Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF2085

Datum uitspraak2008-08-20
Datum gepubliceerd2008-09-25
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2186 WVG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering toekenning een financiële tegemoetkoming voor gebruik van eigen auto, aangezien blijkens aanwezige medische en andere onderzoeksbevindingen deelname aan collectief vervoer de goedkoopste adequate vervoersvoorziening is.


Uitspraak

P R O C E S - V E R B A A L van de mondelinge uitspraak op 20 augustus 2008 van de CENTRALE RAAD VAN BEROEP enkelvoudige kamer Datum: 20 augustus 2008 Aanvang: 11.30 uur Zitting heeft: M.I. ’t Hooft, lid van de enkelvoudige kamer griffier: S.R. Sharma 2e Zaak, reg.nr: 07/2186 WVG Inzake: [Naam appellant] wonende te [woonplaats], niet verschenen, (hierna: appellant) tegen het College van burgermeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verschenen bij gemachtigde mr. J.P. Homan, (hierna: het College) De rechtbank heeft geoordeeld dat het College bij het bestreden besluit van 3 mei 2006 terecht en op goede gronden heeft vastgehouden aan de weigering om appellant een financiële tegemoetkoming toe te kennen voor het gebruik van de eigen auto aangezien in zijn geval blijkens de aanwezige medische en andere onderzoeksbevindingen deelname aan het collectief vervoer de goedkoopste adequate vervoersvoorziening is. Daartoe is bij de aangevallen uitspraak met vermelding van de toepasselijke regelgeving onder meer overwogen: “Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover deze als goedkoopste adequate voorziening kan worden aangemerkt. Verweerder heeft in de verordening prioriteit verleend aan het stelsel van collectief vervoer, het AOV. Ingevolge artikel 3.2 van de verordening kan een gehandicapte voor een individuele vervoersvoorziening, zoals een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto, in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van het AOV onmogelijk maken (...) Naar het oordeel van de rechtbank is het advies van de adviserend arts B.W. Evertse van 25 april 2006 zorgvuldig tot stand gekomen. De arts heeft eiser ten tijde van de aanvraag en in bezwaar weliswaar niet persoonlijk gezien, doch in het kader van de beoordeling van de aanvraag om een gehandicaptenparkeerkaart heeft er op 12 april 2005 uitgebreid onderzoek door deze arts plaatsgevonden en is vervolgens informatie ingewonnen bij de behandelaars van eiser. Gelet op de korte periode tussen beide aanvragen, het feit dat de arts reeds over informatie van de behandelende sector beschikte en eiser dezelfde klachten had, behoefde er niet nogmaals persoonlijk onderzoek te worden verricht en nadere informatie te worden opgevraagd. Voorts ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van het advies. De arts heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van aandoeningen of beperkingen die een medische contra-indicatie vormen voor het gebruik maken van Wvg-vervoer dan wel voor verblijf/vervoer in de open buitenlucht. De rechtbank stelt vast dat de door de arts vastgestelde diagnoses en beperkingen stroken met de informatie van de behandelend sector. Eiser heeft geen nieuwe medische stukken overgelegd die aanleiding geven voor twijfel aan de zorgvuldigheid van het onderzoek van de adviserend arts.” Mede gezien de aan de adviserend arts bij zijn onderzoek ter beschikking staande gegevens, waaronder de door appellant in bezwaar ingezonden informatie van zijn acupuncturist, fysiotherapeut en huisarts, vindt de Raad in hetgeen door appellant in hoger beroep - zonder nadere medische adstructie - is aangevoerd geen aanknopingspunt om het oordeel van de rechtbank niet te volgen. De Raad onderschrijft de strekking van de in de aangevallen uitspraak opgenomen overwegingen. De Raad ziet geen aanleiding voor veroordeling in de proceskosten. De Raad beslist daarom als volgt. Bevestigt de aangevallen uitspraak. Waarvan proces-verbaal. Utrecht, 20 augustus 2008 De plv. griffier. Het lid van de enkelvoudige kamer. S.R. Sharma M.I. ’t Hooft Voor eensluidend afschrift de griffier van de Centrale Raad van Beroep.