
Jurisprudentie
BF0105
Datum uitspraak2008-08-21
Datum gepubliceerd2008-09-16
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/182 AW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-09-16
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/182 AW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Gemeentelijke herindeling. Compensatieregeling i.v.m. wijziging ziektekostenvergoeding. Verlaging eerder vastgestelde compensatie i.v.m. FPU, gebaseerd op enig algemeen verbindend voorschrift?
Uitspraak
07/182 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 4 december 2006, 06/89 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen (hierna: college)
Datum uitspraak: 21 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2008. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door haar echtgenoot [naam echtgenoot]. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door L.C.E. Ehlen, werkzaam bij de gemeente Sittard-Geleen.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad bij zijn beoordeling uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante was tot de gemeentelijke herindeling per 1 januari 2001 waarbij de gemeente Sittard-Geleen werd gevormd, werkzaam bij de voormalige gemeente Geleen. Het personeel van de voormalige gemeente Geleen had op grond van de destijds geldende Ziektekostenverordening Personeel gemeente Geleen 1995 (hierna: Ziektekosten-verordening) voor zichzelf en eventuele medeverzekerden een recht op tegemoetkoming in de ziektekosten. Deze tegemoetkoming bestond (in hoofdzaak) daaruit dat de gemeente Geleen de premie van de collectieve ziektekostenverzekering bij VGZ voor haar rekening nam onder aftrek van een eigen bijdrage van 30%. Tevens nam de gemeente Geleen de over het premieaandeel van de gemeente verschuldigde loonheffing voor haar rekening. Van laatstgenoemd voordeel waren onder meer uitgesloten de FPU’ers en gepensioneerden. Het personeel van de voormalige gemeenten Sittard en Born viel onder de IZA-regeling.
1.2. Ter voorkoming van boetes is bij de overgang van het personeel van de gemeente Geleen naar de nieuw gevormde gemeente Sittard-Geleen besloten dat het contract met VGZ nog tot 1 januari 2004 zou worden uitgediend. Vanaf 1 januari 2004 zijn alle ambtenaren ondergebracht in de IZA-regeling. Op grond van gedane toezeggingen is voor de voormalige Geleense ambtenaren voor wie de overgang naar het IZA nadelig zou uitpakken, een compensatieregeling tot stand gebracht inhoudend een blijvende nominale compensatie, gebaseerd op de uitkomsten van een op individueel niveau gemaakte netto inkomensvergelijking op de peildatum 31 december 2003. Het bedrag van het netto-verschil wordt omgerekend tot een nadien niet meer wijzigend brutobedrag met behulp van het voor de medewerker op 1 januari 2004 geldende percentage waarmee de loonheffing over bijzondere beloningen wordt berekend. Nadien is de regeling nog uitgebreid met een indexatiebepaling van 1,5% per jaar, te beginnen per 1 januari 2005 en met volledige compensatie, vooralsnog tot 1 januari 2006, van niet door het IZA vergoede kosten, voor zover die volgens de VGZ-polis wel zouden zijn vergoed. Een en ander is neergelegd in de Gewijzigde compensatieregeling overgang VGZ-IZA, conform afspraken in de Commissie voor Georganiseerd Overleg) van 18 november 2004 (hierna: Compensatieregeling).
1.3. Het nadelig verschil is voor appellante per 1 januari 2004 uiteindelijk becijferd op een tot bruto te herleiden nettobedrag van € 117,63 per maand, jaarlijks te indexeren met 1,5%, in welke vaststelling appellante heeft berust.
1.4. Bij besluit van 27 juli 2005 is appellante bericht dat in verband met haar vervroegd uittreden in het kader van de FPU per 1 augustus 2005, de compensatie voor het financiële nadeel wordt herberekend en becijferd op een tot bruto te herleiden nettobedrag van € 34,90 per maand. Tevens is besloten dat met ingang van de datum van het ouder-domspensioen per 1 augustus 2010 de compensatie wordt berekend op een tot bruto te herleiden nettobedrag van € 66,06 per maand. Het college heeft daartoe overwogen dat alleen het actieve personeel van de voormalige gemeente Geleen aanspraak had op vergoeding voor de loonheffing over het werkgeversaandeel in de VGZ-premie; die vergoeding gold niet voor niet-actieven, waaronder FPU’ers en gepensioneerden.
Het college heeft dit besluit, na bezwaar, gehandhaafd bij het thans bestreden besluit van 13 december 2005 (hierna: bestreden besluit).
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het standpunt van het college onderschreven dat het nooit de bedoeling is geweest om medewerkers afkomstig van de voormalige gemeente Geleen in een positie te brengen waarin zij aanspraken zouden hebben die uitgaan boven datgene waarop zij op basis van de vroegere Geleense regeling recht hadden.
3.1. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank voorbij is gegaan aan haar stelling dat het college op grond van de vigerende Compensatieregeling de eenmaal vastgestelde vergoeding ongemoeid had moeten laten. Die regeling maakt geen onder-scheid tussen actieven en niet-actieven. Een herberekening per 1 augustus 2005 en per
1 augustus 2010 is daarom ten onrechte gemaakt en in strijd met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft ten onrechte getoetst aan de voormalige Ziektekostenverordening.
3.2. Het college heeft aangevoerd dat het juist is dat de Ziektekostenverordening geen deel meer uitmaakt van de rechtspositieregeling van de gemeente Sittard-Geleen, maar dat zij materieel wel het referentiepunt dient te zijn waar het gaat om de vertaling van de garantieafspraken waarop appellante een beroep kan doen. De Compensatieregeling moet worden beschouwd als een garantie dat de vroegere Geleense regeling inkomenstechnisch zou worden voortgezet. Als appellante vanuit een dienstverband met de voormalige gemeente Geleen met FPU was gegaan had zij ook te maken gekregen met het verdwijnen van de compensatie voor de vergoeding van de loonheffing over het werkgeversaandeel in de premie.
3.2.1. Ter zitting van de Raad is van de kant van het college nog meegedeeld dat de Compensatieregeling uitsluitend is bedoeld voor het actieve personeel. Voor de niet-actieven zou nog een aparte regeling worden gemaakt. Daar is het niet meer van gekomen.
Voorts is nog meegedeeld dat op de vergoedingen die op grond van de Compensatieregeling aan appellante en haar collega’s worden uitbetaald, op grond van een afspraak met de belastingdienst loonheffing wordt ingehouden.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. De Raad stelt vast dat in de tekst van de Compensatieregeling en evenmin in de tekst van de voorgaande versies daarvan, een aanknopingspunt is te vinden voor het standpunt van het college dat die regeling alleen betrekking had op actieve ambtenaren en niet meer van toepassing zou zijn wanneer een ambtenaar de actieve dienst zou verlaten en dat bij uitdiensttreding wegens FPU een nieuwe berekening moet worden gemaakt. In de vigerende tekst is slechts bepaald dat de compensatie beperkt blijft tot degenen die op 31 december 2003 tot de kring van VGZ-verzekerden behoorden.
4.2. De Raad merkt voorts op dat in het advies van de Commissie voor bezwaar, beroep en klachten van 19 juli 2004 wordt gememoreerd dat in de vergadering van de Commissie voor Georganiseerd Overleg van 29 maart 2001 overeenstemming was bereikt over een op 18 december 2000 bereikt onderhandelingsakkoord, onder meer inhoudend dat “de compensatie het netto verschil (zal) bedragen tussen de premieverplichting van het IZA en de VGZ premielasten voor de werknemer. Deze compensatie zal gelden voor zowel de alsdan actieve ambtenaren als de zogenaamde post-actieven en zal lopen tot de betrokkene is overleden.” Het advies memoreert verder dat het onderhandelaarsakkoord is bekrachtigd door het college.
4.3. In de nota van de secretaris van de Commissie voor Georganiseerd Overleg van 6 september 2004, ten behoeve van die Commissie, waarin het voorstel is voorgelegd dat heeft geleid tot de ten tijde van de bestreden besluitvorming geldende Compensatie-regeling, is weliswaar in de toelichting vermeld dat het voorstel zich beperkt tot de compensatie voor het actieve personeel en wordt voor de oud-medewerkers een afzonderlijk voorstel in het vooruitzicht gesteld, maar ter zitting heeft de gemachtigde van het college meegedeeld dat vaststelling van de in het vooruitzicht gestelde afzonder-lijke regeling voor oud-medewerkers er niet meer van gekomen is.
4.4. De Raad kan op grond van een en ander slechts concluderen dat de herberekening en aanpassing van de voor appellante eerder vastgestelde compensatie per 1 augustus 2005 en per 1 augustus 2010, ten tijde van de besluitvorming niet was gebaseerd op enig algemeen verbindend voorschrift. De stelling van het college dat nooit bedoeld is om een compensatie te geven die uitgaat boven de bedragen waarop appellante recht zou hebben gehad wanneer er geen gemeentelijke herindeling had plaatsgevonden, moge juist zijn, maar vormt zonder vertaling in een algemeen verbindend voorschrift onvoldoende rechtsgrond om tot verlaging van de toegekende compensatie over te gaan.
5. Het hier overwogene leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit in rechte geen stand kan houden en voor vernietiging in aanmerking komt, evenals de aangevallen uitspraak waarbij dat besluit in stand is gelaten. Aangezien het gebrek dat aan het bestreden besluit kleeft eveneens kleeft aan het besluit van 27 juli 2005 en dit gebrek niet bij een nieuw besluit op bezwaar hersteld kan worden, zal de Raad ook dat besluit herroepen.
6. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft appellante desgevraagd geen opgave gedaan.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
Herroept het besluit van 27 juli 2005;
Bepaalt dat de gemeente Sittard-Geleen aan appellante het door haar in eerste aanleg en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 349,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en M.C. Bruning en J.L.P.G. van Thiel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2008.
(get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers.
(get.) K. Moaddine.
HD
Q