
Jurisprudentie
BF1780
Datum uitspraak2008-09-11
Datum gepubliceerd2008-09-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607243-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-09-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.607243-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
bolletjeszaak
psychische overmacht
strafmaatmotivering
Uitspraak
RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer : 07.607243-08
Uitspraak : 11 september 2008
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
[geboortedatum],
[woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.
De officier van justitie, mr. S. Ouchan, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging)
BEWIJS
Door de verdediging is betoogd dat slechts voorwaardelijk opzet bewezen kan worden verklaard, aangezien verdachte niet wist dat hij cocaïne smokkelde.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Het is een feit van algemene bekendheid dat wanneer je in Suriname bolletjes slikt, met de bedoeling de zich in die bolletjes bevindende stof onopgemerkt over de grens te brengen, het daarbij gaat om drugs. De rechtbank is mitsdien van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
(volgt bewezenverklaring; zie aangehechte kopie dagvaarding)
Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
Door de verdediging is betoogd dat verdachte niet strafbaar is en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake is geweest van psychische overmacht. Daartoe is aangevoerd dat verdachte geld had geleend van zijn neef en dat zijn neef dit geld op zijn beurt weer had geleend van een zekere [betrokkene]. Verdachte is tijdens zijn verblijf in Suriname onder druk gezet; zijn neef en de twee dochters van zijn neef werden bedreigd door deze [betrokkene].
De rechtbank verwerpt dit verweer. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit onder invloed verkeerde van een zodanige drang dat hij niet anders kon of behoefde te handelen dan hij toen heeft gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte steeds volledig in staat geweest zichzelf in zijn gedragingen te sturen en moet hij hebben ingezien dat deze gedragingen volstrekt ongeoorloofd waren. Bovendien verklaart verdachte over het bovenstaande eerst bij de behandeling ter terechtzitting. Bij de politie heeft verdachte ter zake niets willen verklaren.
Het feit en de verdachte zijn strafbaar, nu ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Door de verdediging is verzocht een werkstraf gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank acht een werkstraf, mede gelet op de grote hoeveelheid cocaïne die door verdachte is gesmokkeld, niet op zijn plaats. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat cocaïne grote gevaren oplevert voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Daarnaast gaat de verspreiding en handel in cocaïne veelal gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder door de gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun gebruik van deze drugs.
Door de verdediging is verzocht bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat naar het oordeel van de verdediging slechts voorwaardelijk opzet bewezen kan worden verklaard. De rechtbank zal hiermee geen rekening houden, aangezien zij, zoals reeds overwogen, van oordeel is dat opzet bewezen kan worden verklaard.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 5 augustus 2008.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. G. Blomsma, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en R.M. Berendsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 september 2008.