
Jurisprudentie
BF0299
Datum uitspraak2008-09-10
Datum gepubliceerd2008-09-10
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708900/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-09-10
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708900/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 5 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Twenterand (hierna: het college) geweigerd aan [appellante] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van drie sheds voor pelsdieren op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Uitspraak
200708900/1.
Datum uitspraak: 10 september 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/563 van de rechtbank Almelo van 16 november 2007 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Twenterand.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Twenterand (hierna: het college) geweigerd aan [appellante] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van drie sheds voor pelsdieren op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 3 april 2007 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 november 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 januari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2008, waar [appellante], bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Timmerman en L. van der Tol, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan, dat voorziet in de plaatsing van drie sheds voor pelsdieren op het perceel, is in strijd met het ten tijde van het besluit van 3 april 2007 geldende bestemmingsplan "Buitengebied, integrale herziening 1993". Vast staat dat dit bestemmingsplan geen mogelijkheden bevat om vrijstelling voor het bouwplan te verlenen.
2.2. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het op 7 november 2006 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 2005 gemeente Twenterand", evenmin mogelijkheden biedt om voor het bouwplan vrijstelling te verlenen, zodat het betoog van [appellante], dat het college op grond van dat bestemmingsplan vrijstelling had moeten verlenen, niet kan slagen.
2.3. Het college heeft geweigerd om voor het bouwplan vrijstelling te verlenen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO).
2.4. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO voor het bouwplan te verlenen.
2.4.1. Dit betoog faalt. Aan de weigering vrijstelling te verlenen heeft het college ten grondslag gelegd dat het bouwplan eveneens in strijd is met het toekomstige planologische regime zoals neergelegd in het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 2005 gemeente Twenterand", omdat het bouwplan buiten het daarin opgenomen bouwblok is gesitueerd. Daarnaast is het perceel in de in dat bestemmingsplan opgenomen gebiedsindeling, dat gebaseerd is op het Reconstructieplan Salland-Twente, gelegen in een extensiveringsgebied. Voor dit gebied geldt het primaat wonen of natuur waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderijen, waaronder begrepen een pelsdierenfokkerij, niet mogelijk is. Het college is er hierbij van uitgegaan dat onder uitbreiding niet uitsluitend functionele uitbreiding dient te worden begrepen, zodat [appellante] niet kan worden gevolgd in zijn stelling dat het bouwplan niet ziet op een uitbreiding van een intensieve veehouderij omdat uitsluitend het oppervlakte aan bedrijfsgebouwen toeneemt en niet het aantal pelsdieren. Gelet hierop heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen voor het bouwplan geen vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WRO te verlenen.
Daarbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat de totale oppervlakte voor het gewenste aantal sheds zowel binnen de op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 2005 gemeente Twenterand" toegestane maximale bebouwing van 7.240 m² als in het in dat bestemmingsplan opgenomen bouwblok past. Het bouwplan valt door de wijze waarop [appellante] de sheds wil plaatsen deels buiten het bouwvlak. Niet is gebleken dat een andere situering van de sheds niet mogelijk is, zodat dit door [appellante] ingenomen standpunt niet leidt tot een ander oordeel. Voor zover [appellante] betoogt dat in het nieuwe bestemmingsplan een verkeerd bouwvlak is opgenomen, geldt daarvoor dat hij dit in de bestemmingsplanprocedure naar voren had kunnen brengen. Nu hij dit niet heeft gedaan, kan dit betoog er niet toe leiden dat het college niet mocht uitgaan van de situering van het bouwvlak zoals opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Dat [appellante] niet wist dat een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding was, doet aan het voorgaande niet af. De vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan is op de gebruikelijke wijze gepubliceerd, zodat [appellante] daarvan op de hoogte kon zijn.
2.4.2. Met betrekking tot de door het college in het bij het besluit van 3 april 2007 behorende aanbiedingsbrief ingenomen standpunt dat het bereid is om aan de gemeenteraad voor te stellen het bouwblok middels een herziening van het bestemmingsplan te vergroten, indien uit een deskundigenrapport blijkt dat die ruimte vanuit een oogpunt van dierenwelzijn noodzakelijk is, heeft de rechtbank terecht overwogen dat dit standpunt geen onderdeel uitmaakt van dit besluit. Het bevat slechts informatie omtrent de voorwaarden waaronder het college wellicht bereid is om een ander standpunt in overweging te nemen. Nu dit echter geen onderdeel uitmaakt van het besluit van 3 april 2007 kan dit, anders dan [appellante] wenst, niet leiden tot de conclusie dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling voor het bouwplan te verlenen.
2.5. Tot slot kan [appellante] niet worden gevolgd in zijn betoog dat de rechtbank ten onrechte niet heeft beoordeeld of het college terecht is afgeweken van het advies van de commissie bezwaarschriften. Deze beroepsgrond heeft [appellante] niet in beroep aangevoerd. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom deze grond niet al voor de rechtbank had kunnen worden aangevoerd en [appellante] dat uit een oogpunt van een zorgvuldig gebruik van rechtsmiddelen had behoren te doen, dient deze grond buiten beschouwing te blijven.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 september 2008
163-552.