
Jurisprudentie
BD9974
Datum uitspraak2008-08-13
Datum gepubliceerd2008-08-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800105/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800105/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 22 november 2005 heeft het bestuur van het Faunafonds (hierna: het Faunafonds) het verzoek van [verzoeker] om een tegemoetkoming in de door grauwe ganzen veroorzaakte schade aan een bij hem in gebruik zijnd perceel met het gewas winterwortel afgewezen.
Uitspraak
200800105/1.
Datum uitspraak: 13 augustus 2008.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het bestuur van het Faunafonds,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1027 van de rechtbank Rotterdam van 21 november 2007 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
en
het bestuur van het Faunafonds.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2005 heeft het bestuur van het Faunafonds (hierna: het Faunafonds) het verzoek van [verzoeker] om een tegemoetkoming in de door grauwe ganzen veroorzaakte schade aan een bij hem in gebruik zijnd perceel met het gewas winterwortel afgewezen.
Bij besluit van 13 februari 2007 heeft het Faunafonds het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 november 2007, verzonden op 23 november 2007, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 februari 2007 vernietigd en bepaald dat het Faunafonds een nieuw besluit op bezwaar neemt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het Faunafonds bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 januari 2008, hoger beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van [verzoeker]. Dat is aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juli 2008, waar het Faunafonds, vertegenwoordigd door mr. drs. J.C.Q. Bult en H.G. Engberink, beiden werkzaam bij het Faunafonds, en [verzoeker], in persoon, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw), is er een Faunafonds dat tot taak heeft het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten.
Ingevolge artikel 84, eerste lid, van de Ffw, wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Volgens artikel 6, eerste lid, van de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds (Stcrt. 2002, nr. 69, p. 25 gewijzigd Stcrt. 2005, nr. 247, p. 71; hierna: de Regeling) kan het bestuur van het Faunafonds een tegemoetkoming verlenen uitsluitend voor schade veroorzaakt door diersoorten genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel a en b van de Ffw, welke door vraat, betreden, verontreiniging, graven, wroeten en vegen aan bedrijfsmatige landbouw, bosbouw of visserij is veroorzaakt.
Volgens artikel 7, eerste lid, van de Regeling zal het bestuur een tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 2, slechts verlenen, indien en voor zover naar zijn oordeel de grondgebruiker de schade niet had kunnen voorkomen en beperken door het treffen van maatregelen of inspanningen waartoe hij naar eisen van redelijkheid en billijkheid was gehouden.
Volgens het zesde lid kan het bestuur voor gewassen, teelten of overige producten, welke door de plaats, het moment of de wijze van telen of houden bijzonder kwetsbaar zijn voor schade veroorzaakt door diersoorten genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel a en b, van de Ffw een verhoogd eigen risico instellen.
2.2. Aan de afwijzing van het verzoek om een tegemoetkoming heeft het Faunafonds ten grondslag gelegd dat de schade door ganzenvraat in de eerste maanden van 2005 voor [verzoeker] voorzienbaar was en hij door het moment en de plaats van telen van het gewas het aanzienlijke risico heeft genomen dat het gewas door beschermde inheemse diersoorten zou kunnen worden beschadigd. Het Faunafonds heeft hierbij in aanmerking genomen dat het gangbaar is dat winterwortelen in de maanden oktober/november worden geoogst. Nu deze eind februari 2005 nog in het veld stonden, heeft [verzoeker] volgens het Faunafonds het aanzienlijke risico genomen dat schade zou optreden in een gebied waar zeer veel ganzenschade optreedt. Het Faunafonds heeft zich op het standpunt gesteld dat grauwe ganzen planteneters zijn en dat wortelen voor hen een aantrekkelijk gewas vormen, zeker in een periode van vorst en sneeuw. Door de wortelen tot na de kerst op het perceel te laten staan heeft [verzoeker] als ondernemer bewust een keuze gemaakt die voor zijn rekening en risico dient te blijven, aldus het Faunafonds.
2.3. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geclaimde schade in dit geval niet voorzienbaar was. Het betoog van het Faunafonds dat wortelen een voor ganzen aantrekkelijk gewas vormen heeft het Faunafonds naar haar oordeel niet voldoende onderbouwd met de stelling dat alle gewassen voor ganzen in de wintermaanden aantrekkelijk zijn, terwijl de stelling van [verzoeker] dat wortelen voor ganzen geen natuurlijk voedsel zijn niet bestreden wordt. Het betoog van het Faunafonds dat het perceel met wortelen nabij een foerageergebied is gelegen en de schade om die reden voorzienbaar is, was volgens de rechtbank in het licht van deze overweging onvoldoende om te kunnen vaststellen dat sprake was van verhoogd risico.
2.4. Het Faunafonds kan zich niet verenigen met dit oordeel van de rechtbank. Het stelt zich op het standpunt dat de schade wel voorzienbaar was, omdat het schadeperceel is gelegen nabij het Haringvliet en "De Scheelhoek" waar jaarlijks vele duizenden watervogels overwinteren. Met name de oeversloten langs het Haringvliet en het Zuiderdiep zijn van groot belang als foerageergebied voor grauwe ganzen. Als gevolg van kou en sneeuwval zijn de wortelen volgens het Faunafonds nog eens extra aantrekkelijk voor ganzen. Door deze combinatie van ligging van het schadeperceel in de nabijheid van een gebied waar aanzienlijke aantallen ganzen foerageren en de omstandigheid dat de wortel als voedselbron voor ganzen kan dienen, was de schade volgens het Faunafonds voorzienbaar.
Het Faunafonds betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het niet oogsten in de maanden oktober/november 2004 niet tot een verhoogd eigen risico voor [verzoeker] mag leiden, nu veel akkerbouwers in dat jaar hetzelfde hebben gedaan als [verzoeker] omdat de wortelen tot de maanden februari/maart 2005 in verband met lage marktprijzen niet of nauwelijks konden worden afgezet. Het Faunafonds stelt zich op het standpunt dat de schade die [verzoeker] als gevolg daarvan heeft geleden tot zijn bedrijfsrisico behoort en niet voor rekening van het Faunafonds dient te komen.
2.5. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de door de grauwe ganzen veroorzaakte schade aan de winterwortelen voor een professioneel grondgebruiker ten tijde hier van belang niet voorzienbaar was. Het Faunafonds heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat bekend kon zijn dat de winterwortel een aantrekkelijk gewas vormt voor ganzen en het in het veld laten staan daarvan gedurende de wintermaanden zodoende hoog risicovol is. In het door het Faunafonds - ter voorlichting aan grondgebruikers - geschreven Handboek Faunaschade (hierna: het Handboek) staat de winterwortel niet vermeld en worden vollegrondsgroenten, waaronder de winterwortel is te begrijpen, niet als hoog risicovol gewas gekwalificeerd. Ook is in dit Handboek geen verbinding gelegd tussen grauwe ganzen en wortelen. De enkele vermelding in het Handboek dat bij extreme weersomstandigheden in de herfst en de winter soms ook schade door ganzen en andere soorten eenden ontstaat aan vollegrondsgroenten, kan geen grond vormen voor het oordeel dat [verzoeker] toen hij besloot niet vóór de winter te oogsten wist of had moeten weten dat de winterwortel voor grauwe ganzen een aantrekkelijke voedselbron is.
Nu de schade niet voorzienbaar was, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de door [verzoeker] geleden schade, waarvan [verzoeker] tegemoetkoming heeft gevraagd, redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. De uit het moment of de plaats van telen voortvloeiende schade kan gelet op het vorenstaande niet geacht worden te behoren tot het normaal maatschappelijk risico of het normale bedrijfsrisico van [verzoeker].
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Het Faunafonds dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het bestuur van het Faunafonds tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 242,53 (zegge: tweehonderdtweeënveertig euro en drieënvijftig cent); het dient door het Faunafonds aan [verzoeker] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. bepaalt dat van het Faunafonds een griffierecht van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Wagtendonk w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2008.
176-497.