
Jurisprudentie
BD9950
Datum uitspraak2008-08-07
Datum gepubliceerd2008-08-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200804967/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-08-13
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200804967/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluiten van 11 april 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vught (hierna: het college) [verzoeker A] en [verzoeker B] onder oplegging van een dwangsom gelast het gronddepot op het perceel gemeente Vught sectie […] nummer […] te verwijderen en verwijderd te houden.
Uitspraak
200804967/2.
Datum uitspraak: 7 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A], gevestigd te [plaats],
[verzoeker B], gevestigd te [plaats],
verzoekers,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/30 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 mei 2008 in het geding tussen:
[verzoeker A],
[verzoeker B],
en
het college van burgemeester en wethouders van Vught.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 11 april 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Vught (hierna: het college) [verzoeker A] en [verzoeker B] onder oplegging van een dwangsom gelast het gronddepot op het perceel gemeente Vught sectie […] nummer […] te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 9 november 2006 heeft het college de door [verzoeker A] en [verzoeker B] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 mei 2008, verzonden op 21 mei 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker A] en [verzoeker B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 juni 2008, hoger beroep ingesteld.
Voorts hebben [verzoeker A] en [verzoeker B] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 juli 2008, waar [verzoeker A] en [verzoeker B], vertegenwoordigd door mr. drs. W.J.W. van Eijk en mr. Th.A.G. Vermeulen, beiden advocaat te Rosmalen, en het college, vertegenwoordigd door T. Schulpen en mr. R.P. van Randewijk, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt tot schorsing van het besluit op bezwaar en de primaire besluiten.
2.3. Er is geen aanleiding voor de verwachting dat de aangevallen uitspraak inhoudelijk niet in stand zal kunnen blijven.
Daartoe wordt in aanmerking genomen dat geen grond bestaat om aan te nemen dat de opgelegde last onduidelijk is, omdat daarin perceelnummer […] in plaats van perceelnummer […] is genoemd, met name nu voorafgaand aan de uitspraak van de rechtbank aan de last is voldaan.
Voorts is onvoldoende grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat het gebruik van het in geding zijnde perceel voor grondopslag in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1997" niet door het daarin opgenomen overgangsrecht wordt beschermd. Uit de overgelegde luchtfoto's blijkt niet, althans onvoldoende duidelijk dat voorafgaand aan de van belang zijnde peildatum regelmatig opslag van grond plaatsvond.
2.4. Er bestaat evenwel aarzeling over de vraag of de rechtbank terecht met het college heeft overwogen dat [verzoeker A] kan worden aangemerkt als overtreder. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat reeds in de bezwaarfase door [verzoeker B] is aangegeven dat zij als overtreder dient te worden aangemerkt. In de door [verzoeker A] gedane aanvraag voor een milieuvergunning, die zag op toekomstig op het perceel gezamenlijk met [verzoeker B] te ontwikkelen activiteiten, wordt onvoldoende aanleiding gezien om aan te nemen dat ook [verzoeker A] als overtreder moet worden aangemerkt. Gelet op het vorenstaande en in afweging van de betrokken belangen bestaat aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van het college van 9 november 2006, kenmerk Ruimte/MM en van 11 april 2006 met kenmerk Ruimte/BV/119810, voor zover het de oplegging van de last onder dwangsom ten aanzien van [verzoeker A] betreft;
II. wijst het verzoek voor het overige af;
III. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [verzoeker A] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Vught aan [verzoeker A] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de gemeente Vught aan [verzoeker A] het voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2008
444