Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF3798

Datum uitspraak2008-09-24
Datum gepubliceerd2008-09-30
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers96552 / KG ZA 08-237
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vexatoir beslag. Nu niet ter discussie staat dat eiseres verantwoordelijk is bij onbevoegdheid van [X], de tekst in de overeenkomst op dit punt duidelijk is en de voorzieningenrechter voorlopig uitgaat van de onbevoegdheid van [X] op het moment van het sluiten van de overeenkomst, is zij naar het oordeel van de voorzieningenrechter medeverantwoordelijk en is derhalve niet gebleken van de summierlijke ondeugdelijkheid van het door MIT ingeroepen recht. Evenmin wordt eiseres op onevenredig zware wijze in haar belangen getroffen door de beslagen.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Sector Civiel zaaknummer: 96552 / KG ZA 08-237 datum vonnis: 24 september 2008 (ps) Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, verder te noemen [eiseres], advocaat: mr. J.F.M. Verheij, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Marketing en IT Projectgroep B.V., gevestigd te Bennebroek, gedaagde, verder te noemen MIT, advocaat: mr. R. Kroon. Het procesverloop [eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 16 september 2008. Ter zitting zijn verschenen: - [eiseres], vergezeld door mr. Verheij; - [Y], namens MIT, vergezeld door mr. H.A. Bosshardt, advocaat te Schiphol-Rijk. De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing Feiten 1. In deze zaak staat het navolgende vast. Op 28 augustus 2008 is door de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag: - ten laste van [eiseres], op het object met woonbestemming aan de [straat] te [plaats]; - ten laste van [eiseres] en [X], op roerende zaken aan (een van) hen toebehorend, waaronder de auto’s die zich bevinden op het terrein aan de [straat] te [plaats]; - ten laste van [eiseres] en [X] onder de ABN AMRO BANK N.V., onder de bepaling dat voor dit beslag meerdere malen gedurende 20 dagen vanaf de dag waarop dit beslag voor het eerst is gelegd gebruik mag worden gemaakt van dit verlof; - op voorwaarde dat de eis in hoofdzaak binnen 30 dagen na het leggen van het eerste beslag zal worden ingesteld. Op 28 augustus 2008 is het object aan de [straat] te [plaats] in conservatoir beslag genomen. Op 29 augustus 2008 is conservatoir beslag gelegd onder de ANM AMRO Bank en is een personenauto Opel Omega Station Wagon (kenteken [..]) in conservatoir beslag genomen. 1.1 Op 1 januari 2006 is een overeenkomst gesloten, inhoudende dat MIT voor onbepaalde tijd een lening van € 150.000,- heeft verstrekt aan Bezik, onder de verplichting voor Bezik om de rente aan MIT te vergoeden in maandelijkse termijnen van € 593,75. De vordering van [eiseres] en de onderbouwing daarvan 2. [eiseres] vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beslagen op te heffen, op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag bij weigering, onder veroordeling van MIT in de kosten van de procedure. 2.1 [eiseres] stelt daartoe dat de beslagen zijn gelegd omdat zij zich als hoofdelijke borg zou hebben verbonden aan de geldlening tussen MIT en Bezik d.d. 1 januari 2006. [eiseres] betwist dat zij zich als borg zou hebben gesteld, waarbij zij verwijst naar de bijlage bij de overeenkomst. In deze bijlage staat dat [eiseres] enkel medeverantwoordelijk is bij onbevoegdheid of overlijden van [X]. [eiseres] stelt dat er van enige onbevoegdheid of overlijden geen sprake is, zodat zij niet verantwoordelijk is. 2.2 Dat partijen bedoeld hebben dat enkel [X] en [Y] hoofdelijk aansprakelijk zijn, blijkt, aldus [eiseres], uit de notities die [Y] heeft gemaakt (productie 7), alsmede uit de aangepaste conceptovereenkomst die [Y] aan Bezik, [X] en [eiseres] heeft voorgelegd. 2.3 [eiseres] stelt dat er sprake is van een evident onjuiste vordering en dat MIT de voorzieningenrechter bij het vragen van verlof onjuist heeft geïnformeerd. Daarnaast is [eiseres] van mening dat de beslagen moeten worden opgeheven omdat dagvaarding in de bodemprocedure tegen een onnodig ver verwijderde datum is verzocht en verkregen en een dergelijk verzoek zou moeten worden gemotiveerd. Van regelingsvoorstellen van de kant van [eiseres], zoals in het verzoekschrift tot verlof staat vermeld, is geen sprake. [eiseres] wordt ten onrechte in haar financiële middelen beknot en nu MIT na meer dan 14 dagen nog geen hoofdzaak heeft ingesteld, komt het verzoek tot opheffing voor toewijzing in aanmerking. 2.4 [eiseres] stelt spoedeisend belang te hebben bij opheffing van de beslagen. [eiseres] kan niet beschikken over de banktegoeden die zij nodig heeft om te kunnen voorzien in haar levensonderhoud. Daarbij wijst zij erop dat een termijn van 30 dagen is verleend om een bodemprocedure in te stellen. [eiseres] merkt ten slotte op dat het beslag belastend is richting de hypotheeknemer. Het verweer van MIT 3. MIT stelt dat [eiseres] van 10 februari 2004 tot 1 januari 2007 bestuurder van Bezik was, dat de betreffende overeenkomst tot geldlening gedurende deze periode is gesloten en dat de overeenkomst is ondertekend door [X], in de gestelde hoedanigheid van algemeen directeur van Bezik. MIT meent dat [X] op dat moment onbevoegd was de overeenkomst aan te gaan, terwijl [eiseres] daartoe wel bevoegd was. 3.1 MIT, [Y], diens echtgenote, Bezik, [X] en [eiseres] hadden op het moment van sluiten van de overeenkomst, welke overeenkomst door [X] is opgesteld, de wil en overeenstemming dat er een overeenkomst werd gesloten tussen MIT en Bezik en dat alle natuurlijke personen het risico zouden dragen, aldus MIT. [Y] heeft op enig moment ingezien dat de overeenkomst niet duidelijk was en heeft daarom een nieuwe conceptovereenkomst opgesteld. Dat [eiseres] niet in de overeenkomst staat vermeld, maar enkel bij de plaats ter ondertekening betekent niet dat de bedoeling was dat [eiseres] niet aansprakelijk zou zijn. Overwegingen van de voorzieningenrechter 4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt een spoedeisend belang te hebben bij opheffing van de beslagen. Overigens heeft MIT het spoedeisend belang van [eiseres] ook niet betwist. De voorzieningenrechter zal zodoende overgaan tot de materiële beoordeling. 4.1 De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Aan de orde is de vraag of er sprake is van een vexatoir beslag, in het bijzonder of summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door MIT ingeroepen recht. 4.2 Of een conservatoir beslag vexatoir is dient in beginsel te worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op een van de goederen in zijn belangen wordt getroffen (HR 24 november 1995, NJ 1996, 161). Ondeugdelijkheid ingeroepen recht 4.3 De overeenkomst d.d. 1 januari 2006 is enerzijds ondertekend door [Y], in de hoedanigheid van algemeen directeur van MIT, anderzijds door [X], in de hoedanigheid van algemeen directeur van Bezik. MIT heeft onbetwist gesteld dat [eiseres] in de periode van 10 februari 2004 tot 1 januari 2007 als bestuurder ingeschreven heeft gestaan in het Handelsregister. 4.4 Krachtens artikel 2:240 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek vertegenwoordigt het bestuur de vennootschap, voor zover uit de wet niet anders voortvloeit. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende gebleken dat [X] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst geen bestuurder van Bezik was. Naast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurders kan een doorlopende bevoegdheid tot vertegenwoordiging worden toegekend aan andere personen, hetgeen kan gebeuren door een doorlopende volmacht dan wel door een statutaire bepaling (artikel 2:240 lid 4 BW). Er is niet gesteld of gebleken dat aan [X] op bovenstaande wijze vertegenwoordigingsbevoegdheid is toegekend, zodat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter [X] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tussen Bezik en MIT niet bevoegd was om Bezik te vertegenwoordigen. 4.5 In de bijlage behorend bij de overeenkomst staat: ‘[Y}, bij onbevoegdheid of overlijden mede verantwoordelijk [echtgenote] ‘[X}, bij onbevoegdheid of overlijden mede verantwoordelijk [eiseres](…)’ verklaren bij geen voldoening door besloten vennootschap Bezik Marketing & Communicatie BV persoonlijk aansprakelijk te zijn voor betreffende lening voor ieder een bedrag van € 75.000,-. 4.6 [eiseres] heeft erkend dat zij verantwoordelijk zou zijn bij onbevoegdheid van [X]. Nu dit niet ter discussie staat, de tekst in de overeenkomst op dit punt duidelijk is en de voorzieningenrechter voorlopig uitgaat van de onbevoegdheid van [X] op het moment van het sluiten van de overeenkomst, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gebleken van de summierlijke ondeugdelijkheid van het door MIT ingeroepen recht. Al het overige behoeft geen bespreking. Vexatoir beslag 4.7 [eiseres] heeft gesteld dat zij op onevenredig zware wijze in haar belangen wordt getroffen doordat zij niet meer kan beschikken over haar banktegoeden. Dat [eiseres] zich door het conservatoir derdenbeslag onder de ABN AMRO Bank in een vervelende positie bevindt is duidelijk. Zij heeft immers niet meer de beschikking over haar banktegoeden en zal derhalve moeizaam in haar levensonderhoud kunnen voorzien. Tevens heeft zij hierbij gewezen op het beslag op de woning, welk beslag belastend werkt in de richting van de hypotheeknemer. Opheffing van het beslag zou MIT ernstig in haar belangen kunnen schaden, nu de vrees bestaat dat de betreffende gelden en de (on)roerende zaak zullen worden verduisterd zodat [eiseres] geen verhaal meer biedt. 4.8 Het bovenstaande in aanmerking genomen, wordt [eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op onevenredig zware wijze in haar belangen getroffen en is er, nu ook niet van de summierlijke ondeugdelijkheid van de vordering is gebleken, geen sprake van een vexatoir beslag. Dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank MIT een termijn van 30 dagen na het leggen van het eerste beslag heeft gegeven om de eis in hoofdzaak in te stellen, leidt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter zal het verzoek tot opheffing van de beslagen zodoende afwijzen. 4.9 De voorzieningenrechter merkt ten aanzien van het conservatoir derdenbeslag onder de ABN AMRO Bank nog het volgende op. Aangezien de voorzieningenrechter bij deze rechtbank bij zijn beschikking van 28 augustus 2008 achterwege heeft gelaten om naast de termijn van 20 dagen binnen welke het eerstgelegde beslag herhaald mag worden, een maximum aantal keren dat mag worden herhaald te bepalen, dient deze beschikking aldus gelezen te worden, dat dit beslag maximaal tweemaal mag worden herhaald, waarna in een “gemotiveerd” verzoek zal moeten worden uiteengezet waarom beslag meermalen gelegd zou moeten worden. 4.10 [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De beslissing De voorzieningenrechter: I. Wijst het verzoek tot opheffing van de beslagen af. II. Veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van MIT begroot op € 816,- aan salaris van de advocaat. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. H.J. Inden, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 september 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.