Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE0096

Datum uitspraak2008-07-01
Datum gepubliceerd2008-08-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers200.002.539
Statusgepubliceerd


Indicatie

7:347, 7:355 BW Onderverpachting Het hof laat verpachter toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat pachter de zeggenschap over het gepachte aan een derde heeft afgestaan.


Uitspraak

1 juli 2008 pachtkamer zaaknummer 200.002.539 G E R E C H T S H O F T E A R N H E M Beschikking in de zaak van: de erven [A], te weten: 1. [appellant sub 1], wonende te [woonplaats], 2. [appellant sub 2], wonende te [woonplaats], 3. [appellant sub 3], wonende te [woonplaats], 4. [appellant sub 4], wonende t[woonplaats], 5. [appellant sub 5], wonende te [woonplaats], appellanten, procureur J.M. Bosnak, tegen: [geïntimeerde], wonende te [woonplaats], geïntimeerde, procureur: mr. J.B.R. Daniels. 1 Het geding in eerste aanleg Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van de beschikking van 29 januari 2008 (op het eerste blad van de beschikking aangeduid als “vonnis”), die de pachtkamer van de rechtbank Roermond, sector kanton, tussen appellanten (verder te noemen: [appellanten]0 als verweerders en geïntimeerde (verder te noemen: [geïntimeerde]) als verzoeker heeft gegeven. Van die beschikking is een fotokopie aan deze beschikking gehecht. 2 Het geding in hoger beroep 2.1 De [appellanten] zijn bij op 3 maart 2008 ter griffie van het hof ingekomen beroepschrift in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking. Zij hebben daarbij vier grieven tegen die beschikking aangevoerd, bewijs aangeboden en het hof verzocht de bestreden beschikking bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beslissing te vernietigen, en opnieuw recht doende, kort gezegd, alsnog het verlengingsverzoek van [geïntimeerde] af te wijzen. 2.2 Bij op 7 april 2008 ter griffie van het hof ingekomen verweerschrift heeft [geïntimeerde] verweer gevoerd tegen het door [appellanten] in het beroepschrift aangevoerde, producties overgelegd, bewijs aangeboden en heeft hij verzocht dat het hof bij beschikking, voor zover de wet zulks toelaat uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking, voor zover nodig met verbetering of aanvulling van de gronden waarop deze berust, zal bekrachtigen en het verlengingsverzoek toe zal wijzen, zulks met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding in beide instanties. 2.3 Op 28 mei 2008 zijn ter griffie van het hof van de zijde van [geïntimeerde] nadere stukken binnengekomen. 2.4 Op 3 juni 2008 zijn ter griffie van het hof van de zijde van [appellanten] nadere stukken binnengekomen. 2.5 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 juni 2008. Namens [appellanten] is verschenen [appellant sub 4], bijgestaan door mr. S.L.G.M. Roebroek, advocaat te Heerlen. [geïntimeerde] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. A.M.H.C. Coppens. Bij die gelegenheid hebben partijen aan het hof inlichtingen verstrekt en hebben beide advocaten de wederzijdse standpunten toegelicht. Mr. Coppens heeft zich bij die gelegenheid bediend van “pleitaantekeningen”. 2.6 Vervolgens heeft het hof beschikking bepaald op heden. 3 De vaststaande feiten 3.1 Tussen partijen staat op grond van hetgeen enerzijds is gesteld en anderzijds niet is betwist, alsmede op grond van de niet betwiste inhoud van de overgelegde stukken, het navolgende vast. 3.2 [geïntimeerde] pacht met ingang van 1 november 2001 bij op 17 juli 2000 op schrift gestelde en op 11 augustus 2000 door de Grondkamer Zuid goedgekeurde pachtovereenkomst van A de percelen thans kadastraal bekend [...].[A] is overleden. De [appellanten] hebben bij aangetekende brief van 19 oktober 2006 en bij deurwaardersexploot van dezelfde datum aan [geïntimeerde] kennis gegeven geen verlenging van de pachtovereenkomst te wensen. 4 De motivering van de beslissing in hoger beroep 4.1 Naar aanleiding van de onder 3.3 bedoelde kennisgeving van niet-verlenging heeft [geïntimeerde] verlenging van de pachtovereenkomst verzocht. Bij de bestreden beschikking is dat verzoek toegewezen. Daartegen richten zich de grieven. 4.2 Het geschil spitst zich in hoger beroep toe op de vraag of [geïntimeerde] de zeggenschap over het gepachte aan een derde heeft afgestaan, namelijk aan [B]en[C]. Volgens het standpunt van [appellanten] hebben [B] en [C] in 2006, 2007 en 2008 op het gepachte paarden geweid, hebben zij op eigen kosten gehooid en gekuild en is voor onderpacht € 4.400,— per jaar betaald. Volgens het standpunt van [geïntimeerde] was sprake van verkoop van gras en hielden [B] en [C] toezicht op paarden van [geïntimeerde] zelf; op het gepachte hebben nooit paarden van [B] en [C] of van hun klanten gestaan, in ieder geval niet met toestemming van [geïntimeerde]. 4.3 Overeenkomstig het bewijsaanbod van [appellanten] zal het hof hen toelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [geïntimeerde] de zeggenschap over het gepachte aan een derde heeft afgestaan. Tot dat bewijs zal onder meer kunnen bijdragen het bewijs van de omstandigheid dat paarden die in 2006, 2007 en/of 2008 met toestemming van [geïntimeerde] op het gepachte werden geweid, eigendom waren van [B] en [C], dan wel van een van hun klanten. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. 5 De beslissing Het hof, beschikkende in hoger beroep: laat [appellanten] toe tot het onder 4.3 bedoelde bewijs; bepaalt dat, indien [appellanten] dat bewijs door middel van getuigen wensen te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. W.L. Valk, in aanwezigheid van de raad baron Van Verschuer, die daartoe zitting zullen houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem en wel op 16 juli 2008 te 11.30 uur; bepaalt dat partijen ([geïntimeerde] in persoon en [appellanten] vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het beantwoorden van vragen in staat is) bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat aan hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld; bepaalt dat [appellanten] overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven; houdt iedere verdere beslissing aan. Deze beschikking is gegeven door mrs. Valk, Smeeïng-van Hees en Olthof en de raden baron Van Verschuer en ir. Roelofsen, en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 juli 2008.