Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9912

Datum uitspraak2008-08-11
Datum gepubliceerd2008-08-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/754083-07; 09/650079-08 (ttz.gev) tul 09/527651-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Zie ook LJN BD9913. Verdachte wordt in de eerste plaats veroordeeld voor het diverse malen vervoeren van een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine. Gelet op de hoeveelheid is er klaarblijkelijk sprake van dealeractiviteiten. Voorts wordt overwogen dat de verdachte cocaïne heeft verkocht. In de tweede plaats wordt verdachte veroordeeld voor mishandeling. Voorts heeft verdachte zich, in zijn hoedanigheid als taakgestrafte op een school, schuldig gemaakt aan de verduistering van goederen. Tot slot is er sprake van de opzetheling van een drietal auto's. Gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de rechtbank d.d. 16 augustus 2007, gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummers 09/754083-07; 09/650079-08 (ttz.gev) tul 09/527651-07 's-Gravenhage, 11 augustus 2008 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [plaats] op [datum] 1974, adres: [adres], thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Midden Holland, HvB De Geniepoort' te Alphen aan den Rijn. De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 28 juli 2008. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr M. Krouwel, advocaat te Waddinxveen, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. De officier van justitie mr M.R.B. Mos heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/650079-08 onder 5 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/754083-07 onder 1 en 2 ten laste gelegde, alsmede van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/650079-08 onder 1, 2, 3 primair, 4 primair en 5 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat van het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [A], en dat de onder 2, 3 en 4 genummerde voorwerpen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n). De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank d.d. 16 augustus 2007 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken. De tenlastelegging. Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopieën van de dagvaarding met parketnummer 09/754083-07, gemerkt A, en de dagvaarding met parketnummer 09/650079-08, gemerkt A.1. De rechtbank overweegt ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/754083-07 nog als volgt. De rechtbank zal beslissen op de dagvaarding zoals deze voor de terechtzitting van 19 mei 2008 aan verdachte is betekend. Weliswaar heeft de officier van justitie een vordering aanpassing omschrijving tenlastelegging ex art. 314 A Wetboek van Strafvordering voor de aanvang van de terechtzitting aan de griffier overhandigd, echter ter terechtzitting heeft de rechtbank geen beslissing genomen over de toelaatbaarheid van deze vordering. Aldus is niet aan de formeel wettelijke vereisten voldaan en zal de rechtbank de gevorderde aanpassing omschrijving tenlastelegging thans buiten beschouwing laten. Vrijspraak Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/650079-08: De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 3 primair en 5 primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 3 primair overweegt de rechtbank dat verdachte één vuistslag tegen het oog van het slachtoffer heeft gegeven, waarbij geen sprake is geweest van het gebruik van een wapen of het dragen van een ring of ringen. Weliswaar heeft verdachte de vuistslag met forse kracht gegeven, echter de rechtbank is van oordeel dat hiermee nog niet is voldaan aan de kwalificatie van een poging tot zware mishandeling. De bewijsmiddelen. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht. De bewezenverklaring. Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding met parketnummer 09/754083-07 onder 1 en 2 ten laste gelegde, alsmede de op de dagvaarding met parketnummer 09/650079-08 onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 primair en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlasteleggingen, zoals deze is vermeld in de fotokopieën daarvan, gemerkt B en B.1. Bewijsoverwegingen Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/650079-08, feiten 1 en 2. In deze onderdelen van de dagvaarding is ten laste gelegd dat verdachte op 15 en 27 december 2007 hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine heeft vervoerd. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Door de raadsvrouw is daartoe aangevoerd dat uit de verklaringen van [B] en [C], alsmede uit de tapgesprekken niet kan worden afgeleid dat er sprake is van enige verkoop, levering, verstrekking etc. van speed. De rechtbank volgt de raadsvrouw hierin niet. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de onderlinge samenhang van de verklaringen van [B], [C], de peilbakengegevens van de Mercedes van verdachte en de diverse tapgesprekken, er voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de situatie en omstandigheden van de feiten 1 en 2 op de dagvaarding met parketnummer 09/650079-08, grote overeenkomsten vertonen met het bewezenverklaarde, en door verdachte bekende, feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 09/754083-07. Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/650079-08, feit 4. De raadsvrouw heeft ten aanzien van dit feit betoogd dat het handelen van verdachte naar haar mening niet gekwalificeerd kan worden als het medeplegen van één van de twee varianten van de tenlastelegging, zodat verdachte van het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Het handelen van verdachte kan volgens de raadsvrouw hooguit worden aangemerkt als medeplichtigheid. De rechtbank volgt de raadsvrouw hierin niet. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich samen met [D] en [E] schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. Verdachte heeft zijn broer en [E] laten weten dat hij stratenmakerspullen voor ze kon regelen. Deze goederen had hij uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich. Uit de beschikbare tapgesprekken blijkt dat verdachte aan [D] aanwijzingen heeft gegeven wanneer en op welke wijze de goederen weggenomen konden worden. [E] heeft de verdachte zelfs heel specifiek laten weten dat hij nog wel een trilplaat wilde hebben. Gelet op het vooraf gevoerde overleg tussen verdachte en de medeverdachten is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering. De rechtbank acht dan ook het onder 4 primair ten laste gelegde, in de vorm van 'medeplegen', wettig en overtuigend bewezen. Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 09/650079-08, feit 5. De raadsvrouw stelt zich hier op het standpunt dat verdachte de drie auto's van een kennis uit [land] had geleend. Verdachte wist niet en behoefde evenmin te vermoeden dat de auto's van een misdrijf afkomstig waren, zodat hij van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De rechtbank volgt de raadsvrouw hierin niet. De verdachte heeft gedurende een lange periode de beschikking gehad over drie personenauto's, waarvan twee auto's van een duurdere klasse. Deze auto's zijn in het jaar 2006 in [land] gestolen. Hoewel verdachte stelt de auto's te hebben geleend van een kennis, heeft hij geen naam genoemd. Ook anderszins zijn de personalia van de kennis niet gebleken. Voorts is verdachte ten aanzien van deze auto's niet in staat gebleken kentekenpapieren te overleggen. Verdachte gedroeg zich daarentegen wel als eigenaar van de auto; hij was degene die reparaties regelde en betaalde en tegenover een potentiële koper van een van de dure auto's heeft hij zich ook voorgedaan als eigenaar. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de opzetheling van de drie auto's genoemd in de tenlastelegging. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte. Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar. De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden. Strafmotivering. Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen. Verdachte wordt in de eerste plaats veroordeeld voor het diverse malen vervoeren van een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine. Gelet op de hoeveelheid is er klaarblijkelijk sprake van dealeractiviteiten. Voorts wordt overwogen dat de verdachte cocaïne heeft verkocht. Cocaïne en amfetamine zijn niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar zijn ook direct en indirect oorzaak van vele vormen van criminaliteit. Handelingen die tot doel hebben deze stoffen in omloop te brengen dienen dan ook streng te worden bestraft. In de tweede plaats wordt verdachte veroordeeld voor mishandeling. Verdachte verklaart hierover dat er aan de vuistslag 'wel wat vooraf is gegaan' en dat hij 'dus niet zomaar heeft geslagen'. De rechtbank stelt vast dat er aan de vuistslag slechts een telefonisch dispuut vooraf is gegaan. De rechtbank is van oordeel dat verdachte buitenproportioneel agressief heeft gereageerd op een -naar zijn zeggen- conflictsituatie, waarbij hij de lichamelijke integriteit van het slachtoffer niet heeft gerespecteerd. Daar komt bij, en de rechtbank zal hier ook rekening mee houden, dat verdachte in het verleden reeds meermalen voor geweldsmisdrijven is veroordeeld. Voorts heeft verdachte zich, in zijn hoedanigheid als taakgestrafte op een school, schuldig gemaakt aan de verduistering van goederen. Niet alleen heeft hij hiermee het vertrouwen van de school ernstig beschaamd, echter ook de wetenschap dat verdachte een dergelijk feit pleegt terwijl hij met de uitvoering van een straf bezig is, rekent de rechtbank hem zwaar aan. Tot slot is er sprake van de opzetheling van een drietal auto's. Deze helinghandelingen verdienen scherpe afkeuring nu, door het scheppen van een afzetmarkt, het stelen van auto's een lucratieve bezigheid blijft. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat na te melden onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Hierbij heeft de rechtbank acht geslagen op de per 1 juli 2008 in werking getreden Wet voorwaardelijke invrijheidstelling. De inbeslaggenomen voorwerpen De rechtbank zal de teruggave, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, aan de eigenaar, [A], gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan met betrekking tot de op de beslaglijst onder 2, 3 en 4 genummerde voorwerpen geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank d.d. 16 augustus 2007 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken kan worden toegewezen nu de verdachte opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd gedurende de bij voornoemd vonnis bepaalde proeftijd. De toepasselijke wetsartikelen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen: - 14g, 47, 57, 300, 321, 322, 416 van het Wetboek van Strafrecht; - 2, 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde. Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/650079-08 onder 3 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/754083-07 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, alsmede de bij dagvaarding met parketnummer 09/650079-08 onder 1, 2, 3 subsidiair, 4 primair en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt: Ten aanzien van parketnummer 09/754083-07, feit 1 en feit 2 en parketnummer 09/650079-08, feit 1 en feit 2: MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK HANDELEN IN STRIJD MET EEN IN ARTIKEL 2, ONDER B, VAN DE OPIUMWET GEGEVEN VERBOD, meermalen gepleegd Ten aanzien van parketnummer 09/650079-08, feit 3 subsidiair MISHANDELING Ten aanzien van parketnummer 09/650079-08, feit 4 primair MEDEPLEGEN VAN VERDUISTERING GEPLEEGD DOOR HEM DIE HET GOED UIT HOOFDE VAN ZIJN PERSOONLIJKE DIENSTBETREKKING ONDER ZICH HEEFT Ten aanzien van parketnummer 09/650079-08, feit 5 subsidiair OPZETHELING, meermalen gepleegd verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar; verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; veroordeelt de verdachte tot: een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden; bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht; ten aanzien van parketnummer 09/754083-07: in verzekering gesteld op: 9 februari 2008, in voorlopige hechtenis gesteld op: 12 februari 2008, gelast de teruggave aan de eigenaar, [A], van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten: 1 personenauto, merk BMW, type 316i, kleur rood en voorzien van kenteken [nummer]; gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de op de beslaglijst onder 2, 3 en 4 genummerde voorwerpen, te weten: 1 personenauto, merk Range Rover voorzien van kenteken [nummer]; 1 personenauto van het merk Mercedes voorzien van het kenteken [nummer] en 1 personen van het merk SEAT voorzien van het kenteken [nummer]; ten aanzien van parketnummer 09/527651-07: gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de rechtbank d.d. 16 augustus 2007, te weten: gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Dit vonnis is gewezen door mrs Timmermans, voorzitter, Braam en Van der Putten, rechters, in tegenwoordigheid van mr Breda, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 augustus 2008.