
Jurisprudentie
BD9911
Datum uitspraak2007-12-20
Datum gepubliceerd2008-08-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5744 WUV-VV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/5744 WUV-VV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding betaling van het griffierecht.
Uitspraak
07/5744 WUV-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet op het verzoek om voorlopige voorziening van:
[Naam verzoeker], wonende te [woonplaats] (Indonesië), (hierna: verzoeker),
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 20 december 2007
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker is beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening
20 juli 2006, kenmerk JZ/R60/2007, ten aanzien van verzoeker genomen besluit ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Hierbij is aan de Raad tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van het bepaalde in artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter indien, voor zover hier van belang, tegen een op grond van de Wet genomen besluit beroep bij de Raad is ingesteld, een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. In artikel 8:82, eerste lid, van de Awb is bepaald dat van de indiener van een verzoek om een voorlopige voorziening door de griffier een griffierecht wordt geheven. Op grond van artikel 8:82, tweede lid, van de Awb is artikel 8:41, tweede lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee weken bedraagt. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.1. Bij brief van 12 oktober 2007 is verzoeker erop gewezen dat een griffierecht van € 35,-- is verschuldigd, welk bedrag binnen twee weken na dagtekening van die brief diende te zijn voldaan. Het verschuldigde bedrag is binnen die termijn niet ontvangen.
2.2. Bij aangetekend schrijven van 26 oktober 2007 is verzoeker nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen één week dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel ter griffie van de Raad dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat verzoeker tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.3. De Raad stelt vast dat het griffierecht ook niet binnen voornoemde termijn is ontvangen en thans nog steeds niet.
3. Op grond van het vorenstaande komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard onder toepassing van het bepaalde in artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
4. De voorzieningenrechter ziet tot slot geen aanleiding voor toepassing van artikel 8:75 van de Awb, inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 december 2007.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) J.P. Schieveen.
JvS