Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF3716

Datum uitspraak2008-09-02
Datum gepubliceerd2008-09-30
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
ZaaknummersBK-07/00523
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroepschrift tijdig ter post bezorgd. Het Hof hecht geloof aan de stelling van belanghebbende dat het beroepschrift nog op 29 maart 2005, de laatste dag van de temrijn, ter post is bezorgd. Het beroep is ontvankelijk. De zaak wordt teruggewezen naar de rechtbank.


Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE Sector belasting Nummer BK-07/00523 Uitspraakdatum 2 september 2008 Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de achtste enkelvoudige belastingkamer op het hoger beroep van X, wonende te Z tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 25 juli 2007, nummer AWB 05/2160 IB/PVV, betreffende de aan hem door de Inspecteur, de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst P, voor het jaar 2002 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Gerechtshof van 20 augustus 2008, gehouden te Den Haag. Aldaar is A verschenen namens de Inspec-teur. Belanghebbende is niet verschenen. Hij heeft aan een medewerkster van de administra-tie van het Hof op 19 augustus 2008 telefonisch bericht in Zwitserland te verblijven en niet te zullen verschijnen en heeft daarbij om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht. Bij brief van 19 augustus 2008 is aan belanghebbende medegedeeld dat de door hem aange-voerde reden uitstel niet rechtvaardigt. Beslissing Het Gerechtshof - vernietigt de uitspraak van de rechtbank, - wijst de zaak terug naar de rechtbank, - draagt de rechtbank op opnieuw uitspraak te doen op het beroep van belanghebbende, - gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 106. Gronden 1. De uitspraak op bezwaar is gedagtekend op 11 februari 2005. Belanghebbende heeft bij geschrift gedagtekend 24 maart 2005 beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroepschrift is op 31 maart 2005 binnengekomen bij de griffie van de rechtbank. Op de enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden is een poststempel geplaatst met datum 30 maart 2005. 2. De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt zes weken. Aan de voet van de uitspraak van de Inspecteur is een juiste rechtsmiddelverwijzing opgenomen. Een beroep-schrift is tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn ter griffie is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. In het onderhavige geval eindigde de termijn voor het instellen van beroep, na verlenging van de termijn op grond van artikel 1, eerste lid, van de Algemene Termijnenwet, met dinsdag 29 maart 2005. Het beroepschrift is gelet op het vorenstaande binnen een week na afloop van de termijn ontvangen en onderzocht dient te worden of het beroepschrift binnen de termijn van zes weken, dus uiterlijk 29 maart 2005, ter post is bezorgd. 3. De datum van de ter post bezorging hoeft niet overeen te stemmen met de datum van de poststempel of de dagtekening van het beroepschrift. De omstandigheid dat de afstempe-ling door TPG Post heeft plaatsgevonden op 30 maart 2005 sluit niet uit dat het beroep-schrift niet later dan op dinsdagavond 29 maart - derhalve vóór het einde van de termijn - ter post is bezorgd. Nu in hoger beroep geen feiten en/of omstandigheden zijn komen vast te staan of aannemelijk geworden op grond waarvan de hiervoor vermelde omstandigheid van tijdige ter post bezorging kan worden uitgesloten geeft het Hof het voordeel van de twijfel aan belanghebbende en hecht geloof aan zijn stelling dat de ter post bezorging nog op 29 maart 2005 heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat belanghebbende zich niet meer kan herinneren of die ter post bezorging voor of na een buslichting door TPG is geschied acht het Hof niet van doorslaggevend belang. Vergelijk HR 17 juni 2005, nr. 40. 737, LJN: AT7649. 4. Belanghebbende kan, gelet op het vorenoverwogene, worden ontvangen in zijn beroep. De uitspraak van de rechtbank kan niet in stand blijven en door haar zal opnieuw worden beslist op het beroep. 5. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Wel dient aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht te worden vergoed. Deze uitspraak is vastgesteld door mr. J.W. Savelbergh, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema-van der Koogh. De beslissing is op 2 september 2008 in het openbaar uitge-sproken. aangetekend aan partijen verzonden: Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd. 2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: - de naam en het adres van de indiener; - de dagtekening; - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht. Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingka-mer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof de mondelinge uitspraak vervan-gen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog te verstrekken of aan te vullen. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.