Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9894

Datum uitspraak2007-12-10
Datum gepubliceerd2008-08-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/700572-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

De meervoudige strafkamer van de rechtbank Haarlem spreekt verdachte vrij van mensenhandel en van het plegen van voorbereidingshandelingen tot het vervalsen van bijv. bankpassen. Dit oordeel baseert de rechtbank op het volgende: In het begrip “bewegen tot”, zoals bedoeld in artikel 273f Wetboek van Strafrecht, ligt besloten dat het moet gaan om een situatie waarin door verdachte en/of haar mededaders misbruik wordt gemaakt van de situatie van het slachtoffer, waardoor deze wordt bewogen tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen. Op grond van de in het onderhavige dossier voorkomende bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat daaruit, behalve de verklaring van aangeefster [slachtoffer] zelf, niet volgt dat verdachte en haar medeverdachten het oogmerk hebben gehad om [slachtoffer] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen. Zo blijkt uit het dossier niet van gedragingen van de zijde van verdachte en/of haar medeverdachten waardoor die [slachtoffer] is bewogen, althans door welke gedragingen bij haar het wilsbesluit is gewekt om als prostituee te zullen gaan werken. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit is de rechtbank van oordeel dat de enkele aanwezigheid van een skimapparaat en 102 kaarten met blanco magneetstrip in een plastic draagtas die is gelegen in een niet afgesloten kast op de tweede verdieping van de woning aan de [adres], van welke tas medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat deze van hem is, onvoldoende is om aan te nemen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] en/of anderen zich aan dit feit schuldig heeft gemaakt. Van een bewuste samenwerking en/of gezamenlijke uitvoering is ook overigens niet gebleken. Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen oordeelt de rechtbank het volgende: Van de onder [verdachte] in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie gevorderd dat deze goederen thans in beslag gehouden moeten worden onder medeverdachte [medeverdachte]. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze ter zitting gedane vordering niet worden toegewezen, nu daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat. Handhaving van een op de voet van artikel 94 gelegd beslag onder een andere verdachte dan de verdachte waaronder de goederen in beslag zijn genomen, kan naar het oordeel van de rechtbank slechts krachtens een daartoe verkregen schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris als bedoeld in artikel 103 van het Wetboek van Strafvordering.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Locatie Haarlem Meervoudige strafkamer Parketnummer: 15/700572-07 Uitspraakdatum: 10 december 2007 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 oktober en 26 november 2007 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] (Roemenië), wonende te [adres]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. zij in of omstreeks de periode van 26 juni 2007 tot en met 14 juli 2007 te Landsmeer, althans in Nederland en/of te Roemenie tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door dwang en/of geweld en/of een of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging en/of een of meer andere feitelijkheden en/of door afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie [slachtoffer] heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting (te weten tewerkstelling in de prostitutie), althans [slachtoffer] heeft aangeworven, medegenomen en/of ontvoert met het oogmerk die ander in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, immers heeft zij verdachte, al dan niet samen met haar mededader(s) in voornoemde periode: - die [slachtoffer] per auto van Roemenie naar Nederland gebracht en/of - die [slachtoffer] voorgehouden dat zij in Nederland in de horeca zou kunnen werken en/of - papieren voor die [slachtoffer] geregeld en/of - die [slachtoffer] in een woning gehuisvest en/of - de deur van de woning en/of de slaapkamer van die [slachtoffer] afgesloten (zodat die [slachtoffer] het huis niet kon verlaten); 2. zij op of omstreeks 16 juli 2007 te Landsmeer, te zamen en in vereniging met een ander of anderen stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens, te weten een skimapparaat (merk Tysso, type MSE -750 met netsnoer en datakabel) en/of 102 blanco kaarten met magneetstrip heeft vervaardigd en/of ontvangen en/of zich verschaft en/of verkocht en/of overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, waarvan zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat zij bestemd was/waren tot het plegen van enig in artikel 226 eerste lid, onder sub 2-5 en/of 231 eerste lid en/of 232, eerste lid van het wetboek van strafrecht omschreven misdrijf. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft – zakelijk weergegeven – gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte in beslag genomen goederen onder medeverdachte [medeverdachte] in beslag gehouden moeten worden waardoor de ten aanzien van beslag te nemen beslissingen, beslissingen in de strafzaak van deze medeverdachte [medeverdachte] betreffen. 4. Oordeel van de rechtbank over het bewijs 4.1. Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder feit 1 impliciet primair tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige dossier de bewijsmiddelen daarvoor ontbreken. Ten aanzien van het onder feit 1 impliciete subsidiair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat in het begrip “bewegen tot” naar haar oordeel besloten ligt dat het moet gaan om een situatie waarin door verdachte en/of haar mededaders misbruik wordt gemaakt van de situatie van het slachtoffer, waardoor deze wordt bewogen tot het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen. Op grond van de in het onderhavige dossier voorkomende bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat daaruit, behalve de verklaring van aangeefster [slachtoffer] zelf, niet volgt dat verdachte en haar medeverdachten het oogmerk hebben gehad om [slachtoffer] ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen. Zo blijkt uit het dossier niet van gedragingen van de zijde van verdachte en/of haar medeverdachten waardoor die [slachtoffer] is bewogen, althans door welke gedragingen bij haar het wilsbesluit is gewekt om als prostituee te zullen gaan werken. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit is de rechtbank van oordeel dat de enkele aanwezigheid van een skimapparaat en 102 kaarten met blanco magneetstrip in een plastic draagtas die is gelegen in een niet afgesloten kast op de tweede verdieping van de woning aan de [adres], van welke tas medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat deze van hem is, onvoldoende is om aan te nemen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] en/of anderen zich aan dit feit schuldig heeft gemaakt. Van een bewuste samenwerking en/of gezamenlijke uitvoering is ook overigens niet gebleken. 4.2 Ten aanzien van het beslag Van de onder [verdachte] in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie gevorderd dat deze goederen thans in beslag gehouden moeten worden onder medeverdachte [medeverdachte]. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze ter zitting gedane vordering niet worden toegewezen, nu daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat. Handhaving van een op de voet van artikel 94 gelegd beslag onder een andere verdachte dan de verdachte waaronder de goederen in beslag zijn genomen, kan naar het oordeel van de rechtbank slechts krachtens een daartoe verkregen schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris als bedoeld in artikel 103 van het Wetboek van Strafvordering. Gelet op de verklaring van [verdachte] ter terechtzitting dat van het inbeslaggenomen geld slechts een bedrag van € 400,- van haarzelf is, zal dat bedrag aan haar worden teruggegeven. Met betrekking tot de resterende geldbedragen van € 4.810,-, 42 US $, 177 Roemeense lei en overige inbeslaggenomen voorwerpen, zal de rechtbank gelasten dat dit geld en onderstaande voorwerpen bewaard zullen worden ten behoeve van de rechthebbende. De onttrekking aan het verkeer De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen skimapparaat en de bankpassen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat met betrekking tot deze voorwerpen door de medeverdachte een strafbaar feit is begaan. Het ongecontroleerde bezit van voormelde inbeslaggenomen voorwerpen is in strijd met het algemeen belang. 5. Beslissing De rechtbank: Verklaart niet bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Gelast de onttrekking aan het verkeer van: - 1 skimapparaat; - 102 bankpassen. Gelast de teruggave aan verdachte van: - een bedrag van € 400,-; - een Albert Heijn bonuspas, nummer [nummer]. Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: - een bedrag van € 4.810,-. - een bedrag van 42 US $; - een bedrag van 177 Roemeense lei; - een paspoort ten name van [betrokkene]; - 71 klantenpassen. 6. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. W.C.J. Robert, voorzitter, mr. M. Hoendervoogt en mr. G.K. Schoep, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr.drs. F.A. Rive, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 december 2007. Mr. Schoep is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.