het royement opnieuw in overweging nemen.
De kantonrechter heeft aangegeven dat de uitkomst van het contact met het bestuur van de BPBI, alsmede de commentaren op de zes nieuwe klachten die – behalve in één geval – nog niet waren ontvangen, voor hem aanleiding zouden vormen om zich te beraden op de vraag of de heer X nog langer als bewindvoerder kon aanblijven.
Bij e-mailbericht van 4 september 2008 heeft de heer V op vragen van de kantonrechter bevestigd dat de secretaris van het bestuur van BPBI contact heeft gehad met een vertegenwoordiger van de heer X. Het was echter een herhaling van zetten geweest en het bestuur blijft bij het royement, aldus – zakelijk samengevat – de heer V.
In twee van de nieuwe klachtzaken was een termijn voor commentaar gegeven tot 15 augustus 2008. Toen geen commentaar was ontvangen, heeft de griffier op 20 augustus telefonisch gerappelleerd.
Bij brief van 21 augustus 2008 heeft de heer X in één geval commentaar gegeven. Ondanks het feit dat in de klachtbrief de punten waarom het ging met cijfers waren gemarkeerd, heeft de heer X de klacht in algemene termen bestreden. Hij heeft echter nagelaten om concreet, gespecificeerd en gedocumenteerd op de gemarkeerde punten in te gaan. De gegrondheid van de klacht kan daarom nu nog niet worden beoordeeld.
Beoordeling
De kantonrechter meent dat nu het tijdstip is aangebroken om een oordeel te vellen over de vraag of de heer X kan worden gehandhaafd als bewindvoerder in alle zaken waarin hij door de kantonrechter als zodanig is benoemd.
Hoewel de heer X nog geen commentaar heeft geleverd in de hem voorgelegde klachten, moet de kantonrechter toch zijn beslissing nu nemen. Dat is noodzakelijk omdat de redenen die aan het royement door de BPBI ten grondslag zijn gelegd dermate ernstig zijn, dat het niet langer verantwoord is de heer X in functie te laten. Het risico dat er iets misgaat met het beheer van de gelden van de rechthebbenden is te groot, aangezien de solvabiliteit over 2006 ver onder 1 is gezakt en geen accountantsverklaring betreffende de conformiteit van de administratie met de voorschriften is overgelegd.
De solvabiliteit over 2007 en later kan nog niet worden beoordeeld, omdat volgens mededeling van de heer X de jaarstukken over 2007 nog niet gereed zijn. Het is derhalve niet uit te sluiten dat zich plotseling een situatie voordoet (beslag of faillissement) waardoor de uitbetaling van de gelden aan de onderbewindgestelden kortere of langere tijd niet mogelijk zal zijn. Dat leidt tot een onduldbare situatie in gezinnen die per halve of hele week van leefgeld worden voorzien.
Deze omstandigheid moet worden afgewogen tegen het afbreukrisico, dat bestaat in de kans dat rechthebbenden op enig moment geen leefgeld kan worden uitbetaald om redenen die in de risicosfeer van de bewindvoerder liggen. Aangezien het grootste deel van de rechthebbenden moeten leven van bedragen van € 40 of minder die hen per week worden uitbetaald, betekent een onderbreking in de uitbetaling dat zij meteen geen geld meer hebben om zich te voeden.
De situatie dat – ten gevolge van omstandigheden in de risicosfeer van de bewindvoerder – de kans reëel is dat op enig moment geen leefgelden aan onderbewindgestelden kunnen worden uitbetaald, mag binnen het systeem van door de kantonrechter ingestelde bewinden niet voorkomen. Op geen enkel moment.
De kantonrechter heeft overwogen of de minder ver gaande schorsing van de bewindvoerder zoals voorzien in artikel 1:448, tweede lid, BW, soelaas kon bieden, maar is tot de slotsom gekomen dat dat niet het geval is.
Gegeven de onzekerheid – door het ontbreken van een accountantsverklaring omtrent de conformiteit van de gevoerde administratie met het administratievoorschrift – over de aanwezigheid van een waterdichte scheiding tussen de financiën van de onderbewindgestelden en de bewindvoerder geeft de rechtsfiguur van schorsing van de bewindvoerder onvoldoende zekerheid dat in een onverhoopt geval door schuldeisers van de bewindvoerder geen beslagen op gelden kunnen worden gelegd, die – al dan niet mede – toebehoren aan onderbewindgestelden.
Om op dat punt elke onzekerheid uit te sluiten dient de heer X op zo kort mogelijke termijn – per datum van de beschikking - te worden ontslagen.
Tenslotte heeft de kantonrechter besloten aansluitend aan het ontslag van de heer X een nieuwe bewindvoerder te benoemen zonder voorafgaand de onderbewindgestelden daarover te horen. De onderbewindgestelden hebben behoefte aan een beheerder van hun financiën. Zij zijn niet zelf in staat om op een verantwoorde manier met hun geld om te gaan. Daarom heeft de kantonrechter prioriteit gegeven aan een onmiddellijk op het ontslag aansluitende voorziening in de vorm van de benoeming van een nieuwe bewindvoerder.
Aangezien het in totaal om 384 onderbewindgestelden gaat, zou het vooraf horen zoveel tijd in beslag nemen dat de laatsten in de rij meerdere weken zonder bewindvoerder zouden blijven. Dat acht de kantonrechter niet verantwoord.
De eerste taak van de nieuwe bewindvoerder is de dossiers van de heer X over te nemen, die te inventariseren, eventuele problemen te analyseren en passende maatregelen te nemen. Daarvoor geeft de kantonrechter de nieuwe bewindvoerder drie maanden de tijd.
In die tijd zullen de onderbewindgestelden tevens kennismaken met de organisatie van een goed georganiseerd bewindvoerderskantoor.
Daarna zal de kantonrechter de onderbewindgestelden in de gelegenheid stellen om te worden gehoord over de vragen wie zij graag als bewindvoerder willen hebben en of het bewind nog noodzakelijk is..
Ondertekening bijlage :
De griffier De kantonrechter
w.g. w.g.