Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE7972

Datum uitspraak2008-08-19
Datum gepubliceerd2008-08-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200461406
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onder invloed van alcohol verkerende automobilist veroorzaakt verkeersongeval. Twee slachtoffers overlijden ter plekke, een derde loopt zwaar lichamelijk letsel op. Het hof legt aan de verdachte een gevangenisstraf van 40 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 5 jaren op.


Uitspraak

Rolnummer: 22-004614-06 Parketnummer: 10-821710-05 Datum uitspraak: 19 augustus 2008 TEGENSPRAAK Gerechtshof te 's-Gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 19 juli 2006 in de strafzaak tegen de verdachte: verdachte, geboren te op 1973, adres: . Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 augustus 2008. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, zoals ter terechtzitting in hoger beroep op vordering van de advocaat-generaal gewijzigd. Van de dagvaarding en van de vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994. Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. Het vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: (zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt) Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht. Bewijsoverweging De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde, nu de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen en met name de getuigenverklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] alsook het technisch onderzoek de mogelijkheid openlaten dat het niet de verdachte is geweest die met de door hem bestuurde Mitsubishi op de voor hem verkeerde weghelft is gekomen, maar dat de verdachte op zijn eigen weghelft is aangereden door de Suzuki. Hij heeft in dat verband verwezen naar de verklaring die [slachtoffer 2] bij de politie heeft afgelegd. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het proces-verbaal verkeersongevalsanalyse d.d. 20 januari 2006, opgesteld door de verbalisanten A en B, is beïnvloed door hetgeen zij ten tijde van hun onderzoek van getuigen hebben gehoord. Hij heeft daarbij de vraag opgeworpen of niet, anders dan de verbalisanten die het bandenspoor van de Suzuki bij het rechtervoorwiel hebben getekend, dat spoor afkomstig zou kunnen zijn van het rechter- of linkerachterwiel van de Suzuki. De raadsman heeft hieruit geconcludeerd dat het dossier niet eenduidig in de richting van schuld van de verdachte wijst. Het hof overweegt hiertoe het volgende. De door de raadsman opgeworpen mogelijke toedracht van een botsing tussen de Mitsubishi van de verdachte en de Suzuki op de eigen weghelft van de verdachte acht het hof niet aannemelijk, nu deze zich niet verdraagt met de door de verdachte niet weersproken vaststelling in voornoemd proces-verbaal verkeersongevalsanalyse dat de schades aan de Mitsubishi en de Suzuki nagenoeg in elkaar pasten (sub 10.1) in combinatie met de overige bevindingen van voornoemde verbalisanten, de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 1] zoals afgelegd bij de politie, de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 1] alsmede van verbalisant [verbalisant B] ter terechtzitting in eerste aanleg van 5 juli 2006 en het ontbreken van een bandenspoor op de eigen weghelft van de verdachte in de onmiddellijke nabijheid van confrontatiepunt 1 als vermeld op de situatietekeningen, gevoegd als bijlagen 9 en 10 bij voornoemd proces-verbaal. Voorts is het hof van oordeel dat op grond van de voornoemde verklaring van [verbalisant B] sprake is geweest van een deugdelijk ongevalsonderzoek. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het primair bewezenverklaarde levert op: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl degene die aan dat feit schuldig is verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet, meermalen gepleegd. en Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl degene die aan dat feit schuldig is verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. Mate van schuld Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat het handelen van de verdachte moet worden gekwalificeerd als roekeloos, in de zin van de zwaarste gradatie van schuld. Onder invloed van alcohol is de verdachte in zijn auto gestapt, hetgeen al hogelijk onzorgvuldig is gelet op de wijdverbreide bekendheid dat overmatig alcoholgebruik in combinatie met - vooral gemotoriseerde - deelname aan het verkeer grote en onaanvaardbare veiligheidsrisico's met zich brengt voor zowel de betrokken bestuurder als de overige verkeersdeelnemers hetgeen voor de verdachte eens te meer klemt aangezien – zoals blijkt uit zijn hieronder nader te bespreken antecedenten – eerder is veroordeeld ter zake van het rijden onder invloed. Nadat de verdachte eerst artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV) had overtreden, heeft hij de doorgetrokken streep op de weg overschreden waarmee hij artikel 76 van het RVV overtrad. Aldus heeft de verdachte onder invloed van alcohol niet de extra oplettendheid en zorgvuldigheid betracht die ter plaatse van de weggebruikers werd verlangd. Kort daarop botste de verdachte tegen eerst de Suzuki en vervolgens de Volkswagen. Tenslotte heeft het hof in zijn oordeel betrokken dat de verdachte zich na de aanrijding niets meer kon herinneren van de autorit vanaf het moment waarop hij het café had verlaten, zodat hij moet worden geacht niet aan het verkeer te hebben deelgenomen met de alertheid en helderheid van geest die in het algemeen van verkeersdeelnemers mag worden verwacht. Strafmotivering De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, alsmede tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte is als bestuurder van een auto, terwijl hij onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol verkeerde, over een doorgetrokken streep gereden, op de voor hem verkeerde weghelft terechtgekomen en ingereden op een hem tegemoetkomende auto, te weten een Suzuki met als bestuurder [slachtoffer 3] en als medepassagier [slachtoffer 4]. Deze Suzuki is na de aanrijding in een slip geraakt waardoor de auto is gekanteld en op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en in botsing is gekomen met een andere auto, namelijk de Nissan van [slachtoffer 2]. De verdachte is, nadat hij de Suzuki had aangereden vervolgens, eveneens op de voor hem verkeerde weghelft, frontaal tegen de Volkswagen van [slachtoffer 1] gebotst. Het handelen van verdachte heeft onherstelbare gevolgen. De twee inzittenden van de Suzuki, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], zijn ter plekke overleden en de bestuurder van de Volkswagen, [slachtoffer 1], heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Verdachte heeft door op de bewezenverklaarde wijze te handelen aan de nabestaanden van de dodelijke slachtoffers onvoorstelbaar en welhaast ontroostbaar verdriet toegebracht. Voorts heeft [slachtoffer 1] ernstig lichamelijk letsel en pijn moeten ervaren en is zijn leven en dat van zijn gezin onherstelbaar veranderd. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij na een aanzienlijke hoeveelheid alcohol te hebben genuttigd een auto is gaan besturen, zeker nu blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 juli 2008, is komen vast te staan dat hij eerder, zij het lang gelden, is veroordeeld wegens het rijden onder invloed van alcohol. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw na het nuttigen van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol in een auto te stappen. Het hof is - alles overwegende en in overeenstemming met de landelijke oriëntatiepunten - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van navermelde duur een passende en geboden reactie vormen. Overschrijding redelijke termijn De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), nu het appel reeds is ingesteld op 1 augustus 2006 en het dossier pas op 9 april 2008 bij het hof is binnengekomen. Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat er weliswaar sprake is van een overschrijding van de inzendingstermijn met een jaar, maar dat aan deze overschrijding geen rechtsgevolgen verbonden hoeven te worden, nu de zaak in hoger beroep alsnog met bijzondere voortvarendheid ter terechtzitting is gebracht en behandeld. De overschrijding van de inzendingstermijn wordt hierdoor gecompenseerd. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op artikel 57(oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 (oud) van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden. Ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 5 (vijf) jaren. Bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen bij de tenuitvoerlegging van deze bijkomende straf wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingehouden of ingevorderd is geweest. Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. J.C.F. van Gelder en mr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier mr. M. Wegter. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 augustus 2008. Mr. G.J. Fleers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.