Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF3770

Datum uitspraak2008-09-25
Datum gepubliceerd2008-09-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/650931-08 (Promis)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Werkstraf voor man die in een zorginstelling medebewoonster heeft verkracht. De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat de man sterk verminderd toerekeningsvatbaar is en bovendien dat hij detentieongeschikt is. Hij moet daarnaast onder toezicht van de reclassering leren hoe om te gaan met seksualiteit.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Strafrecht parketnummer: 18/650931-08 (Promis) datum uitspraak: 25 september 2008 op tegenspraak raadsman: mr. U.R. Slangenberg V O N N I S van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], wonende te [woonplaats verdachte]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 september 2008. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd: dat hij in of omstreeks de nacht van 25 op 26 april 2007 in de gemeente Bedum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], met voornoemd oogmerk -die op bed liggende/bevindende [slachtoffer] bij de keel of hals heeft vastgepakt en/of tegen/op het matras heeft (terug)geduwd/gedrukt, althans met haar heeft geworsteld of lichamelijk geweld op haar heeft uitgeoefend, en/of -met ontblote penis op voornoemde [slachtoffer] is gaan liggen en/of tussen de benen van die [slachtoffer] is gaan liggen en/of zitten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat hij in of omstreeks de nacht van 25 op 26 april 2007 in de gemeente Bedum, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit -het betasten en/of bevoelen en/of likken van de vagina en/of de schaamstreek van voornoemde [slachtoffer] en/of -het betasten en/of bevoelen van de borsten van voornoemde [slachtoffer] en/of -het liggen met ontblote penis op voornoemde [slachtoffer] en/of het zitten/liggen met ontblote penis tussen de benen van die [slachtoffer] en/of -het met ontblote penis maken van een of meer heupbewegingen op/tegen het (onder)lichaam van die [slachtoffer], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte die op bed liggende/bevindende [slachtoffer] bij de keel of hals heeft vastgepakt en/of tegen/op het matras heeft (terug)geduwd/gedrukt, althans met haar heeft geworsteld of lichamelijk geweld op haar heeft uitgeoefend, en/of met ontblote penis op voornoemde [slachtoffer] is gaan liggen en/of met ontblote penis tussen de benen van die [slachtoffer] is gaan zitten/liggen. Bewijsoverwegingen Standpunt van de officier van justitie Door de officier van justitie is aangevoerd dat er sprake is van poging tot verkrachting. Immers verdachte is bij het slachtoffer in bed gaan liggen terwijl hij niet op de hoogte was of zij dit al dan niet wilde. Hij is met een erectie tussen haar benen gaan liggen. Toen het slachtoffer probeerde de bel boven haar bed in te drukken heeft verdachte deze uit haar handen gerukt en aangeefster bij de keel gepakt. Standpunt van de verdediging De raadsman heeft aangevoerd dat er naar zijn mening geen sprake is van poging tot verkrachting, maar van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Dit aangezien nergens uit blijkt dat verdachte van plan was om bij het slachtoffer binnen te dringen. Hoewel hij hier wel tijd voor heeft gehad is hij ook niet met de vingers bij haar binnengedrongen. Uit het feit dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde een erectie had kan niet worden afgeleid dat hij van plan was haar te verkrachten. Beoordeling De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL01ML/07-052951 d.d. 9 januari 2008, opgenomen op pagina 19 en 20 van dossier nr. PL01MC/08-000627, inhoudende een weergave van het gesprek met [slachtoffer]: [slachtoffer] lag omstreeks middernacht van 25 op 26 april 2007 te slapen toen ze wakker werd omdat de toegangsdeur van haar zit/slaapkamer geopend werd en [verdachte] naast haar bed stond. [slachtoffer] zag dat [verdachte] de dekens van haar bed beetpakte en die van haar aftrok. [slachtoffer] zag en voelde dat [verdachte] met zijn hand over haar ontblote vagina wreef en haar borsten betastte. Hierop raakte [slachtoffer] in paniek en riep dat ze dit niet wilde. [slachtoffer] drukte de alarmknop in boven haar bed. [verdachte] greep haar met zijn rechterhand bij de keel en duwde haar in het matras terug. [slachtoffer] zag dat [verdachte] zijn broek en onderbroek uittrok en bovenop haar ging liggen in bed. Gelet op de heupbewegingen veronderstelde [slachtoffer] dat [verdachte] gemeenschap met haar wilde hebben. Dit lukte niet omdat [slachtoffer] teveel heen en weer bewoog. Op dat moment kwam de op deze nacht dienstdoende begeleidster [getuige] binnen en zij heeft [verdachte] de kamer uitgejaagd. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL01ML/07-052951 d.d. 29 november 2007, opgenomen op pagina 23 t/m 25 van dossier nr. PL01MC/08-000627, inhoudende de verklaring van [getuige]: In de nacht van 25 op 26 april 2007 zag ik dat [slachtoffer] mij opgepiept had. Toen ik haar kamer binnenkwam zag ik dat [verdachte] bovenop [slachtoffer] lag in haar bed. Ik zag dat [verdachte] zijn lange broek en zijn onderbroek op zijn enkels had. Toen [verdachte] uit het bed stapte zag ik dat hij een stijve piemel had. [slachtoffer] lag toen nog op bed met haar lakens en dekens aan het voeteneind en haar nachthemd tot haar middel en verder was zij bloot. Ik zag dat de pieper, die normaal boven het bed hangt, op de grond lag. De verklaring door verdachte [naam verdachte], zoals afgelegd op de terechtzitting van 11 september 2008, zakelijk weergegeven: Ik ben naar [slachtoffer] haar kamer toegegaan. Eerst stond ik naast het bed en daarna ben ik erop gegaan. Ze probeerde te bellen en omdat ik hiervan schrok heb ik haar bij de hals gegrepen. Ik wilde seks met haar. Ik had een stijve piemel. Toen [slachtoffer] op de bel drukte wist ik dat zij het niet goed vond wat ik deed. Ik heb ook de alarmbel weggegooid. Ik heb haar borsten aangeraakt en ik heb geprobeerd seks met haar te hebben. De rechtbank is van oordeel dat uit de door verdachte verrichte handelingen blijkt dat hij de intentie had het lichaam van het slachtoffer seksueel binnen te dringen. Dit wordt ook ondersteund door zijn eigen verklaring dat hij seks met [slachtoffer] wilde hebben. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij in de nacht van 25 op 26 april 2007 in de gemeente Bedum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], met voornoemd oogmerk -die op bed liggende [slachtoffer] bij de keel of hals heeft vastgepakt en tegen het matras heeft gedrukt, en -met ontblote penis op voornoemde [slachtoffer] is gaan liggen en/of tussen de benen van die [slachtoffer] is gaan liggen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. Kwalificatie Hetgeen de rechtbank bewezen acht, levert het volgende strafbare feit op: - poging tot verkrachting Strafbaarheid van verdachte Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 13 juni 2008, opgemaakt door D.T. van der Werf. De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke storing der geestvermogens in de vorm van een organo-psychosyndroom op basis van verworven hersenletsel n.a.v. een catastrofaal ongeluk op 11-jarige leeftijd. De rechtbank concludeert, overeenkomstig het advies van de psychiater, met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in sterk verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. Strafoplegging Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact. Standpunt van de verdediging Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte detentie-ongeschikt is en dat derhalve een voorwaardelijke werkstraf hier passend is. Oordeel van de rechtbank Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, alsmede de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de raadsman. Daarnaast neemt de rechtbank bij het opleggen van de straf in aanmerking het feit dat het bewezenverklaarde aan verdachte in sterk verminderde mate kan worden toegerekend. Taakstraf De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een deels onvoorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf moet worden opgelegd. Ondanks de conclusie dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar is heeft het naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk zin om hem te straffen voor het bewezen verklaarde feit. Uit de rapportage en ook uit de indruk die verdachte ter zitting heeft gemaakt is gebleken dat verdachte wel enig inzicht heeft gehad in het foutieve en normoverschrijdende karakter van zijn handelen. De rechtbank acht het voorts van belang dat duidelijk is dat, wanneer in een tehuis voor mensen met een lichamelijke en/of geestelijke handicap sprake is van normoverschrijdend gedrag als het onderhavige de bewoners van een dergelijke instelling moeten kunnen rekenen op een adequate rechtsbescherming. De rechtbank acht een minder groot aantal uren dan door de officier van justitie gevorderd passend. Daarbij heeft de rechtbank gelet op het feit dat verdachte, die op 11 jarige leeftijd als gevolg van een ernstig ongeval hersenletsel heeft opgelopen en sindsdien meervoudig gehandicapt door het leven gaat, aanmerkelijke fysieke beperkingen heeft bij het uitvoeren van een werkstraf. De rechtbank zal voorts een deel van de straf voorwaardelijk opleggen. Gebleken is namelijk dat het verdachte heeft ontbroken aan kennis en vaardigheden op het gebied van relatievorming en erotiek. Zonder gerichte opvoeding en begeleiding op dit gebied bestaat de kans dat verdachte opnieuw in problemen komt in de omgang met vrouwen. Aan de voorwaardelijke straf zal dan ook een bijzondere voorwaarde worden verbonden, inhoudende een verplicht reclasseringscontact waarbij de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering ook kunnen inhouden dat verdachte zich onder behandeling zal stellen bij de AFPN en voorts dat verdachte zich zal houden aan de adviezen en aanwijzingen van de deskundigen op met name het gebied van relatievorming en erotiek. Anders dan door de officier van justitie gevorderd zal de rechtbank de voorwaardelijke straf laten bestaan uit een voorwaardelijke werkstraf en niet uit een voorwaardelijke gevangenisstraf, nu uit de psychiatrische rapportage is gebleken dat verdachte detentieongeschikt is. Toepasselijke wettelijke voorschriften De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45 en 242 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: - verklaart het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar. - verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar. - verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. - veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot: een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 100 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht. De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland. - bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 80 uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. - bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet naleeft. Stelt als bijzondere voorwaarde: - de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde. De hiervoor bedoelde voorschriften en aanwijzingen kunnen ook inhouden dat de veroordeelde zich zal laten behandelen in de AFPN zolang de leiding van de instelling dat nodig oordeelt en tevens dat verdachte zich conformeert aan de adviezen van de deskundigen op met name het gebied van (aangepaste) relatievorming en erotiek. Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, A. van den Berg-Schoof en H.J. Bastin, in tegenwoordigheid van mr. N. Mook, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 september 2008.