Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF0855

Datum uitspraak2008-09-17
Datum gepubliceerd2008-09-18
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers87172 / FA RK 08786
Statusgepubliceerd


Indicatie

Art. 1:253a BW; verzoek wijziging hoofdverblijfplaats; keuze kind niet doorslaggevend .


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Sector civielrecht Zaaknummer: 87172 / FA RK 08-786 Beschikking van 17 september 2008 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden in de zaak van: [de vader], wonende te [woonplaats], [adres], hierna te noemen [de vader], procureur: mr. O.J.H.M. van Eijndhoven, advocaat: mr. W.H. Bernard; tegen: [de moeder], wonende te [woonplaats], [adres], hierna te noemen [de moeder], procureur: mr. L. Muris. Als belanghebbende merkt de rechtbank tevens aan: 1. [kind 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], 2. [kind 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]. [de vader] en [de moeder] hierna ook te noemen respectievelijk de vader, de moeder en tezamen de ouders. 1. Het ontstaan en verloop van de procedure 1.1. [de vader] heeft op 6 juni 2008 bij de rechtbank een verzoekschrift ingediend en verzocht de beschikking van de rechtbank te Roermond van 1 februari 2001 te wijzigen en te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [kind 1] en [kind 2] met ingang van 1 augustus 2008 bij hem is. De rechtbank verwijst naar de inhoud van het verzoekschrift. 1.2. Op 28 augustus 2008 heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren plaatsgevonden. De griffier heeft van de inhoud daarvan aantekening gehouden. Bij deze behandeling zijn verschenen: - de ouders, bijgestaan door hun advocaten; - een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming te Roermond. 1.3. Ter terechtzitting heeft [de moeder] een verweerschrift ingediend. Zij heeft verzocht het verzoek van [de vader] af te wijzen dan wel ongegrond te verklaren. 1.4. Op 2 september 2008 zijn de minderjarige kinderen, die ouder zijn dan twaalf jaar, afzonderlijk door de kinderrechter gehoord. 2. De vaststellingen en overwegingen 2.1. Uit het huwelijk van de ouders zijn [kind 1] en [kind 2] geboren. Bij beschikking van de rechtbank van 1 februari 2001 is de echtscheiding uitgesproken, die op 7 mei 2001 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij deze beschikking is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bepaald bij moeder en is een omgangsregeling met vader bepaald. 2.2. De vader heeft gesteld dat [kind 1] en [kind 2] herhaaldelijk te kennen hebben gegeven dat zij liever bij hem willen wonen. Het oudste kind [kind 1] heeft een duidelijke eigen mening. [kind 1] geeft al twee jaar aan dat hij bij vader wil wonen. Het jongste kind [kind 2] is jong voor zijn leeftijd en twijfelt erg. [kind 2] kijkt erg tegen zijn oudere broer op. De kinderen hebben onafhankelijk van elkaar hun mening op papier gezet. De kinderen voelen zich op hun gemak in het gezin van de vader, bestaande uit zijn echtgenote en haar tweelingdochters van 15 jaar. Vader is in de voormalige echtelijke woning blijven wonen. [kind 1] was 6 jaar toen partijen uit elkaar gingen. In eerste instantie heeft moeder op het schriftelijk voorstel van vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats gedreigd de kinderen onmiddellijk op straat te zetten. Vervolgens wil moeder geen medewerking verlenen aan het verhuizen van de kinderen. Vader is bereid om een goede omgangsregeling met moeder af te spreken en tevens te bezien of moeder een kinderbijdrage kan betalen. Vader wil graag dat moeder op korte termijn meewerkt. De scholen zijn nog niet begonnen. Vader wil de kinderen snel kunnen inschrijven op een nieuwe school. Vader is leraar basisonderwijs en heeft erop gewezen dat hij weet hoe hij met kinderen moet omgaan. Bij moeder thuis leeft iedereen langs elkaar heen. Bij vader thuis is wel een gezinsleven. Bij vader thuis wordt gezamenlijk gegeten en om 20.00 uur ’s avonds gezamenlijk thee gedronken. 2.3. Blijkens het verweer van moeder is het uiteengaan van de ouders destijds problematisch verlopen. Ook nadien hebben zich, aldus moeder, de nodige problemen voorgedaan door het eigenzinnig optreden van vader. Vader communiceert niet met moeder. Toen [kind 1] 12 jaar werd heeft vader, zonder voorafgaand overleg met moeder, de omgang tot de helft teruggebracht naar één keer per vier weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur. Vader bepaalt wanneer hij de kinderen komt halen. De kinderen mogen geen contact hebben met moeder als ze drie weken in de vakantie bij vader zijn. De kinderen hebben tegen moeder gezegd dat zij de schriftelijke verklaringen hebben opgesteld omdat ze dat van vader moesten. Door de kinderen voor een keuze te stellen brengt vader de kinderen in een loyaliteitsconflict. De keuze waar te wonen kan niet aan de kinderen worden gelaten. De kinderen willen inderdaad best bij vader wonen, maar ze willen ook bij moeder wonen. Moeder vindt het niet in het belang van de kinderen dat ze nu verhuizen naar [woonplaats vader]. Moeder is van mening dat de kinderen eerst hun huidige middelbare school moeten afmaken alvorens er ingrijpende beslissingen worden genomen. Vader heeft niet duidelijk gemaakt waarom de kinderen volgens vader bij hem willen wonen. Ook hetgeen de kinderen in hun verklaringen naar voren brengen geeft onvoldoende aanleiding tot wijziging van hoofdverblijf. 2.4. Gelet op het bepaalde in artikel 1: 253a van het Burgerlijk Wetboek heeft de rechtbank op het onderhavige verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf een zodanige beslissing te nemen die haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. 2.5 De rechtbank stelt vooreerst vast dat een vergelijk tussen de ouders niet mogelijk is gebleken. 2.6 Gelet op de voorhanden gedingstukken en de gehouden verhoren oordeelt de rechtbank dat het haar in het belang van de kinderen het meest wenselijk voorkomt dat de huidige feitelijke situatie gehandhaafd blijft. De kinderen zijn nu in de leeftijd van 14 en 13 jaar oud. De moeder heeft tijdens het huwelijk en ook nadien steeds de verzorging voor haar rekening genomen. Sedert 2002 woont moeder met [kind 1] en [kind 2] en hun jongere broertje [kind 3] in een nieuw samengesteld gezin. Moeder heeft haar werktijden afgestemd op de schooltijden van de kinderen. Moeder is niet afhankelijk van opvang door derden. Er is geen enkele reden te twijfelen aan de verzorgings- en opvoedingskwaliteiten van moeder. Ook is de rechtbank niet gebleken van contra-indicaties aan de zijde van de kinderen voor een voortgezet verblijf bij moeder. Er zijn geen zorgsignalen met betrekking tot de kinderen. Gesteld kan worden dat het goed gaat met de kinderen bij moeder en dat moeder ruimhartig openstaat voor contact tussen vader en de kinderen. Weliswaar heeft [kind 1] tegenover de kinderrechter zijn wens kenbaar gemaakt bij vader te willen gaan wonen en heeft [kind 2] gesteld dit tijdelijk te wensen bij wijze van ‘proef’. Echter de argumenten die de kinderen in hun verklaringen en tijdens het horen aanhalen kunnen een overgang van moeder naar vader niet rechtvaardigen. Het gaat niet aan deze kinderen uit een voor hen veilige en vertrouwde plek weg te halen, te minder daar de verstandhouding tussen de ouders zeer slecht is en het verblijf van de kinderen (in het gezin) bij vader in het kader van de omgang de laatste jaren zowel qua frequentie als omvang uiterst beperkt is geweest. De rechtbank is er zich van bewust dat deze beslissing tegen de wens van met name [kind 1] ingaat. De rechtbank is evenwel van oordeel dat het belang van [kind 1] niet het meest gediend is met het volgen van zijn keuze zoals blijkt uit het hiervoor overwogene. Mitsdien wordt beslist als volgt. 3. De beslissing De rechtbank: 3.1. wijst af het verzoek tot wijziging van het hoofdverblijf . Deze beschikking is gegeven door mr. P.C.G. Brants en ter openbare terechtzitting van 17 september 2008 uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier. ET Tegen deze uitspraak kan beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze uitspraak is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de uitspraak hun op andere wijze bekend is geworden.