Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF1755

Datum uitspraak2008-09-12
Datum gepubliceerd2008-09-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
ZaaknummersAWB 08/334
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar al dan niet terecht afgewezen door verweerder.


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer Registratienummer: Awb 08/334 Uitspraak in het geding tussen: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. W.J. Dammingh en de korpsbeheerder van de politieregio Flevoland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 23 maart 2007 heeft verweerder eiser per 1 april 2007 de straf van ontslag opgelegd. Verweerder heeft subsidiair overwogen dat voor zover het strafontslag in rechte geen stand zal houden, eiser eervol ontslag zal worden verleend wegens het niet voldoen aan de eisen van geschiktheid. Tegen dit besluit is namens eiser op 21 mei 2007 een bezwaarschrift ingediend. Op 2 november 2007 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, alwaar eiser met zijn toenmalige gemachtigde is verschenen. Bij het bestreden besluit van 14 januari 2008 heeft verweerder het bezwaar, overeenkomstig het advies van de Bezwaarschriftencommissie politie Flevoland van 22 november 2007, voor wat betreft het strafontslag gegrond verklaard en voor wat betreft het ontslag wegens ongeschiktheid ongegrond verklaard. Daarbij is het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar afgewezen. Op 25 februari 2008 is tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingezonden. Het beroep is ter zitting van 3 september 2008 behandeld. Partijen zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. 2. Overwegingen Partijen zijn uitsluitend verdeeld over de vraag of verweerder het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar terecht heeft afgewezen. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan vergoed, voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. In het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het verzoek van eiser om vergoeding van de proceskosten in bezwaar afgewezen op de grond dat het bezwaar ongegrond is verklaard voor zover het was gericht tegen het bij besluit van 23 maart 2007 verleende ontslag wegens ongeschiktheid. Volgens verweerder is in het onderhavige geval geen sprake van een herroeping van het primaire besluit wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid, aangezien zowel het strafontslag als het ontslag wegens ongeschiktheid in het besluit van 23 maart 2007 waren opgenomen. De rechtbank overweegt dat van herroepen in de zin van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb, sprake is indien naar aanleiding van de heroverweging waartoe artikel 7:11 van de Awb verplicht, het primaire besluit wordt gewijzigd wat betreft het daarbij beoogde of geweigerde rechtsgevolg. In het onderhavige geval heeft verweerder eiser bij het primaire besluit strafontslag verleend. Het primaire besluit strekt derhalve naar het oordeel van de rechtbank niet verder dan het verlenen van strafontslag. Dat verweerder in het primaire besluit tevens en subsidiair heeft overwogen eiser ongeschiktheidontslag te zullen verlenen in het geval dat de primaire ontslaggrondslag niet in stand zal blijven doet daar niet aan af. Bij het besluit op bezwaar heeft verweerder zijn besluit van 23 maart 2007 herroepen en eerst bij dat besluit aan eiser ontslag verleend wegens het niet voldoen aan de eisen van geschiktheid. Daarbij is tevens besloten dat aan eiser, overeenkomstig artikel 89, vijfde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie een bedrag gelijk aan zijn laatstgenoten bezoldiging over een periode van drie maanden, zal worden uitbetaald. Aldus is het rechtsgevolg naar aanleiding van het bezwaarschrift gewijzigd. Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat het primaire besluit van 23 maart 2007 bij het besluit van 14 januari 2008 is herroepen wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. Aangezien aan de overige voorwaarden voor toepassing van artikel 7:15 van de Awb is voldaan, heeft verweerder ten onrechte geweigerd om eiser op zijn verzoek een vergoeding van de proceskosten in bezwaar toe te kennen. Nu met inachtneming van deze uitspraak rechtens nog maar één uitspraak mogelijk is, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak voorzien en bepalen dat verweerder aan eiser, overeenkomstig het bepaalde in het Bpb, een vergoeding van de door eiser gemaakte proceskosten in bezwaar toekent ten bedrage van € 644,-- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting x € 322,-- x wegingsfactor 1). De rechtbank acht verder termen aanwezig om verweerder op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van dit beroep. Met inachtneming van het Bpb begroot de rechtbank deze kosten op € 322,-- . 3. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het besluit van verweerder van 14 januari 2008, voor zover daarin is afgewezen het verzoek van eiser om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten; - kent aan eiser een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in de bezwaar-procedure ter grootte van € 644,-- toe, te betalen door de politieregio Flevoland; - bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit; - veroordeelt verweerder in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 322,--, te betalen door de politieregio Flevoland; - bepaalt dat de politieregio Flevoland aan eiser het door hem betaalde griffierecht van in totaal € 143,-- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Willemse als griffier, op Afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.