Jurisprudentie
BE0109
Datum uitspraak2008-07-22
Datum gepubliceerd2008-08-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/703658-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/703658-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Promis Vonnis - Verdachte wegens het tezamen en in vereniging met een ander plegen van diefstal met geweld, het valselijk doen opmaken van een aanvraagformulier reisdocument en een paspoort en het onwettig verblijven in Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek van voorarrest.
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/703658-07
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 juli 2008
in de strafzaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
Raadsman mr. H.P. Ruysink, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 16 mei 2008 en 8 juli 2008, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: diefstal van een auto met geweld heeft gepleegd;
Feit 2: een formulier aanvraag reisdocument en een paspoort valselijk heeft doen opmaken;
Feit 3: als ongewenst vreemdeling in Nederland heeft verbleven.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1, 2 en 3 heeft begaan.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat het ongeloofwaardig is dat zowel de aangever als de drie getuigen [Naam getuige1], [Naam getuige2] en [Naam getuige3] het verhaal verzonnen hebben, zoals de ontkennende verdachte wil doen geloven. De verklaringen van de aangever en voornoemde getuigen sluiten op elkaar aan. De officier van justitie heeft verder gewezen op het door verbalisant [Naam verbalisant4] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen over het telefoongesprek dat hij met verdachte heeft gevoerd op het moment dat de aangever aangifte kwam doen. In dit telefoongesprek deelde verdachte hem mede dat dit een zaak was tussen hun beiden. Er was dus sprake van “een zaak” tussen verdachte en aangever.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie nog opgemerkt dat verdachte in Canada is veroordeeld voor het in bezit hebben van een vals paspoort en dat hij in Nederland wordt vervolgd voor het doen opmaken van onder andere een vals paspoort. Dit zijn twee verschillende feiten, waardoor een beroep op het “ne bis in idem”-beginsel niet opgaat.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 3 dient te worden vrijgesproken. Het onder 2 ten laste gelegde heeft verdachte bekend en de raadsman sluit zich voor wat betreft het door verdachte geopperde ne bis in idem-verweer aan bij hetgeen de officier van justitie op dit punt heeft aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat enkel de verklaring van de aangever [Naam slachtoffer] in de richting van verdachte wijst. Uit de overige verklaringen blijkt niet van betrokkenheid van verdachte bij het gepleegde delict. De verdediging trekt de geloofwaardigheid van de verklaringen van aangever [Naam slachtoffer] ernstig in twijfel. [Naam slachtoffer] spreekt zichzelf tegen. Bij de politie heeft hij verklaard dat verdachte hem voor het plegen van het delict heeft gebeld, terwijl hij ter terechtzitting van 16 mei 2008 heeft verklaard dat verdachte ineens voor de deur stond. Ook heeft [Naam slachtoffer] geen aangifte gedaan van diefstal van zijn horloge, terwijl de getuigen [Naam getuige3] en [Naam getuige2] verklaren dat [Naam slachtoffer] zei dat onder meer zijn horloge was gestolen. Verder is aan de verwondingen van de aangever niet te zien dat deze door een stroomstootwapen zijn veroorzaakt. Ten slotte is het wel heel toevallig dat verdachte de aangever zou hebben gebeld op zijn (gestolen?) mobiel op het moment dat hij in het politiebureau is om aangifte te doen. Verdachte vraagt zich af hoe verbalisant [Naam verbalisant4] hem herkend kan hebben. Hij heeft hem 12 jaar geleden voor het laatst gesproken. Verbalisant [Naam verbalisant4] zal er wel vanuit zijn gegaan dat degene die hij aan de lijn kreeg verdachte was, zoals het slachtoffer aangaf. De verklaring van getuige [Naam getuige1] is bovendien pas 2 maanden na het delict afgelegd. Naar de mening van de raadsman zou het zo kunnen zijn dat [Naam slachtoffer] het verhaal heeft verzonnen en alles in scène heeft gezet. Verdachte dient dan ook van het eerste, en daarmee ook van het derde, ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft ter terechtzitting nog aangevoerd dat hij zich op 20 juli 2007 niet in Nederland bevond, maar in Parijs. Hij stelt dat hij op 13 januari 2007 politiek asiel heeft aangevraagd in Frankrijk en dat hij tot 28 augustus 2007 op de beslissing heeft gewacht.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
In de aangifte
1 van diefstal met geweld van een personenauto (zilverkleurige Mercedes met Belgisch kenteken) op de Terblijterweg te Maastricht wordt door de aangever [Naam slachtoffer] – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 20 juli 2007 kwam [Naam verdachte] (verdachte) omstreeks 19:30 uur aan bij mijn woning. Hij kwam samen met een andere man. [Naam verdachte] vroeg mij of ik hem naar zijn moeder kon brengen. Hij wilde geld naar zijn moeder brengen. Wij zijn in mijn auto gestapt en gaan rijden. [Naam verdachte] zat naast mij op de bijrijdersplaats. De andere man zat meteen achter mij. Toen wij aan het rijden waren zei [Naam verdachte] tegen mij dat het geld eerst ergens anders gehaald moest worden. [Naam verdachte] zei dat hij mij wel zou wijzen naar welke wijk wij moesten rijden. Tijdens de rit vroeg [Naam verdachte] of er mogelijk een systeem in de auto was waarmee men de auto kon volgen als deze gestolen zou worden. Wij zijn via de A2 naar de Geusseltkruising gereden. Aldaar zijn wij naar rechts gereden. Via de Terblijterweg zijn wij in de richting van Berg en Terblijt gereden. Op een gegeven moment zei [Naam verdachte] dat hij zich niet goed voelde. Hij zei dat hij wat verkeerds gegeten had en hij vroeg mij de auto te stoppen. Ik stopte de auto bij een stopplaats of bushalte. Ik weet wel dat er links een boerderij stond.
Op het moment dat ik stopte kreeg ik iets van achteren in mijn nek gedrukt. Ik zag dat de andere man iets in zijn handen hield en dit tegen mijn nek duwde. Ik voelde plotseling een hevige elektrische schok. Dit deed behoorlijk pijn, maar ik raakte niet buiten westen. Hierop probeerde ik uit de auto te komen, maar ik werd tegengehouden door mijn autogordel. Ik probeerde deze los te maken, maar [Naam verdachte] hield mijn arm vast. Ik voelde wederom een hevige schok aan mijn rechterschouder. Hierop heb ik diverse schokken gekregen. Ik zag dat de andere man diverse keren het voorwerp in zijn handen tegen mij aanduwde. Ik probeerde nogmaals naar buiten te komen. [Naam verdachte] bleef mij echter vast houden. Ik was erg bang dat ik verlamd zou raken. Op een gegeven moment wist ik mij los te maken en kon ik wegkomen. Ik zag dat de auto vervolgens weer terug reed in de richting van Maastricht. Ik zag dat [Naam verdachte] achter het stuur zat. Ik ben vervolgens naar de boerderij gelopen. Aldaar heeft de man mij geholpen.
[Naam slachtoffer] is op 16 mei 2008 ter terechtzitting als getuige gehoord en heeft aldaar aan bovenstaande nog toegevoegd dat hij zijn T-shirt heeft uitgedaan om uit de auto te komen en dat hij naar de tegenover liggende boerderij is gegaan. De bewoner van de boerderij heeft hem thuis gebracht. Later heeft [Naam slachtoffer] een bloemstuk langs gebracht om te bedanken.
Getuige [Naam getuige1]2, de huisgenoot van [Naam slachtoffer], heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Verdachte is samen met een andere man, ongeveer twee weken voordat ik op 3 augustus 2007 naar Iran ging, bij [Naam slachtoffer] aan de deur geweest. Ik ken verdachte van vroeger. [Naam slachtoffer] heeft verdachte en die andere man met de auto, een zilvergrijze Mercedes voorzien van Belgische kentekenplaten, ergens heen gebracht. Korte tijd later werd ik door [Naam slachtoffer] gebeld op mijn mobiele telefoon. Ik hoorde aan zijn stem dat hij in paniek was. Hij vertelde mij dat zijn auto gestolen was door verdachte en dat hij met een elektrisch apparaat was verwond. [Naam slachtoffer] kwam omstreeks 20:00 uur thuis en ik zag dat één van zijn armen slap langs zijn lichaam hing. Tevens zag ik dat hij een verwonding in zijn hals had. Zijn gezicht was helemaal bleek.
Getuige [Naam getuige2]3 en getuige [Naam getuige3]4, de bewoners van de betreffende boerderij, hebben desgevraagd verklaard dat er in de maand juli 2007 een onbekende man, buitenlands type, in paniek en met ontbloot bovenlijf voor de deur stond. Deze man vertelde dat hij was beroofd en mishandeld met een stroomstok. Beide getuigen hebben een grijze Mercedes met Belgisch kenteken gezien. Getuige [Naam getuige2] heeft verklaard dat die auto over de Rijksweg richting Maastricht wegreed. Beide getuigen hebben gezien dat de man op zijn onderarm blauwe plekken dan wel striemen had. Getuige [Naam getuige3] heeft nog verklaard dat de man vertelde dat de overvaller een goede vriend van hem was en dat er een dag later een bos bloemen aan het hekwerk van de woning hing met een bedankkaartje van de overvallen man. Getuige [Naam getuige2] heeft tot slot verklaard dat hij de man in de woonwijk De Heeg bij een woning heeft afgezet.
De rechtbank acht het eerste ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank verwerpt de stelling van verdachte dat de verklaringen van de aangever en de getuigen zijn gelogen. Deze verklaringen van aangever en de getuige [Naam getuige1] alsmede die van [Naam getuige2] en [Naam getuige3] sluiten op elkaar aan. De rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat deze verklaringen niet naar waarheid zouden zijn afgelegd.
De door verdachte ter terechtzitting van 8 juli afgelegde en niet onderbouwde verklaring dat hij op 20 juli 2007 niet in Maastricht, maar in Parijs was om asiel aan te vragen, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Feit 2:
De rechtbank acht het tweede ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de door de verdachte ter terechtzitting van 8 juli 2008 afgelegde bekennende verklaring dat hij op zowel het paspoort als de aanvraag reisdocument, beide met de identiteitsgegevens van zijn broer, een handtekening heeft gezet en dat hij zijn eigen pasfoto heeft aangeleverd;
- het in de wettelijke vorm door verbalisant [Naam verbalisant5] opgemaakte proces-verbaal aangifte vermissing reisdocument van 16 juli 2005, nummer 2005094205-1, doorgenummerd dossier p. 111-113;
- het geschrift inhoudende Kopie Aanvraag Reisdocument 4-1951-4379 van 19 juli 2005, p. 114 met daarop een kopie van een pasfoto van verdachte, doorgenummerd dossier p. 114;
- een in de wettelijke vorm door verbalisant [Naam verbalisant2] opgemaakt proces-verbaal relaas van onderzoek van 16 mei 2008, nummer 2007104956-45, nagekomen proces-verbaal, niet doorgenummerd, inhoudende dat de pasfoto niet behoort bij de vermelde identiteitsgegevens op het paspoort.
Feit 3:
Verdachte is blijkens de beschikking d.d. 21 mei 2001 van de Immigratie- en Naturalisatiedienst ongewenst verklaard5. Deze beschikking is op 7 juni 2001 aan verdachte uitgereikt6. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 8 juli 2008 verklaart dat hij weet dat hij niet in Nederland mag verblijven omdat hij ongewenst is verklaard7.
Nu de rechtbank bewezen heeft verklaard dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, verbleef hij op 20 juli 2007 als ongewenst vreemdeling in Nederland.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 20 juli 2007 te Maastricht, in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Mercedes) toebehorende aan [Naam slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen [Naam slachtoffer] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader in de door [Naam slachtoffer] bestuurde personenwagen zijn gestapt en die [Naam slachtoffer] hebben verzocht de auto langs de kant te zetten en die [Naam slachtoffer] met kracht hebben vastgepakt en met een stroomstootwapen, althans met een op een stroomstootwapen gelijkend voorwerp, een of meer stroomstoten aan die [Naam slachtoffer] hebben toegediend;
2.
op 19 juli 2005 te Maastricht, in de gemeente Maastricht, een formulier aanvraag reisdocument (waarop de identiteitsgegevens van [Naam slachtoffer2] waren vermeld en een foto van hem, verdachte, was aangebracht) en een paspoort (met kenmerk [Paspoortnummer], waarop de identiteitsgegevens van [Naam slachtoffer2] waren vermeld en een pasfoto van hem, verdachte, was aangebracht) zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft doen opmaken met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken, door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid op dat formulier en dat paspoort een handtekening te zetten die moest doorgaan voor de handtekening van [Naam slachtoffer2];
3.
op 20 juli 2007 te Maastricht, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
een reisdocument valselijk doen opmaken;
feit 3:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 31 maanden met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Meer specifiek heeft zij aangegeven dat zij van mening is dat de feiten 1, 2 en 3 bestraft dienen te worden met gevangenisstraffen van respectievelijk 24, 3 en 4 maanden.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft opgemerkt dat een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voor feit 2 aan de hoge kant is.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 20 juli 2007 te Maastricht samen met een onbekende man de auto van aangever [Naam slachtoffer] gestolen en heeft daarbij geweld gebruikt door [Naam slachtoffer] met kracht vast te pakken en hem met een stroomstootwapen stroomstoten toe te dienen.
Tevens heeft verdachte op 19 juli 2005 een aanvraagformulier reisdocument en een paspoort valselijk doen opmaken, door zich bij de gemeente te Maastricht voor te doen als zijn broer. Verdachte wist dat hij op dat moment als ongewenst vreemdeling in Nederland verbleef.
De rechtbank heeft ten aanzien van feit 1 bij de bepaling van de strafmaat in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd waarbij hij het slachtoffer onder valse voorwendselen naar een geschikte plaats heeft geloodst teneinde hem te overvallen. Verdachte en zijn mededader zijn er daarbij niet voor teruggeschrokken ernstig geweld te gebruiken.
Gezien de aard en de ernst van dit feit acht de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. Gelet op de strafmaat in soortgelijke zaken acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden op zijn plaats.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft de rechtbank zich laten leiden door de oriëntatiepunten voor straftoemeting en overweegt dienaangaande als volgt.
Er bestaan geen oriëntatiepunten voor het doen opmaken van een vals paspoort. Voor een ander strafbaar feit, het in bezit hebben van een vals paspoort noemen de oriëntatiepunten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Nu de rechtbank het doen opmaken van een vals reisdocument een ernstiger feit acht, is zij van oordeel dat voor dit feit een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden op zijn plaats is.
Voor het onwettig in Nederland verblijven noemen de oriëntatiepunten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Daarbij wordt aangetekend dat de gevangenisstraf telkens met 1 maand wordt verhoogd voor elke keer dat de verdachte in een periode van vijf jaar voorafgaande aan de terechtzitting eerder veroordeeld is geweest wegens artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht. Nu verdachte op 24 mei 2005 onder andere wegens genoemd artikel is veroordeeld en er na deze veroordeling een redelijke periode is verstreken waarin verdachte zijn verblijf in Nederland heeft kunnen beëindigen, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden op zijn plaats.
Alles overwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat voor de feiten 1, 2 en 3 een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden dient te worden opgelegd, met aftrek van het voorarrest van verdachte in Nederland en zijn uitleveringsdetentie in Canada.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 197, 231, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 3.4 is aangegeven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 21 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. M.M. Beije en mr. I.M. Etman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 22 juli 2008.
Buiten staat
Mr. S.V. Pelsser is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
----------------------------------------------------
BIJLAGE I: De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 20 juli 2007 te Maastricht, in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Mercedes), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [Naam slachtoffer] voornoemd, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in de door [Naam slachtoffer] bestuurde personenwagen is/zijn gestapt en/of (vervolgens) die [Naam slachtoffer] heeft/ hebben verzocht de auto langs de kant te zetten en/of (vervolgens) die [Naam slachtoffer] met kracht heeft/hebben vastgepakt en/of met een stroomstootwapen, althans met een op een stroomstootwapen gelijkend voorwerp, een of meer stroomstoten aan die [Naam slachtoffer] heeft/hebben toegediend;
2.
hij op of omstreeks 19 juli 2005 te Maastricht, in de gemeente Maastricht, een formulier aanvraag reisdocument (waarop de identiteitsgegevens van [Naam slachtoffer2] waren vermeld en/of een foto van hem, verdachte, was aangebracht) en/of een paspoort ( met kenmerk [Paspoortnummer], waarop de identiteitsgegevens van [Naam slachtoffer2] waren vermeld en/of een pasfoto van hem, verdachte, was aangebracht) (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen -, (telkens) valselijk heeft doen opmaken of vervalst, (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid op dat formulier en/of dat paspoort een handtekening te zetten die (telkens) moest doorgaan voor de handtekening van [Naam slachtoffer2];
3.
hij op of omstreeks 20 juli 2007 te Maastricht, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
----------------------------------------------------
1 Het in de wettelijke vorm door verbalisant [Naam verbalisant1] opgemaakte proces-verbaal van aangifte van 20 juli 2007, nummer 2007104956-1, doorgenummerd dossier p. 80-81.
2 Het in wettelijke vorm door verbalisant [Naam verbalisant2] opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige van 29 september 2007, nummer 2007104956-15, doorgenummerd dossier p. 101-102.
3 Het in de wettelijke vorm door verbalisant [Naam verbalisant2] opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige van 27 mei 2008, nummer 2007104956-48, nagekomen en niet (door)genummerd.
4 Het in de wettelijke vorm door verbalisant [Naam verbalisant2] opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige van 27 mei 2008, nummer 2007104956-47, nagekomen en niet (door)genummerd.
5 Het geschrift, inhoudende een beschikking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van 21 mei 2001, doorgenummerd dossier p. 120-123.
6 Het in de wettelijke vorm door verbalisant [Naam verbalisant3] opgemaakte proces-verbaal inzake uitreiken beschikking van 8 juni 2001, doorgenummerd dossier p. 124.
7 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 juli 2008.