Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9915

Datum uitspraak2008-07-30
Datum gepubliceerd2008-12-08
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers69740 / HA ZA 07-2254
Statusgepubliceerd


Indicatie

Gedaagde moet bewijzen dat 78 (althans meer dan 35 uur) is gewerkt. Gedaagde slaagt in het bewijs. Vordering eiser afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector civiel recht zaaknummer: 69740 / HA ZA 07-2254 vonnis van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2008 in de zaak van [eiser], wonende te Den Haag, eiseres, procureur: mr. J.A Visser, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde], gevestigd te Zwijndrecht, gedaagde, procureur: mr. S. Visser. Partijen worden hieronder aangeduid als [eiser] en [gedaagde]. 1. Het procesverloop De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende processtukken: tussenvonnis van 10 oktober 2007 en de daarin genoemde stukken, akte van [gedaagde], akte van [eiser], proces-verbaal van op 26 juni 2008 gehouden getuigenverhoor, brief d.d. 21 juli 2008 van de procureur van [eiser]. de door [gedaagde] overgelegde producties. 2. De verdere beoordeling van het geschil 2.1 In het tussenvonnis is aan [gedaagde] te bewijzen opgedragen dat zij terzake de begeleiding in totaal 78 uur (prod. 8 bij dagvaarding) althans meer dan 35 uur heeft besteed aan gesprekken met [eiser]. [gedaagde] heeft stukken (kopieën uit kantooragenda’s) overgelegd. Vervolgens hebben zij [getuige1], [getuige2] en [getuige3] als getuigen doen horen. Daarbij zijn ter zitting de originele kantooragenda’s getoond. De procureur van [eiser] heeft bij brief van 21 juli 2008 laten weten af te zien van contra-enquête en zo snel mogelijk vonnis te wensen. 2.2 Ten onrechte voert [eiser] aan dat de gesprekken in het vonnis van 10 oktober 2007 door de rechtbank “zijn gewaardeerd op 35 uur”. Omdat [eiser] erkende dat 35 uur is gewerkt, staat dat urenaantal vast en de rest moet nog bewezen worden. [eiser] merkt nog op dat [gedaagde] niet heeft bewezen dat zij met 26 contacten heeft gelegd ten behoeve van [eiser]. [eiser] gaat er aan voorbij, dat rechtsoverweging 5.2.3 van het tussenvonnis ten overvloede is gegeven en dat een dergelijke bewijsopdracht niet aan [gedaagde] is gegeven. 2.3 Als prod. 8 bij de dagvaarding is een overzicht van de met [eiser] gemaakte afspraken overgelegd. Dit overzicht is gemaakt door getuige [getuige3], die voor dat doel de kantooragenda’s heeft geraadpleegd. Getuige [getuige1] verklaart dat voor de 29 gesprekken met één adviseur 1,5 uur werd geblokkeerd (op één keer na; dat was een gesprek van een uur) in de agenda en gesprekken met twee adviseurs twee uur. Getuige [getuige3] die de kantooragenda’s meestal bijhield, bevestigt een en ander. Getuige [getuige2], die de meeste gesprekken met [eiser] heeft gevoerd, verklaart dat elk gesprek voor- en nawerk met zich meebracht, welke werkzaamheden op een half uur gemiddeld werden gewaardeerd, hetgeen [getuige1] en [getuige3] bevestigen. [getuige2] verklaart dat een half uur voor deze werkzaamheden niet voldoende is. Als voorwerk noemt [getuige2]: nagaan wat er in het vorige gesprek is gebeurd, wat gaat er nu besproken worden, vacatures opzoeken in de vakbladen, maken van een persoonlijk plan en een uitgebreid CV, verwerken van informatie, zoals het psychologisch verslag. Als nawerk noemt hij het maken van een gespreksverslag. Gelet op deze verklaringen in combinatie met de (kopieën uit) de kantooragenda’s moet per afspraak de gereserveerde tijd plus een half uur worden gerekend. Ook het voor- en nawerk hoort bij de aan gesprekken bestede tijd. In de opstelling van prod 8. bij de dagvaarding is voor de gesprekken van twee uur geen voor- en nawerk berekend. Voorts blijkt uit de verklaringen van [getuige1] en [getuige2], dat er meer werkzaamheden hebben plaatsgevonden ten behoeve van [eiser] dan alleen de hiervoor genoemde gesprekken; er heeft bijvoorbeeld ook kantooroverleg over alle kandidaten, waaronder [eiser], plaatsgevonden. [gedaagde] is geslaagd in het haar opgedragen bewijs. Dit betekent dat zij het opgegeven urenaantal van 78 aan [eiser] heeft besteed. Uit het geleverde bewijs blijkt dat er zelfs meer is gewerkt dan deze uren. Van enige restitutie kan dan ook geen sprake zijn. De hoofdsom van € 15.500,-- moet worden afgewezen. De gevorderde rente en kosten zijn dus evenmin verschuldigd en moeten worden afgewezen. 2.5 Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de proceskosten. Het procureurssalaris is gebaseerd op tarief II (€ 452,-- per punt) en 3,5 punten (conclusie van antwoord, comparitie na antwoord, akte (1/2), enquête). 5. De beslissing De rechtbank: wijst de vorderingen af; veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 1.582,-- aan salaris van de procureur en € 390,-- aan verschotten (zijnde griffierecht). Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 juli 2008.