Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BF0510

Datum uitspraak2008-07-29
Datum gepubliceerd2008-09-11
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers100914 / FA RK 08-724
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek door de man om wijziging van de beschikking van deze rechtbank alsmede om wijziging van de per 1 januari 2006 tussen partijen gemaakte afspraken terzake de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van twee minderjarige kinderen, in die zin dat de bijdrage op nihil wordt gesteld. De rechtbank is van oordeel dat bij de berekening van de draagkracht van de man niet uitsluitend moet worden uitgegaan van zijn WW-uitkering, maar ook van de door hem ontvangen ontslagvergoeding; een aanzienlijk bedrag. De vrouw is, gelet op haar inkomsten (onder meer uit vermogen), goed in staat een aandeel van de kosten van de kinderen voor haar rekening te nemen.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Civielrecht zaaknr.: 100914/FA RK 08-724 beschikking d.d. 29 juli 2008 in de zaak van: [de man], wonende te [adres] verzoeker, hierna te noemen de man, procureur mr. O.J.C. Toxopeus, en [de vrouw], wonende te [adres], verweerster, hierna te noemen de vrouw, procureur mr. P.A.K. van Eck. PROCESVERLOOP De man heeft op 21 maart 2008 ter griffie van de rechtbank een verzoekschrift ingediend waarin hij heeft verzocht om, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikking van deze rechtbank d.d. 3 juli 2001 te wijzigen in die zin dat de ten behoeve van het minderjarige kind van partijen [naam kind 1] vastgestelde alimentatie wordt vastgesteld op nihil en de bij vermelde beschikking ten behoeve van het minderjarige kind van partijen [naam kind 2] vastgestelde alimentatie wordt vastgesteld, ingaande april 2008 op € 315,00 per maand en ingaande juni 2008 op € 251,00 per maand. De vrouw heeft hiertegen een verweerschrift ingediend. De vrouw heeft bij brief van 6 juni 2008 nadere financiële gegevens overgelegd. De man heeft op 10 juni 2008 en 13 juni 2008 nadere stukken overgelegd. De rechtbank heeft partijen, bijgestaan door hun raadslieden, gehoord ter zitting met gesloten deuren van 17 juni 2008. De raadsvrouw van de man heeft ter zitting pleitaantekeningen, tevens houdende wijziging van het verzoek, overgelegd. De raadsvrouw van de vrouw heeft ter zitting pleitaantekeningen overgelegd. RECHTSOVERWEGINGEN Vaststaande feiten - bij beschikking van deze rechtbank d.d. 23 januari 2001 is onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken; - het huwelijk is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand op 29 maart 2001; - ten tijde van het huwelijk zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren: [naam kind 1], [in 1990] en [naam kind 2], [in 1992]; - bij beschikking van deze rechtbank d.d. 3 juli 2001 is bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen een bedrag van f. 806,-- per kind per maand dient te betalen; - ingevolge de afspraak van partijen, dient de man met ingang van 1 januari 2006 € 408,04 - per 1 januari 2008 € 424,52 - per kind per maand te betalen. Beoordeling door de rechtbank De man heeft gesteld dat de beschikking van deze rechtbank d.d. 3 juli 2001 dient te worden gewijzigd omdat nadien sprake is van wijziging van omstandigheden. Ter zitting is gebleken dat partijen per 1 januari 2006 nadere afspraken hebben gemaakt en dat thans wijziging wordt verzocht van de per die datum gemaakte afspraken omtrent de alimentatie. De man stelt dat zich een drietal wijzigingen hebben voorgedaan. De minderjarige zoon van partijen [naam kind 1] woont sedert enige jaren bij de man. Per 1 januari 2008 is zijn dienstverband met [werkgever] beëindigd. Vanaf 1 april 2008 komt de man in aanmerking voor een ww-uitkering. Voorts heeft de man een nieuwe woning gekocht en woont hij vanaf dat moment samen met zijn huidige partner. De rechtbank overweegt dat geen sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden ten opzichte van 1 januari 2006, als gevolg van het feit dat [naam kind 1] bij de man is gaan wonen. Partijen zijn immers overeengekomen dat de man, omdat [naam kind 1] ook nog steeds zeer regelmatig bij de vrouw verblijft en de vrouw de kosten van [naam kind 1] voor het overgrote deel voor haar rekening neemt, een bijdrage in zijn kosten van verzorging en opvoeding aan de vrouw zal blijven voldoen. Het feit dat de man is gaan samenwonen met zijn huidige partner acht de rechtbank evenmin een dusdanige wijziging van omstandigheden dat deswege de tussen partijen gemaakte afspraken niet in stand kunnen blijven, nu deze partner volledig in de kosten van haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De rechtbank acht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de daaruit voortvloeiende werkloosheid van de man wel een zodanige wijziging van omstandigheden dat daarmee vanaf 1 januari 2008, dan wel per 1 april 2008 rekening dient te worden gehouden. Per 1 januari 2008 is de arbeidsovereenkomst van de man met voornoemde werkgever beëindigd. De man heeft een ontslagvergoeding ontvangen van € 235.000,00. Het inkomen van de man is eerst per 1 april 2008 aan wijziging onderhevig, aldus de man. De rechtbank zal voor een hernieuwde beoordeling van de draagkracht van de man dan ook uitgaan van die datum. Partijen zijn het er over eens dat de behoefte van de minderjarige kinderen van partijen nog steeds (na indexering) € 536,48 per kind bedraagt. De rechtbank is met de man van oordeel dat de vrouw, gelet op de hoogte van haar inkomsten, een evenredig deel van deze behoeftenorm voor haar rekening dient te nemen. Dit houdt in dat de rechtbank bij de vaststelling van de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen zal uitgaan van een berekening van de draagkracht van de vrouw en een berekening van de draagkracht van de man. Ter bepaling van ieders aandeel wordt een draagkrachtvergelijking toegepast. De rechtbank komt tot dit oordeel omdat, anders dan ten tijde van de vorige beschikking, de man niet meer over de zeer ruime draagkracht beschikt die zondermeer een verhouding aandeel kosten kinderen van 80 % - 20 % rechtvaardigt. De draagkrachtberekening van de vrouw is aan deze beschikking gehecht en dient als ingelast te worden beschouwd. Daarbij is rekening gehouden met inkomsten uit vermogen ten bedrage van 4 % van € 98.577,00. Gelet op deze draagkrachtberekening is er een bedrag van € 597,00 beschikbaar voor de kinderen. Op grond van de draagkrachtberekening van de man -[***]-, welke eveneens aan deze beschikking is gehecht en hier als ingelast dient te worden beschouwd, is de man in staat tot een bijdrage van in totaal € 427,00 per maand. Conform de alimentatienormen, is uitgegaan van de helft van de woonlasten. De andere helft komt voor rekening van de partner van de man. Voorts is de rechtbank uitgegaan van een alleenstaande norm en niet van co-ouderschap. De kosten van verblijf van [naam kind 1] bij de man heeft de rechtbank vastgesteld op € 100,00 per maand uitgaande van een gemiddeld verblijf van 20 dagen per maand. Dit bedrag is opgenomen in de kosten omgangsregeling. Op basis van zijn ww-uitkering alleen is de man dus in staat € 427,00 bij te dragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van [naam kind 1] en [naam kind 2]. Nu [naam kind 1] in september 18 jaar wordt en vanaf oktober 2008 gaat werken als matroos, zodat hij - daar zijn partijen het over eens - weinig of geen kosten heeft is de man met ingang van 1 oktober 2008 op basis van zijn ww-uitkering alleen, in staat € 442,00 te betalen ten behoeve van [naam kind 2]. (Deze draagkrachtberekening -[naam kind 2]- is eveneens als bijlage aan deze beschikking gehecht.) Ten aanzien van de ontslagvergoeding die de man heeft ontvangen en die hij voor het overgrote deel, wegens belastingtechnische redenen, in een pensioen b.v. heeft ondergebracht, overweegt de rechtbank het volgende. De man heeft gesteld dat hij te maken heeft met een pensioenbreuk en dat hij ter reservering van pensioen een groot deel van zijn ontslagvergoeding heeft ondergebracht in een pensioen b.v. De rechtbank is van oordeel dat het bedrag dat voor reservering van pensioen in de b.v. is ondergebracht niet in verhouding staat tot de ontstane pensioenbreuk en dat van de man verwacht mag worden dat hij zijn ww-uitkering aanvult met een zodanig bedrag uit de door hem ontvangen ontslagvergoeding dat hij over een even grote draagkracht beschikt als de vrouw. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat ieder der partijen in staat is te achten de helft van de vastgestelde behoefte van de minderjarige kinderen als bijdrage in de kosten van hun verzorging en opvoeding te betalen. Dit houdt in dat de man over de periode 1 april 2008 tot 1 oktober 2008 in totaal € 536,50 dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2]. Ingaande 1 oktober 2008 dient de man € 268,25 bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam kind 2]. BESLISSING wijzigt de beschikking van deze rechtbank d.d. 3 juli 2001, met inachtneming van hetgeen partijen per 1 januari 2006 zijn overeengekomen, als volgt: bepaalt dat de man met ingang van 1 april 2008 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen aan de vrouw telkens bij vooruitbetaling, een bedrag van € 268,25 per kind per maand moet betalen; bepaalt dat de man met ingang van 1 oktober 2008 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen aan de vrouw telkens bij vooruitbetaling, een bedrag van € 268,25 per maand moet betalen; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders verzochte. Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.H. Nieuwenhuis-Oosterhof en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 29 juli 2008 in tegenwoordigheid van H.M. Kamphuis-van der Veer, griffier. lk De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld. Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daaromtrent nader informeren.