
Jurisprudentie
BD9954
Datum uitspraak2008-08-13
Datum gepubliceerd2008-08-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200705941/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200705941/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 3 juli 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer, zoals dit artikel luidde voor 1 januari 2008, verleend voor een inrichting voor het vervaardigen, bewerken of verwerken van chloor, isocyanaten en synthetische polymeren met een capaciteit van 5000 ton of meer per jaar en voorts van aminen en fosgeen met een capaciteit van 10 ton of meer per jaar aan de [locatie] te Rotterdam. Dit besluit is op 12 juli 2007 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200705941/1.
Datum uitspraak: 13 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Petrochem Globe B.V., gevestigd te Rozenburg, [appellanten b], beiden wonend te Rozenburg,
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer, zoals dit artikel luidde voor 1 januari 2008, verleend voor een inrichting voor het vervaardigen, bewerken of verwerken van chloor, isocyanaten en synthetische polymeren met een capaciteit van 5000 ton of meer per jaar en voorts van aminen en fosgeen met een capaciteit van 10 ton of meer per jaar aan de [locatie] te Rotterdam. Dit besluit is op 12 juli 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Petrochem Globe B.V., [appellanten b] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2007, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht. Petrochem Globe B.V., [appellanten b] en het college hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 juli 2008, waar [appellanten b], in persoon en bijgestaan door mr. A. van Rossem, advocaat te Rotterdam, Petrochem Globe B.V., vertegenwoordigd door mr. A. van Rossem, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door drs. A.E. Bracké-Van Wijbergen, ambtenaar van de provincie Zuid-Holland, ir. J.C.L. Langeveld en ing. S.W.J. Post, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. B.J.W. Walraven, advocaat te Rotterdam, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting is het beroep ingetrokken voor zover het is ingesteld door Petrochem Globe B.V. en [appellant b1].
2.2. [appellant b2] voert aan dat het ontwerp-besluit weliswaar is gepubliceerd in de Staatscourant en in De Botlek 1, maar hij betoogt dat desalniettemin aldus niet is gewaarborgd dat alle potentiële belanghebbenden kennis hebben kunnen nemen van het ontwerp-besluit en van de mogelijkheid zienswijzen over het ontwerp naar voren te brengen. Daartoe stelt hij dat De Botlek 1 wordt verspreid in de woonkernen Heenvliet en Geervliet van de gemeente Bernisse, maar niet in Zwartewaal en Rozenburg, terwijl deze woonkernen eveneens in de directe omgeving van de inrichting zijn gelegen.
2.2.1. Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), voor zover thans van belang, geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.
2.2.2. Ingevolge artikel 6:13 van de Awb, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
Uit artikel 6:13 van de Awb volgt dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij het niet naar voren brengen van een zienswijze hem redelijkerwijs niet kan worden verweten. Bij besluiten inzake een milieuvergunning worden de beslissingen over de aanvaardbaarheid van verschillende categorieën milieugevolgen als onderdelen van een besluit in vorenbedoelde zin aangemerkt. (Uitspraak van 1 november 2006, in zaak nr. 200602308/1, AB 2007, 95.)
2.2.3. Nu de beroepsgrond over de kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de Awb geen betrekking heeft op een besluitonderdeel als hiervoor bedoeld, staat artikel 6:13 van die wet er niet aan in de weg dat deze grond eerst in beroep wordt aangevoerd. Anders dan het college stelt, bestaat dan ook geen grond het beroep op dit punt niet-ontvankelijk te verklaren.
Het college heeft ter zitting bevestigd dat het in de veronderstelling verkeerde dat de Botlek 1 werd verspreid in alle gemeenten die in de nabijheid van de inrichting liggen, maar dat het zich heeft gebaseerd op een verouderde indeling in gebieden, waardoor het er ten onrechte vanuit is gegaan dat de Botlek 1 ook in de woonkernen Rozenburg en Zwartewaal die het dichtst bij de inrichting zijn gelegen, werd verspreid. Met kennisgeving van het ontwerpbesluit in de Staatscourant kon in het onderhavige geval niet worden volstaan omdat het college ter voldoening aan het wettelijke vereiste van het op een geschikte wijze kennis geven ervan er voor heeft gekozen het ontwerpbesluit tevens te publiceren in de Botlek 1 ter kennisgeving van onder andere de bewoners van de woonkernen Rozenburg en Zwartewaal. Gelet hierop is het besluit in strijd met artikel 3:2 van de Awb dat eist dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van het besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten.
2.3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De overige gronden behoeven geen bespreking.
2.4. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van 3 juli 2007, kenmerk 244000/20338211;
III. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [appellant b2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 805,00 (zegge: achthonderdvijf euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Zuid-Holland aan [appellant b2] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan [appellant b2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en drs. H. Borstlap, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Sparreboom
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2008
191-433.