Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9644

Datum uitspraak2008-07-31
Datum gepubliceerd2008-08-11
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/3763 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ontslag wegens incompatibilité d’humeur. Geen aanleiding om in te gaan op de ter zitting door de raadsman van appellant gedane suggestie van een alternatieve aanpak (partijen een gesprek te laten voeren).


Uitspraak

06/3763 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant] wonende te [woonplaats], (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2006, 05/2630 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Stichting Waternet, als rechtsopvolger van de Stichting Dienst Waterbeheer en Riolering Amsterdam en Amstel, Gooi en Vecht (hierna: Waternet) Datum uitspraak: 31 juli 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Waternet heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door J. Gieszen te Bunnik. Waternet heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.A.E. van Soest, verbonden aan Vijverberg Juristen, en [B.], werkzaam bij Waternet. II. OVERWEGINGEN 1. Hierna wordt onder Waternet mede begrepen haar rechtsvoorgangster. 2. Voor een uitgebreid overzicht van de hier van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende. 2.1. Waternet heeft in het voorjaar van 2004 vastgesteld dat door het (communica-tie)gedrag van appellant tijdens de uitoefening van zijn functie in de loop van de jaren 2001 tot 2004 een verstoorde werkrelatie was ontstaan. Kern van de problematiek was de kennelijke drang van appellant om zijn gedachten over te brengen op anderen. Die drang was onstuitbaar en appellant liet zich hierin door niemand aan banden leggen. Zo bleef hij een enorme hoeveelheid e-mails verzenden. De leidinggevende en collega’s van appellant hebben gemotiveerd aangegeven niet langer met appellant te kunnen samenwerken. Appellant is als gevolg daarvan op de afdeling [naam afdeling] in een onmogelijke positie geraakt. Ook anderen ondervonden grote problemen in de communicatie met appellant, zoals de directeur en de bedrijfsartsen. 2.2. In die verstoorde relatie heeft Waternet aanleiding gevonden, nadat eerder was gerapporteerd dat bij appellant geen sprake was van ziekte of gebrek, appellant eervol ontslag te verlenen. Dit aanvankelijk primair op grond van ongeschiktheid en subsidiair wegens incompatibilité d’humeur verleende ontslag, is na bezwaar op enkel de subsi-diaire grond gehandhaafd. Daarbij is tevens een uitkering verleend naar de maatstaf aangegeven in artikel 9.1.8, tweede lid, van de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschappen. 3. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen (de handhaving van) het hem verleende ontslag ongegrond verklaard. 4. De Raad overweegt dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat Waternet op basis van objectieve gegevens tot de vaststelling heeft kunnen komen dat sprake is van een verstoorde relatie tussen appellant en Waternet. Evenals de rechtbank komt de Raad vervolgens tot de conclusie dat hetgeen door en namens appellant is aangevoerd, niet kan leiden tot het oordeel dat Waternet niet in redelijkheid van haar ontslagbevoegd-heid gebruik heeft kunnen maken. Ook appellant erkent dat uiteindelijk de situatie is ontstaan waarin de arbeidsrelatie verstoord is geraakt. Enig zicht op de mogelijkheid van herstel daarvan ontbreekt. Waar geen sprake is geweest van een rauwelijks verleend ontslag en waar de beschikbare gegevens en het verhandelde ter zitting geen enkel aanknopingspunt bieden voor de verwachting dat een nader gesprek tussen partijen zal leiden tot een andere oplossing dan (uiteindelijk) door Waternet is gekozen, ziet de Raad geen aanleiding in te gaan op de ter zitting door de raadsman van appellant gedane suggestie van een alternatieve aanpak (partijen een gesprek te laten voeren). 5. De Raad komt dan ook tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. 6. De Raad ziet tot slot geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen als voorzitter en K.J. Kraan en A.A.M. Mollee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.B. de Gooijer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2008. (get.) H.A.A.G. Vermeulen. (get.) M.B. de Gooijer. HD