Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF1968

Datum uitspraak2008-09-16
Datum gepubliceerd2008-09-24
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 08/32265
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vreemdelingenbewaring / onrechtmatig in de macht van de overheid gekomen
Uit het proces-verbaal van aanhouding van 5 september 2008 blijkt weliswaar dat eiser strafrechtelijk is aangehouden, maar de aanleiding daartoe kan geenszins als zodanig worden aangemerkt. Uit genoemd proces-verbaal blijkt immers tevens dat eerst tot strafrechtelijke aanhouding is overgegaan nadat eiser op perron 6 van het station was aangetroffen, al verschillende treinen had laten schieten en na door de verbalisanten te zijn aangesproken een onsamenhangend verhaal vertelde, waarop eisers persoonsgegevens werden nagetrokken en vervolgens bleek dat er ten aanzien van eiser nog drie signaleringen openstonden. De verbalisanten wisten dus niet met wie zij te maken hadden toen zij eiser aanspraken. Van strafrechtelijk optreden was derhalve nog geen sprake. Evenmin blijkt uit het proces-verbaal dat eiser werd aangesproken in het kader van de uitvoering van een algemene politietaak. In het proces-verbaal staat met zoveel woorden vermeld dat de verbalisanten “een praatje maakten” met eiser. Niet blijkt dat de openbare orde op enigerlei wijze in geding was. Nu hiermee onduidelijk is in het kader van de uitoefening van welke bevoegdheden eiser is aangesproken en vervolgens is verzocht zijn persoonsgegevens te verstrekken, moet ervan worden uitgegaan dat een en ander is gebeurd in de uitoefening van de toegekende bevoegdheden op grond van de Vw 2000. Daartoe is evenwel op grond van artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000 vereist dat sprake is feiten en omstandigheden die, naar objectieve maatstaven gemeten, een redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleveren. Daarvan was geen sprake. Het op een perron van een station verblijven, het vervolgens laten schieten van verschillende treinen en het vertellen van een onsamenhangend verhaal kunnen niet als zodanig worden aangemerkt. Voor de toepassing van de onderhavige maatregel van vreemdelingenbewaring leidt een en ander tot de conclusie dat eiser onrechtmatig in de macht van de overheid is gekomen, zodat ook de bewaring om die reden onrechtmatig moet worden geoordeeld.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch Sector bestuursrecht Zaaknummer: AWB 08/32265 Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2008 inzake [eiser], geboren op [1963], nationaliteit Colombiaanse, verblijvende te Zaandam in de penitentiaire inrichting (detentieboot), eiser, gemachtigde mr. M.F. van Immerseel, tegen de staatssecretaris van Justitie, te Den Haag, verweerder, gemachtigde drs. J.M.C. Vissers. Procesverloop Op 6 september 2008 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in bewaring gesteld. Op 6 september 2008 is namens eiser tegen zijn inbewaringstelling beroep ingesteld. Voorts is om schadevergoeding verzocht. De zaak is behandeld op de zitting van 15 september 2008, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Overwegingen 1. De rechtbank beoordeelt thans of de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van vreemdelingenbewaring in overeenstemming is met de wet en bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is. 2. Namens eiser is – kort weergegeven – aangevoerd dat de inbewaringstelling onrechtmatig is omdat niet duidelijk is op grond waarvan eiser strafrechtelijke is aangehouden. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt niet van enig strafbaar feit, noch van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. 3. Uit het proces-verbaal van aanhouding van 5 september 2008 blijkt weliswaar dat eiser strafrechtelijk is aangehouden op grond van artikel 564 van het Wetboek van Strafvordering (tenuitvoerlegging van een bevel tot vrijheidsbeneming of veroordelend vonnis of arrest), maar de aanleiding daartoe kan naar het oordeel van de rechtbank geenszins als zodanig worden aangemerkt. Uit genoemd proces-verbaal blijkt immers tevens dat eerst tot strafrechtelijke aanhouding is overgegaan nadat eiser op perron 6 van het station was aangetroffen, al verschillende treinen had laten schieten en na door de verbalisanten te zijn aangesproken een onsamenhangend verhaal vertelde, waarop eisers persoonsgegevens werden nagetrokken en vervolgens bleek dat er ten aanzien van eiser nog drie signaleringen openstonden. De verbalisanten wisten dus niet met wie zij te maken hadden toen zij eiser aanspraken. Van strafrechtelijk optreden op grond van artikel 564 was derhalve nog geen sprake. Evenmin blijkt uit het proces-verbaal dat eiser werd aangesproken in het kader van de uitvoering van een algemene politietaak. In het proces-verbaal staat met zoveel woorden vermeld dat de verbalisanten “een praatje maakten” met eiser. Niet blijkt dat de openbare orde op enigerlei wijze in geding was. Nu hiermee onduidelijk is in het kader van de uitoefening van welke bevoegdheden eiser is aangesproken en vervolgens is verzocht zijn persoonsgegevens te verstrekken, moet ervan worden uitgegaan dat een en ander is gebeurd in de uitoefening van de toegekende bevoegdheden op grond van de Vw 2000. Daartoe is evenwel op grond van artikel 50, eerste lid, van de Vw 2000 vereist dat sprake is feiten en omstandigheden die, naar objectieve maatstaven gemeten, een redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleveren. Daarvan was naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Het op een perron van een station verblijven, het vervolgens laten schieten van verschillende treinen en het vertellen van een onsamenhangend verhaal kunnen niet als zodanig worden aangemerkt. Voor de toepassing van de onderhavige maatregel van vreemdelingenbewaring leidt een en ander tot de conclusie dat eiser onrechtmatig in de macht van de overheid is gekomen, zodat de ook de bewaring om die reden onrechtmatig moet worden geoordeeld. 4. Gelet op het voorafgaande moet de bewaring van aanvang af onrechtmatig worden geacht en dient het beroep gegrond te worden verklaard. 5. Op grond van het bepaalde in artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank, indien zij de opheffing van een maatregel tot vrijheidsontneming beveelt, dan wel de vrijheidsontneming reeds voor de behandeling van het verzoek om opheffing van die maatregel wordt opgeheven, aan de vreedeling een vergoeding ten laste van de Staat toekennen. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 90 en 93 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing. 6. Uitgangspunt bij de vaststelling van de schadevergoeding vormt de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak betreffende de vergoeding van immateriële schade bij inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, die uitgaat van een schadevergoeding van € 105,00 voor elke dag die in een politiecel is doorgebracht en van € 80,00 voor elke dag die in een huis van bewaring is doorgebracht. 7. Nu de bewaring blijkens het voorgaande van aanvang af onrechtmatig is, acht de rechtbank gronden van billijkheid aanwezig om eiser schadevergoeding toe te kennen. 8. Overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank de dag waarop de bewaring is geëindigd, te weten 16 september 2008, buiten beschouwing laten bij de vaststelling van de schadevergoeding, zodat eiser over de periode van 6 september 2008 tot en met 15 september 2008 schadevergoeding toekomt. In totaal bedraagt de schadevergoeding 4 x € 105,00 en 6 x € 80,00 is € 900,00. 9. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand: • 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift; • 1 punt voor het verschijnen ter zitting; • waarde per punt € 322,00; • wegingsfactor 1. 10. Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de rechtbank. Beslissing De rechtbank, - verklaart het beroep gericht tegen de bewaring gegrond; - beveelt de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming ex artikel 59 van de Vw 2000 van eiser met ingang van 16 september 2008; - wijst het verzoek om schadevergoeding toe, ten laste van de Staat der Nederlanden, ten bedrage van € 900,00; - veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00; - wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden; - bepaalt dat het bedrag van de proceskosten moet worden voldaan aan de griffier. Aldus gedaan door mr. A.B.M. Hent als rechter in tegenwoordigheid van P. Bijen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2008. Voornoemd lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van € 900,00 (ZEGGE: NEGENHONDERD EURO) Aldus gedaan op 16 september 2008 door mr. A.B.M. Hent.