Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF1949

Datum uitspraak2008-09-18
Datum gepubliceerd2008-09-25
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3497 WSW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Behoort betrokkene tot doelgroep van Wsw? Voortdurend begeleiding nodig bij het verrichten van arbeid. Ondergrenscriteria. Mogelijkheden van begeleiding in kader AWBZ bij advisering betrekken.


Uitspraak

07/3497 WSW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 5 juni 2007, 06/710 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen (hierna: bestuur) Datum uitspraak: 18 september 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2008. Appellant is, zoals aangekondigd, niet verschenen. Het bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door R.K. Nai-Chung-Tong, werkzaam bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI). II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden. 1.1. Appellant behoorde volgens een daartoe genomen besluit van 29 oktober 2002 tot de doelgroep van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en was vanaf augustus 2002 geplaatst op de wachtlijst van DSW Stadspark te Groningen (hierna: DSW), een instelling die zich bezighoudt met de uitvoering van de Wsw. Vanaf april 2003 was appellant werkzaam bij DSW. Hij heeft zich in juli 2003 met ernstige psychische klachten ziekgemeld. Nadien heeft hij zijn werkzaamheden bij DSW niet meer hervat. Op 1 april 2004 is het dienstverband van appellant met DSW geƫindigd. 1.2. In januari 2005 heeft DSW een zogenoemde herindicatie van appellant aangevraagd. Nadat de CWI-adviseur advies had ingewonnen bij de bedrijfsarts en de psychologen M en B heeft zij aan de hand van een voorgeschreven beslistabel indicatie Wsw na weging geconcludeerd dat appellant niet (langer) behoorde tot de doelgroep van de Wsw, omdat hij niet in staat was regelmatig arbeid te verrichten, al dan niet met behulp van aanpas-singen. Bij besluit van 15 augustus 2005 heeft het bestuur overeenkomstig dit advies besloten. Tegen dat besluit heeft appellant bezwaar gemaakt. 1.3. Naar aanleiding van appellants bezwaarschrift heeft het bestuur zich gewend tot het zogeheten multidisciplinair overleg (hierna: MDO). Het MDO, bestaande uit een arts, een psycholoog en een arbeidsdeskundige, heeft zijn advies gebaseerd op de stukken, zoals die zich in het dossier van appellant bevonden. Onderdeel hiervan was de door appellant ingezonden brief van de medisch adviseur Schakel van 19 oktober 2004. Daarin is aangegeven dat de behandelend psychiater van oordeel was dat werken voor appellant gunstig zou zijn. Volgens het MDO is evenwel werken als therapeutisch instrument goed mogelijk bij een dagbesteding via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). In zijn advies heeft het MDO geconcludeerd dat appellant niet tot de doelgroep van de Wsw behoort. Met inachtneming van onder andere dit advies van het MDO heeft het bestuur het bezwaar van appellant bij het bestreden besluit van 29 maart 2006, ongegrond verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellant tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het standpunt van het bestuur onderschreven dat de onderzoeken die aan het bestreden besluit ten grondslag zijn gelegd zorgvuldig zijn en dat appellant geen gegevens heeft aangedragen die twijfel doen rijzen aan de uitkomsten van de uitgevoerde onderzoeken en de daaraan verbonden conclusies. De rechtbank was dan ook van oordeel dat het bestuur die adviezen heeft mogen volgen. 3. Appellant heeft, evenals in bezwaar en beroep, in hoger beroep ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij wel tot de doelgroep van de Wsw behoort, gewezen op het oordeel van de behandelend psychiater dat werken een therapeutische werking voor appellant heeft. Dit oordeel impliceert volgens appellant dat hij in staat moet worden geacht om arbeid met begeleiding te verrichten. 4. De Raad overweegt als volgt. 4.1. De opvatting van het bestuur zoals die blijkt uit de gedingstukken en ter zitting nader is toegelicht, komt erop neer dat appellant niet tot de doelgroep van de Wsw behoort omdat hij voortdurend begeleiding nodig heeft bij het verrichten van arbeid. De tijd die nodig is voor persoonlijke begeleiding is meer dan 15% van de te werken arbeidstijd, zodat appellant niet aan de zogeheten ondergrenscriteria van de Wsw voldoet. 4.2. De Raad kan dit standpunt van het bestuur niet onjuist achten. Van de zijde van appellant zijn ook in hoger beroep geen gegevens aangedragen die aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van de onderzoeksresultaten van de psycholoog B en de daaraan door het bestuur in navolging van het MDO verbonden conclusies. Het enkele feit dat de behandelend psychiater in 2004 heeft laten weten dat het verrichten van arbeid een gunstig effect zou hebben op de gezondheidstoestand van appellant, betekent naar het oordeel van de Raad niet dat appellant in staat moet worden geacht regelmatig arbeid in Wsw-verband te verrichten en daarom wel tot de doelgroep van de Wsw behoort. Dit geldt temeer nu deze psychiater de bedrijfsarts in 2005 heeft laten weten dat het onzeker is of verbetering te verwachten is in de gezondheidstoestand van appellant die op dat moment arbeidsongeschikt was. Het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken schrijft ook voor dat voor die personen die niet aan de ondergrenscriteria van de Wsw voldoen, de mogelijkheden van ondersteunende en activerende begeleiding in het kader van de AWBZ in de advisering dienen te worden betrokken. 5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 6. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en K. Zeilemaker en J.Th. Wolleswinkel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 18 september 2008. (get.) H.A.A.G. Vermeulen. (get.) M.B. de Gooijer. HD