
Jurisprudentie
BF3011
Datum uitspraak2008-07-22
Datum gepubliceerd2008-10-06
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersFA RK 07-6820
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-06
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersFA RK 07-6820
Statusgepubliceerd
Indicatie
Nu partijen nooit in gezinsverband hebben samengeleefd, is er geen sprake van een (gezins)inkomen, zoals bedoeld in het Tremarapport. Partijen hebben ter terechtzitting evenwel verklaard dat zij langere tijd een relatie hadden en het voornemen hadden om een gezin te vormen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om bij de vaststelling van de behoefte van de kinderen uit te gaan van een fictief gezinsinkomen. De rechtbank zal daarbij verdisconteren dat de huisvestings- en andere vaste lasten van twee afzonderlijke huishoudens relatief hoger liggen dan die van een gecombineerd huishouden.
Uitspraak
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Alimentatie
rekestnummer: FA RK 07-6820
zaaknummer: 298878
datum beschikking : 22 juli 2008
BESCHIKKING op het op 16 november 2007 ingekomen verzoek van:
[de vrouw]
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vrouw,
procureur: mr. I.C.M. van Ruiten.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
voorheen wonende te [plaats], doch thans te [woonplaats],
hierna te noemen: de man,
procureur: mr. E. Grabandt,
advocaat: mr. S.C. Dikkers te Vlaardingen.
PROCEDURE
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de brief d.d. 7 mei 2008 met bijlagen van de zijde van de vrouw;
- het faxbericht d.d. 31 mei 2008 met bijlagen van de zijde van de man.
Op 10 juni 2008 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun procureurs.
FEITEN
Uit de vrouw zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige dochter 1], geboren op [datum 1] 2006 te [woonplaats],
- [minderjarige dochter 2], geboren op [datum 1] 2006 te [woonplaats].
De vrouw is alleen belast met het ouderlijk gezag over voornoemde minderjarigen.
Partijen zijn ter terechtzitting van 3 september 2007 overeengekomen dat de man, met ingang van
1 september 2007, voorlopig een kinderbijdrage van € 131,-- per maand per kind zal betalen aan de vrouw.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 1 oktober 2007 zijn de verzoeken van de man tot vervangende toestemming voor de erkenning van de minderjarigen, alsmede tot het vaststellen van een omgangsregeling aangehouden. Voorts is de vrouw in de gelegenheid gesteld een verzoek tot het vaststellen van kinderalimentatie bij de rechtbank in te dienen.
VERZOEK, GRONDSLAG EN VERWEER
Het verzoek van de vrouw luidt - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - primair met ingang van 4 mei 2007 (het moment waarop de man de vrouw heeft toegezegd in staat en bereid te zijn kinderalimentatie te betalen), subsidiair met ingang van 3 september 2007 (het moment van de vorige mondelinge behandeling ter terechtzitting), meer subsidiair, met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, althans met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist acht, een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen vast te stellen van € 220,50 per maand per kind, althans een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht, te voldoen per de eerste van de maand.
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangevoerd dat de hoogte van de overeengekomen kinderalimentatie op onjuiste wijze is berekend. De kinderalimentatie dient te worden bepaald aan de hand van het netto-gezinsinkomen van partijen. Vervolgens dient op basis van draagkrachtberekening-en ieders aandeel in de kosten van de kinderen naar rato van draagkracht te worden bepaald, aldus de vrouw.
De man heeft verweer gevoerd en hij heeft de rechtbank verzocht het verzoek van de vrouw af te wijzen.
BEOORDELING
Behoefte van de minderjarigen
De behoefte van de minderjarigen aan een bijdrage in de kosten van hun verzorging en opvoeding staat als niet weersproken vast.
De man heeft echter de hoogte van de door de vrouw gestelde behoefte betwist. Hij heeft gesteld dat de behoefte van de minderjarigen dient te worden bepaald door de som van de netto-inkomens van partijen onder aftrek van eenmaal huisvesting en overige vaste lasten, althans onder aftrek van de kosten die een gecombineerd huishouden te boven gaan. De man meent dat de tot op heden door hem betaalde bijdrage van € 131,-- per maand per kind recht doet aan de behoefte van de minderjarigen en de verdeling van draagkracht tussen partijen.
De vrouw heeft gesteld dat de hoogte van de behoefte berekend dient te worden aan de hand van het netto-gezinsinkomen ten tijde van de relatie, en met inachtneming van de normen zoals door het Nibud vastgesteld, waarna ieders aandeel in de kosten van de minderjarigen naar rato van draagkracht dient te worden bepaald.
De rechtbank overweegt als volgt.
Nu partijen nooit in gezinsverband hebben samengeleefd, is er geen sprake van een (gezins)inkomen, zoals bedoeld in het Tremarapport. Partijen hebben ter terechtzitting evenwel verklaard dat zij langere tijd een relatie hadden en het voornemen hadden om een gezin te vormen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om bij de vaststelling van de behoefte van de kinderen uit te gaan van een fictief gezinsinkomen. De rechtbank zal daarbij verdisconteren dat de huisvestings- en andere vaste lasten van twee afzonderlijke huishoudens relatief hoger liggen dan die van een gecombineerd huishouden.
Het inkomen van de vrouw.
Voor de bepaling van het netto besteedbaar inkomen van de vrouw gaat de rechtbank uit van het onweersproken bruto inkomen van € 26.962,-- per jaar, zoals volgt uit de jaaropgaaf 2007. Rekening houdend met de werkgeversbijdrage ZVW en de voor haar geldende heffingskortingen, bepaalt de rechtbank het netto inkomen van de vrouw op € 2.010,-- per maand.
Het inkomen van de man.
Voor de bepaling van het netto besteedbaar inkomen van de man gaat de rechtbank uit van het onweersproken bruto inkomen van € 34.409,-- per jaar, zoals volgt uit de jaaropgaaf 2007. Rekening houdend met de werkgeversbijdrage ZVW en de voor hem geldende heffingskortingen, bepaalt de rechtbank het netto inkomen van de man op € 2.081,-- per maand.
Gelet op voornoemde verdiscontering van de huisvestings- en andere vaste lasten acht de rechtbank het redelijk om van een fictief netto besteedbaar inkomen van € 3.250,-- per maand uit te gaan. Dit betekent dat de kosten kinderen € 377,50 per kind per maand bedragen. Gelet op de inkomensverdeling tussen partijen is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 195,-- per kind per maand door de man dient te worden bijgedragen.
Ingangsdatum
De rechtbank acht het voorts redelijk als ingangsdatum voor de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen te hanteren de datum van indiening van het verzoekschrift, 16 november 2007, nu de man vanaf die datum rekening heeft kunnen houden met een vast te stellen bijdrage.
BESLISSING
De rechtbank:
bepaalt de door de man met ingang van 16 november 2007 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen:
- [minderjarige dochter 1], geboren op [datum 1] 2006 te [woonplaats],
- [minderjarige dochter 2], geboren op [datum 1] 2006 te [woonplaats],
op € 195,-- per maand, per kind, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Dam in tegenwoordigheid van mr. V. Nijst als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2008