Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF0765

Datum uitspraak2008-09-09
Datum gepubliceerd2008-09-15
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers107.002.077/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

De hiervoor bewezen geachte overlast die [appellanten] veroorzaken, levert naar het oordeel van het hof een toerekenbare tekortkoming hunnerzijds op die voldoende ernstig is om de ontbinding van de huurovereenkomst zoals deze in eerste aanleg in gevorderd te rechtvaardigen. Het hof zal dan ook de huurovereenkomst alsnog per heden ontbinden en [appellanten] veroordelen om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit arrest te ontruimen. Het hof oordeelt geen grond aanwezig om ook de mede gevorderde machtiging op Mercatus om de ontruiming zonodig zelf, met inroeping van de sterke arm, uit te doen voeren, toe te wijzen, nu deze niet op de wet berust. Artikel 556 lid 1 Rv schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Onverenigbaar met die regel is dat de rechter niettemin de verhuurder zou machtigen om zelf de ontruiming te bewerkstelligen; in zoverre derogeert artikel 556 lid 1 Rv bij ontruimingsbeslissingen aan artikel 3:299 BW. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.


Uitspraak

Arrest d.d. 9 september 2008 Zaaknummer 107.002.077/01 HET GERECHTSHOF TE ARNHEM Nevenzittingsplaats Leeuwarden Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: 1. [appellante 1], wonende te [woonplaats appellante 1], toevoeging, hierna te noemen: [appellante 1], 2. [appellant 2] , wonende te [woonplaats appellant 2], hierna te noemen: [appellant 2], appellanten in het principaal en geïntimeerden in het incidenteel appel, in eerste aanleg: gedaagden, hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten], advocaat: mr. H. van Ravenhorst, tegen De vereniging Mercatus, gevestigd te Emmeloord, geïntimeerde in het principaal en appellante in het incidenteel appel, in eerste aanleg: eiseres, hierna te noemen: Mercatus, advocaat: mr. P.M. Wilmink. Het geding in eerste instantie In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 25 juli 2007 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton, locatie Lelystad, verder aan te duiden als de kantonrechter. Het geding in hoger beroep Bij exploot van 31 augustus 2007 is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Mercatus tegen de zitting van 18 september 2007. De conclusie van de memorie van grieven, waarbij producties zijn overgelegd, luidt: "te vernietigen het vonnis van de rechtbank Zwolle- sector kanton, nevenzittingsplaats Lelystad d.d. 25 juli 2007, uitgesproken tussen appellanten als gedaagden en geïntimeerde als eiseres en voorts geïntimeerde te veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep". Bij memorie van antwoord is door Mercatus verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd, onder overlegging van één productie, met als conclusie: "het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad te verbeteren in die zin dat de oorspronkelijk primaire vordering zal worden toegewezen in die zin dat de tussen partijen bestaande huurovereenkomst op zo kort mogelijke termijn zal worden ontbonden, althans deze huurovereenkomst te ontbinden per zo snel mogelijke datum en appellanten te veroordelen de genoemde woonruimte binnen 2 dagen na de datum van ontbinding en na betekening van het in deze te wijzen arrest te verlaten en te ontruimen met al het hunne en de hunnen, althans met ingang van een bij dit arrest in goede justitie te bepalen andere datum, met veroordeling van gedaagden in de kosten van beide procedures en met machtiging van eiseres, bij gebreke van volledige voldoening de ontruiming zelf te bewerkstellingen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van gedaagden. Althans subsidiair het vonnis van de Kantonrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 juli 2007 te bevestigen al dan niet met verbetering van de motivering en ook in dat geval appellanten te veroordelen in de kosten van beide instanties". Door [appellanten] is in het incidenteel appel geantwoord met als conclusie: "appellant in het incidenteel appel niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen althans deze vorderingen aan haar te ontzeggen, met veroordeling van appellant in de kosten van dit appèl". Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. De grieven [appellanten] hebben in het principaal appel twee grieven opgeworpen. Mercatus heeft in het incidenteel appel twee grieven opgeworpen. De beoordeling Ten aanzien van de feiten 1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1 van het vonnis van 25 juli 2007 zijn geen grieven gericht. Het hof zal dan ook van die feiten hebben uit te gaan. Korte aanduiding van het geschil. 2. [appellanten] huren van Mercatus de woning gelegen aan de [adres]. Vanwege persisterende klachten van omwonenden heeft Mercatus hun de huur opgezegd op de grond dat zij zich niet hebben gedragen zoals een goed huurder betaamt. [appellanten] hebben niet in de huurbeëindiging bewilligd. Mercatus heeft in eerste aanleg primair de ontbinding en ontruiming van het gehuurde wegens toerekenbare tekortkoming gevorderd. Subsidiair heeft zij gevorderd dat de kantonrechter een tijdstip vaststelt waarop de huurovereenkomst zal eindigen. 2.1. De kantonrechter heeft geoordeeld dat voldoende is komen vast te staan dat [appellanten] ernstige overlast veroorzaakt. Tegen dat oordeel richt zich het principaal appel. 2.2. De kantonrechter heeft, overwegende dat de subsidiaire vordering het sequeel is van de opzegging, eerst de subsidiaire vordering beoordeeld en toegewezen en de primaire vordering afgewezen. Tegen dat oordeel richt zich het incidenteel appel. Met betrekking tot grieven in het principaal appel 3. In grief I betogen [appellanten] dat zij geen of geen noemenswaardige overlast veroorzaken, dat de politiemutaties geen rol moge spelen in de beoordeling en dat niet valt uit te sluiten dat de klachten slechts door één persoon zijn geuit. In grief II voeren zij aan dat de kant onrechter ten onrechte de voor [appellanten] positieve verklaringen terzijde heeft gesteld. 4. Het hof oordeelt dat de omstandigheid dat de politie wel gegevens betreffende [appellanten] aan Mercatus ter beschikking heeft gesteld doch, gelet op de geldende regelgeving, aan [appellanten] geen gegevens betreffende verdere buurtbewoners heeft willen verstrekken, geen reden om de politie-informatie bewijsrechtelijk uit te sluiten. In het civiele recht geldt niet de regel dat alleen bronnen die voor beide partijen gelijkelijk toegankelijk zijn als bewijsmiddel gebruikt mogen worden. 5. [appellanten] bestrijden ook niet zozeer de feitelijke juistheid van die gegevens in die zin dat bijvoorbeeld het aantal interventies door de politie wordt betwist, doch zij willen betogen dat ook de buren regelmatig in overtreding zijn. De relevantie van dat betoog is evenwel niet zo groot. Waar van [appellanten] verwacht wordt dat zij geen overlast of hinder voor de omwonenden veroorzaken - zoals ook is neergelegd in artikel 6.5 van de algemene huurvoorwaarden behorende bij de huurovereenkomst die tussen partijen is gesloten - vormt eventuele overlast die de buren veroorzaken geen disculpatiegrond voor het desondanks veroorzaken van overlast door [appellanten] Het feit dat mogelijkerwijs één van de buren de banden van [appellante 1] heeft lekgestoken, levert geen vrijbrief voor [appellante 1] op om de autobanden van haar buren lek te steken, gelijk is gebeurd. 6. De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 6 en 7 de overgelegde bewijsstukken geanalyseerd. Tegen die analyse komen [appellanten] in appel niet met nieuwe, nog niet meegewogen argumenten op. Het hof verenigt zich met de analyse van de kantonrechter en deelt het oordeel dat [appellante 1] zich als huurder heeft misdragen. In de stukken staan diverse buren als klager genoemd, van wie ook verklaringen in het dossier zijn opgenomen. Deze vormen een afdoende weerlegging van de veronderstelling van [appellante 1] dat alle klachten van één en dezelfde buur afkomstig zouden zijn. Uit de bij de memorie van antwoord gevoegde verklaring van de politie kan ook worden afgeleid dat de overlast in de straat na het wijzen van het vonnis in eerste aanleg niet is beëindigd. 7. Het hof neemt dan ook de analyse van de kantonrechter over en maakt die tot de zijne. Mercator heeft in voldoende mate bewezen dat [appellanten] zich niet als goed huurder hebben gedragen. 8. De grieven I en II in het principaal appel treffen geen doel. Met betrekking tot de grief in het incidenteel appel 9. Mercator voert aan dat zij, gelet op het bepaalde in artikel 7:272 BW, eerste lid, dat bepaalt dat een opgezegde huurovereenkomst waarin de huurder niet heeft bewilligd van kracht blijft totdat de uitspraak van de rechter betreffende de beëindiging van de huurovereenkomst onherroepelijk is geworden, primair de ontbinding van de huurovereenkomst heeft gevorderd. Zij persisteert bij deze vordering. 10. Het hof oordeelt dat er geen rechtsregel is die meebrengt dat na een opzegging van de huur door de verhuurder, deze vervolgens uitsluitend de vordering van artikel 7:272 BW, tweede lid kan instellen. 11. De hiervoor bewezen geachte overlast die [appellanten] veroorzaken, levert naar het oordeel van het hof een toerekenbare tekortkoming hunnerzijds op die voldoende ernstig is om de ontbinding van de huurovereenkomst zoals deze in eerste aanleg in gevorderd te rechtvaardigen. Het hof zal dan ook de huurovereenkomst alsnog per heden ontbinden en [appellanten] veroordelen om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van dit arrest te ontruimen. Het hof oordeelt geen grond aanwezig om ook de mede gevorderde machtiging op Mercatus om de ontruiming zonodig zelf, met inroeping van de sterke arm, uit te doen voeren, toe te wijzen, nu deze niet op de wet berust. Artikel 556 lid 1 Rv schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Onverenigbaar met die regel is dat de rechter niettemin de verhuurder zou machtigen om zelf de ontruiming te bewerkstelligen; in zoverre derogeert artikel 556 lid 1 Rv bij ontruimingsbeslissingen aan artikel 3:299 BW. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. De slotsom 12. Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, met uitzondering van de uitgesproken proceskostenveroordeling. [appellanten] zullen, als de in het ongelijk te stellen partij, in de kosten van het hoger beroep, zowel in het principaal als in het incidenteel appel worden veroordeeld, voor wat het salaris van de procureur te begroten op 1,5 punt naar tarief II. De beslissing Het gerechtshof: vernietigt het vonnis waarvan beroep, behoudens ten aanzien van de daarbij uitgesproken proceskostenveroordeling, welk deel van het vonnis wordt bekrachtigd; en in zoverre opnieuw rechtdoende: ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning [adres] en veroordeelt [appellanten] om de genoemde woonruimte binnen veertien dagen na betekening van dit arrest te verlaten en te ontruimen met al het hunne en de hunnen; veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Mercatus op € 251,-- aan verschotten en € 1341,-- aan salaris voor de procureur; verklaart vorenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Kuiper en Breemhaar, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 9 september 2008 in bijzijn van de griffier.