Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF1409

Datum uitspraak2008-09-19
Datum gepubliceerd2008-09-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/757705-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade, mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving, verboden wapenbezit en bedreiging. Hij verdacht zijn (ex-)vriendin van vreemdgaan met een (achter)neef van haar. Hij heeft het meisje tegen haar wil in mee in zijn auto genomen, via haar mobiel de naam van de (achter)neef achterhaald en een ontmoeting met hem geregeld bij een benzinestation. Onderweg heeft verdachte een aantal vrienden gebeld en hen gezegd eveneens naar die plek te komen. Daar aangekomen heeft hij zijn (ex-)vriendin meermalen geslagen, geschopt, bij haar keel gepakt en aan haar haren getrokken. Daarna heeft verdachte samen met drie van zijn vrienden de (achter)neef in elkaar geslagen en geschopt. Ten slotte heeft verdachte een gas-/alarmpistool uit zijn auto gepakt, dit wapen op dit slachtoffer gericht en er meerdere schoten mee gelost. Zie ook LJN: BF1412 (medeverdachte A.), BF1413 (medeverdachte P.), BF1414 (medeverdachte B.) en BF1642 (medeverdachte M.)


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09/757705-08 's-Gravenhage, 19 september 2008 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte D.], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, adres: [adres]. thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden P.C.S. Unit 2" te ‘s-Gravenhage. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 september 2008. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J.W.F. Deen, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd. De officier van justitie mr. I.J.E.H.C. Degeling heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief en 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt behandeling bij De Waag. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.260,99, subsidiair 41 dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [O.]. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 7, 12, 13, 17, 23 en 24 genummerde voorwerpen, alsmede het onder A genoemde voorwerp, zullen worden verbeurdverklaard en dat het onder 22 genummerde voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer. De tenlastelegging. Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. Vrijspraak. De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. De officier van justitie heeft feit 1 gekwalificeerd als het medeplegen van een poging tot moord. De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde kwalificatie te zwaar is. Hoewel in beginsel een klap of schop tegen het hoofd van iemand onder omstandigheden tot deze kwalificatie kan leiden, wordt daarmee naar het oordeel van de rechtbank mogelijk in dit geval geen recht gedaan aan hetgeen is voorgevallen. Niet duidelijk is geworden waar het slachtoffer is geschopt dan wel geslagen en met welke kracht. De medische informatie wijst er in ieder geval niet op dat het slachtoffer tegen zijn hoofd is geschopt dan wel geslagen. Het gevecht heeft zeer kort geduurd en het slachtoffer heeft daarbij slechts geringe verwondingen opgelopen. Reeds daarom dient eveneens vrijspraak te volgen voor voor de impliciet telastgelegde poging doodslag. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief en 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B. Overwegingen ten aanzien van het bewijs De raadsman stelt zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt dat er geen sprake is van een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade. Er is niet gebleken van rustig beraad en kalm overleg daar verdachte woedend was. Het bellen van de mededaders kan niet worden gezien als een begin van uitvoering en de uiteindelijke vechtpartij geeft geen aanleiding te veronderstellen dat het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [O.] de bedoeling is geweest. Bovendien ontbreekt het voorwaardelijk opzet. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman naar voren gebracht dat niet alleen uit het gedrag van [C.] voor het incident, maar zeker ook uit haar gedrag daarna (zij bezoekt de verdachte tijdens zijn detentie) valt af te leiden dat van een echte vrijheidsbeneming in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht geen sprake is geweest. De raadsman verzoekt derhalve vrijspraak van feit 1 primair en subsidiair en van feit 2. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Uit de verschillende verklaringen in het dossier is gebleken dat verdachte zelf contact gezocht heeft met het slachtoffer en hem gezegd heeft naar het benzinestation te komen, hetgeen hij later nog eens heeft gecontroleerd. Verdachte heeft vervolgens minimaal drie vrienden gebeld en hen gezegd eveneens naar het desbetreffende benzinestation te komen. Verdachte was op dat moment weliswaar woedend, maar deze gemoedstoestand stond er niet aan in de weg dat hij de wijze van ontmoeten met het slachtoffer tevoren heeft gepland. Daarnaast heeft verdachte op de afgesproken plaats geruime tijd moeten wachten op de komst van het slachtoffer zodat hij voldoende tijd heeft gehad tot bezinning te komen. Naar oordeel van de rechtbank is dan ook, anders dan de raadsman van verdachte heeft aangevoerd, sprake van voorbedachte raad. Tijdens het gevecht dat vervolgens heeft plaatsgevonden, werd het slachtoffer door verdachte en zijn vrienden geslagen en geschopt, ook nadat hij op de grond gevallen was. Hierbij werd niet opgelet waar ze hem raakten. Het slachtoffer heeft hierbij weliswaar geen zwaar lichamelijk letsel opgelopen, maar dit is geenszins te danken aan verdachte en zijn mededaders. Verdachte en zijn vrienden hebben zich hiermee willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer zouden veroorzaken. Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman. De rechtbank verwerpt eveneens het door de raadsman gevoerde verweer ten aanzien van de vrijheidsberoving. Uit de aangifte van het slachtoffer [C.] en uit de verklaring van verdachte zelf blijkt dat hij de mobiele telefoon van het slachtoffer heeft afgepakt. Verder heeft hij haar meegetrokken naar zijn auto en haar in die auto geduwd. Op een gegeven moment heeft hij het portier op slot gedaan, zodat het voor het slachtoffer niet mogelijk was de auto te verlaten. Ten slotte is verdachte met het slachtoffer naar het benzinestation gereden. De rechtbank is van oordeel dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving hiermee wettig en overtuigend bewezen is. Dat het slachtoffer weer contact heeft met verdachte en gelooft dat hij spijt heeft van hetgeen is gebeurd, doet daar niet aan af. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal ernstige feiten, te weten een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade, mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving, verboden wapenbezit en bedreiging. Hij verdacht zijn (ex-)vriendin van vreemdgaan met een (achter)neef van haar en is zich te buiten gegaan aan woede. Hij sprak met het meisje af, wilde per sé met haar praten en trok haar, toen zij hier niet vrijwillig mee instemde, uiteindelijk tegen haar wil in mee naar en in zijn auto. Vervolgens heeft hij via de mobiel van deze (ex-)vriendin de naam van de desbetreffende (achter)neef achterhaald en een ontmoeting met hem geregeld bij een benzinestation. Terwijl hij onderweg was naar de afgesproken plek, heeft verdachte een aantal vrienden gebeld en hen gezegd eveneens naar die plek te komen. Eenmaal daar aangekomen heeft hij zijn (ex-)vriendin meermalen geslagen, geschopt, haar bij haar keel gepakt en haar aan haar haren getrokken. Na voornoemde mishandeling heeft verdachte samen met drie van zijn vrienden het slachtoffer [O.] in elkaar geslagen en geschopt. Ten slotte heeft verdachte een gas-/alarmpistool uit zijn auto gepakt, heeft hij dit wapen op [O.] gericht en er meerdere schoten mee gelost. Ernstige feiten als deze versterken gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. Dergelijke feiten zijn ingrijpend, hetgeen eveneens geldt voor de mensen die hier ongewild getuige van zijn geweest. Uit de verklaring van slachtoffer [O.] komt duidelijk naar voren dat het hele gebeuren veel impact op hem heeft gehad. Hij heeft paniek ervaren en doodsangst uitgestaan. Na het voorval voelt hij zich onveilig als hij alleen is, hij voelt zich angstig, onrustig en onzeker. Het slachtoffer is een ander mens geworden. Bovendien heeft hij zich als gevolg van het voorval enkele weken ziek moeten melden. De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de psycholoog d.d. 25 augustus 2008 en van het voorlichtingsrapport van de reclassering d.d. 1 september 2008. Verdachte heeft aangegeven spijt te hebben van zijn gedrag, maar bagatelliseerde wel de omvang van het hem telastgelegde. De reclassering komt met de psycholoog tot de conclusie dat verdachte zich vooral gekrenkt gevoeld heeft en vanuit deze gekrenktheid en bijkomende jaloezie gehandeld heeft, waarbij sprake is geweest van een verminderde impulsbeheersing. In het reclasseringsrapport wordt de kans op recidive bij verdachte laag geschat. De psycholoog spreekt echter van factoren gelegen in de persoonlijkheid van de verdachte en eerder toegepast fysiek geweld binnen de relatie die de kans op een recidief vergroten. Om dit risico te beperken adviseert de psycholoog de straf gedeeltelijk voorwaardelijk op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringsbegeleiding en een behandeling bij De Waag. Ook de reclassering adviseert de rechtbank om, indien verdachte schuldig wordt geacht, hem naast een onvoorwaardelijke straf, een hoog deel voorwaardelijke straf op te leggen met de voorwaarde van een verplicht reclasseringstoezicht. De reclassering acht het van belang dat een behandeling bij De Waag deel uitmaakt van het toezicht. Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 mei 2008. Blijkens dit uittreksel is verdachte niet eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat na te melden straf passend en geboden is. De vordering van de benadeelde partij. [O.], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.260,99. De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post vernielde kleding, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten reiskosten, ziektekosten en verlies aan arbeidsvermogen, van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit deel van de vordering is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. Ter zake van de gevorderde immateriële schade, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, zal de rechtbank naar billijkheid en met inachtneming van de hoogte van de bedragen die in vergelijkbare gevallen in de jurisprudentie worden toegekend een bedrag van € 500,-- toewijzen. De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.148,49. Met bepaling dat indien en voor zover verdachtes mededaders [B.], [A.] en [P.] voormeld bedrag hebben betaald, veroordeelde van betaling zal zijn bevrijd. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, te rekenen vanaf 27 mei 2008 nu vast is komen te staan dat de schade op die dag is ontstaan. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering in zoverre niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. Schadevergoedingsmaatregel. Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 subsidiair en 4 tweede cumulatief bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot €1.148,49, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 mei 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [O.]. Inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 22 genummerde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp de onder 4 eerste en tweede cumulatief bewezenverklaarde feiten zijn begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 12, 13, 17, 23 en 24 genummerde voorwerpen en van het onder A genoemde voorwerp. Dit geldt eveneens voor de op de beslaglijst onder 7 vermelde Viagrapillen, nu een wettelijke grondslag ontbreekt om deze verbeurd te verklaren of te onttrekken aan het verkeer. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 282, 285, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht; - 26, 55 van de Wet wapens en munitie. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 eerste cumulatief/ en 4 tweede cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: ten aanzien van feit 1 subsidiair medeplegen poging zware mishandeling met voorbedachten rade ten aanzien van feit 2 opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven ten aanzien van feit 3 mishandeling ten aanzien van feit 4 eerste cumulatief handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie ten aanzien van feit 4 tweede cumulatief bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; in verzekering gesteld op: 28 mei 2008, in voorlopige hechtenis gesteld op: 30 mei 2008, bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt behandeling bij De Waag; wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [O.], een bedrag van € 1148,49, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 mei 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan; bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag; bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat hij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1148,49, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 27 mei 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [O.]; bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 22 dagen. bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen; veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken; verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 22 genummerde voorwerp, te weten: een zwart pistool, Walther P99; gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst onder A genoemde voorwerp en de onder 7, 12, 13, 17, 23 en 24 genummerde voorwerpen, te weten een auto BMW X5, kenteken [kenteken], 160 Viagrapillen, een kentekenbewijs ([kenteken]) deel 1a, deel 1b en deel 2 en een vrijwaringsbewijs. Dit vonnis is gewezen door mrs. Quadekker, voorzitter, Jacobs en Bastein, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Den Braber, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2008. Mr. Jacobs is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.