Jurisprudentie
BE9978
Datum uitspraak2008-09-02
Datum gepubliceerd2008-09-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers08/51 WOB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-09-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers08/51 WOB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Wet openbaarheid van bestuur. Verzoek om afschriften van documenten die betrekking hebben op een lopende strafzaak. Verzoek heeft betrekking op een bestuurlijke aangelegenheid. Gesloten verstrekkingregime van de Wet politieregisters. Wetboek van Strafvordering bevat geen uitputtende openbaarmakingsregeling die de toepasselijkheid van de WOB aantast. Weigeringgronden in artikel 10 van de WOB.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 08/51 WOB
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te [woonplaats],
eiser,
en
de Korpsbeheerder van de regionale politie Noord- en Oost-Gelderland,
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 21 december 2007.
2. Feiten
Bij e-mail van 22 september 2007 heeft eiser met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) verweerder verzocht om afschriften van alle documenten die betrekking hebben op een wapenvondst in Apeldoorn op 31 januari 2007 (hierna: de wapenvondst).
Bij besluit van 11 oktober 2007 heeft verweerder verstrekking van de gevraagde informatie geweigerd, met uitzondering van een persbericht van de politie Noord- en Oost-Gelderland betreffende deze wapenvondst.
Bij brief van 2 november 2007 heeft de gemachtigde van eiser, mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch adviesbureau Maury te Utrecht, tegen dat besluit bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van kosten afgewezen.
3. Procesverloop
Bij brief van 7 januari 2008 heeft mr. Van Drunen beroep ingesteld op de in het beroepschrift vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Met betrekking tot de volgende stukken heeft verweerder verzocht om vertrouwelijke behandeling op de voet van artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb):
- het strafdossier onder nummer PL0620/07-201910;
- de mutatie uit het BPS politieregister met het nummer 07-218809 d.d. 30 januari 2007, 14:38 uur;
- de mutatie uit het BPS politieregister met het nummer 07-218809 d.d. 31 januari 2007, 20:18 uur;
- de mutatie uit het BPS politieregister met het nummer 07-218809 d.d. 2 februari 2007, 11:29 uur;
- de mutatie uit het BPS politieregister met het nummer 07-218809 d.d. 2 februari 2007, 12:41 uur;
- de mutatie uit het BPS politieregister met het nummer 07-218809 d.d. 2 februari 2007, 16:16 uur;
- de mutatie uit het BPS politieregister met het nummer 07-218809 d.d. 6 februari 2007, 10:14 uur;
- de mutatie uit het BPS politieregister met het nummer 07-218809 d.d. 9 februari 2007, 16:55 uur;
- de mutatie uit het BPS politieregister met het nummer 07-218809 d.d. 19 februari 2007, 15:40 uur;
- de mutatie uit het BPS politieregister met het nummer 07-218809 d.d. 1 maart 2007, 15:06 uur;
- de mutatie uit het BPS politieregister met het nummer 07-218809 d.d. 10 april 2007, 11:31 uur;
- de mutatie uit het BPS politieregister met het nummer 07-218809 d.d. 9 mei 2007, 14:37 uur.
Bij beslissing van de rechtbank van 7 maart 2008 heeft de rechtbank bepaald dat kennisneming van de vorengenoemde stukken niet aan de andere partij wordt toegestaan. Namens eiser is toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
Het beroep is behandeld ter zitting van 19 augustus 2008, waar eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. Van Drunen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.R. van Elden.
4. Motivering
4.1. In dit geding ligt ter beoordeling voor of verweerder terecht heeft geweigerd afschriften van alle documenten die betrekking hebben op een wapenvondst op 31 januari 2007 in Apeldoorn aan eiser te verstrekken. Daartoe wordt het volgende overwogen.
In artikel 1, aanhef en onder a en b, van de WOB is bepaald dat in de WOB en de daarop berustende bepalingen onder document wordt verstaan een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder bestuurlijke aangelegenheid wordt verstaan een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering ervan.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de WOB verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig de WOB en gaat het daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.
Het eerste lid van artikel 3 van de WOB bepaalt dat een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid kan richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, van de WOB blijft het verstrekken van informatie ingevolge de WOB achterwege voor zover dit persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt. Het tweede lid, aanhef en onder c, e en g, bepaalt dat het verstrekken van informatie ingevolge de WOB eveneens achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de opsporing en vervolging van strafbare feiten, de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer of het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
4.2. Verweerder heeft verstrekking van de gevraagde informatie - kort samengevat - om de navolgende redenen geweigerd:
- het verzoek heeft geen betrekking op informatie over een bestuurlijke aangelegenheid;
- het verzoek ziet op informatie die gelet op het gesloten verstrekkingregime van de Wet politieregisters niet kan worden verstrekt;
- verstrekking van de gevraagde informatie zou een onaanvaardbare doorkruising vormen van het gesloten verstrekkingregime van het Wetboek van Strafvordering, het Besluit orde van dienst gerechten en de Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging;
- het belang dat eiser heeft bij verstrekking van de gevraagde informatie weegt niet op tegen het belang van:
- de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
- de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
- de voorkoming van onevenredige benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen.
- verstrekking van de informatie in de door eiser gevraagde vorm kan redelijkerwijs niet van verweerder gevergd worden.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder deze laatste weigeringgrond laten vervallen, zodat deze geen bespreking meer behoeft.
Bestuurlijke aangelegenheid
4.3. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de WOB (Kamerstukken II, 1986/87, 19 859, nr. 3, blz. 25) blijkt dat de informatie waarom wordt verzocht, van bestuurlijke aard moet zijn. Onder informatie van bestuurlijke aard wordt verstaan een aangelegenheid die het bestuur in al zijn facetten betreft.
De rechtbank constateert dat de gevraagde informatie betrekking heeft op alle documenten die zien op de wapenvondst. Gelet op de in artikel 2 van de Politiewet 1993 neergelegde taak van de politie om in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde, behoort een opsporingsonderzoek naar de vondst van wapens tot de kerntaken van de politie. De informatie die in het kader van dat opsporingsonderzoek is vergaard, heeft daarmee betrekking op een bestuurlijke aangelegenheid. Gelet hierop kon verweerder verstrekking van de gevraagde informatie niet weigeren op de grond dat het verzoek geen betrekking had op een bestuurlijke aangelegenheid.
Verstrekkingregime Wet politieregisters
4.4. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) eerder heeft overwogen (uitspraken van 29 november 2006, LJN AZ3237 en 28 februari 2007, LJN AZ9505), vloeit uit de tekst en de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet politieregisters, zoals deze gold tot 1 januari 2008, voort dat deze wet voor de verstrekking van gegevens een gesloten systeem kent waar het gaat om persoonsgegevens.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wet politieregisters, in verband met artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp), wordt onder een persoonsgegeven verstaan elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Uit geschiedenis van de totstandkoming van deze laatste bepaling (Kamerstukken II, 1997/98, 25 892, nr. 3, blz. 47) blijkt dat een persoon identificeerbaar is indien zijn identiteit redelijkerwijs, zonder onevenredige inspanning, vastgesteld kan worden. Daarbij spelen enerzijds de aard van de gegevens en anderzijds de mogelijkheden van de verantwoordelijke om de identificatie tot stand te brengen een rol.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, Awb kennis genomen van de door verweerder vertrouwelijk overgelegde stukken. Getoetst aan voormelde criteria concludeert de rechtbank met verweerder dat zich in vrijwel alle stukken persoonsgegevens bevinden, waarop derhalve het gesloten verstrekkingregime van de Wet politieregisters van toepassing is.
Anders evenwel dan verweerder heeft aangevoerd, laat dat onverlet dat de stukken niet geheel bestaan uit persoonsgegevens. Naar het oordeel van de rechtbank moet het in ieder geval ten aanzien van de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten, de processen-verbaal voor zover inhoudende een ambtelijk verslag en pagina’s 4, 5 en 6 van het stamproces-verbaal mogelijk worden geacht deze zodanig te schonen, dat daaruit vervolgens niet meer kan worden afgeleid op wie een en ander betrekking heeft. Na schoning is niet langer sprake van een persoonsgegeven en kan de openbaarmaking niet worden geweigerd op de grond dat het gesloten verstrekkingenregime van de Wet politieregisters van toepassing is. Wel kan nog van belang zijn of zich een van de uitzonderingsgronden als bedoeld in artikel 10 van de WOB voordoet, als hierna te bespreken.
Verstrekkingregime Wetboek van Strafvordering
4.5. De rechtbank overweegt dat het Wetboek van Strafvordering weliswaar beperkende regelingen kent waar het gaat om het recht op kennisneming van het - niet geanonimiseerde - strafdossier, maar die regelingen strekken er uitsluitend toe het recht van de verdachte op een eerlijk proces te waarborgen en degene die als klachtgerechtigde, benadeelde partij of slachtoffer bij het strafproces is betrokken een behoorlijke gelegenheid te bieden zijn of haar belangen te behartigen.
Anders dan verweerder heeft gesteld, bevat het Wetboek van Strafvordering dan ook geen uitputtende openbaarmakingregeling die de toepasselijkheid van de WOB aantast. Reeds uit de in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder d, en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, e en g, van de WOB neergelegde uitzonderingsgronden volgt dat de wetgever ook informatie die betrekking heeft op een (al dan niet lopend) strafrechtelijk onderzoek onder de werking van de WOB heeft willen brengen. Het Wetboek van Strafvordering en de WOB zijn daarmee naast elkaar van toepassing.
De stelling van verweerder dat het honoreren van het verzoek om informatie tot gevolg zou hebben dat het Besluit orde van dienst gerechten (hierna: het Besluit) en de Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging (hierna: de Aanwijzing) onaanvaardbaar zouden worden doorkruist, onderschrijft de rechtbank evenmin. Nog daargelaten dat de algemeen verbindende kracht van een wet in formele zin als de WOB niet wordt aangetast door regelgeving van lagere rangorde of beleid, hebben het Besluit noch de Aanwijzing betrekking op verweerder. Gelet hierop kon verweerder verstrekking van de gevraagde informatie niet op deze grond weigeren.
Uitzonderingsgronden
4.6. De stelling van verweerder dat het verstrekken van informatie in het onderhavige geval achterwege moet blijven omdat het persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wbp, onderschrijft de rechtbank niet, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.5. is overwogen.
Voor het antwoord op de vraag of zich een van de in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, e en g van de WOB genoemde uitzonderingen voordoet, is vereist dat per concreet (onderdeel van een) document wordt aangegeven waarom het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen de andere in het geding zijnde belangen. Met een categorale weigering als hier is geschied, kan dan ook niet worden volstaan. Verweerder zal per document of onderdeel daarvan moeten bezien of aan de belangen van opsporing en vervolging van strafbare feiten, de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het voorkomen van onevenredige benadeling van de bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen zodanig gewicht toekomt, dat het belang van het verstrekken van de gevraagde informatie daar niet tegen opweegt. Die belangenafweging ontbreekt evenwel in het bestreden besluit.
4.7. Het bestreden besluit berust gelet op het vorenstaande op een ondeugdelijke motivering en geeft daarnaast geen blijk van een deugdelijke belangenafweging, zodat het wegens strijd met de artikelen 3:4, eerste lid, en 7:12, eerste lid, Awb voor vernietiging in aanmerking komt. Het beroep is gegrond.
4.8. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiser te volgen in zijn verzoek om zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Met het oog op de nadere besluitvorming overweegt de rechtbank dat het verzoek van eiser uitsluitend ziet op documenten die betrekking hebben op de wapenvondst en derhalve niet op het zich bij de vertrouwelijk overgelegde stukken bevindende onderzoek naar - kort gezegd - huiselijk geweld. Verweerder behoeft die stukken dan ook niet te verstrekken. De rechtbank overweegt voorts dat de belangen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de WOB ten aanzien van de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten, de processen-verbaal voor zover inhoudende een ambtelijk verslag en pagina’s 4, 5 en 6 van het stamproces-verbaal, niet langer aan de orde zijn indien deze worden geschoond van persoonsgegevens. Ten aanzien van de overige stukken zal verweerder per stuk dienen te beoordelen of beperking van de openbaarmaking tot gedeelten daarvan een voldoende waarborg biedt voor de bescherming van de belangen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en g, van de WOB.
4.9. Er is aanleiding voor een veroordeling van verweerder in de proceskosten van eiser. Met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden ter zake van rechtsbijstand 2 punten toegekend (beroepschrift: 1 punt; zitting: 1 punt), waarbij een wegingsfactor 1 wordt gehanteerd.
4.10 Nu verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen, komt de rechtbank niet toe aan een beslissing op het verzoek om vergoeding van de kosten in bezwaar op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb.
5. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de regionale politie Noord- en Oost-Gelderland het betaalde griffierecht van € 143,= aan eiser vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,=, te betalen door de regionale politie Noord- en Oost-Gelderland.
Aldus gegeven door mr. Tj. Gerbranda en in het openbaar uitgesproken op 2 september 2008 in tegenwoordigheid van mr. F. Zwerver als griffier.