Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9595

Datum uitspraak2008-07-10
Datum gepubliceerd2008-08-27
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers146110 / KG ZA 08-273
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vordering tot verschaffing van bescheiden waaruit inkomens- en vermogenspositie kan worden afgeleid, teneinde tot executie van vonnis te kunnen overgaan.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 146110 / KG ZA 08-273 Vonnis in kort geding van 10 juli 2008 in de zaak van [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres in conventie, verweerster in reconventie, toevoeging aangevraagd, procureur mr. M.J.H. Mühlstaff, tegen 1. [gedaagde sub 1], 2. [gedaagde sub 2], beiden wonende te [woonplaats], gedaagden in conventie, eisers in reconventie, toevoeging aangevraagd, verschenen in persoon, advocaat mr. C.W. Langereis te Zevenaar. Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde c.s.] genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling - de pleitnota van [eiseres] - de pleitnota van [gedaagde c.s.] - de eis in reconventie. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. [gedaagde c.s.] waren betrokken in een letselschadezaak tegen VVAA Schadeverzekeringen NV te Utrecht wegens een (gestelde) beroepsfout van een verloskundige, waardoor hun (minderjarige) zoon [zoon gedaagde c.s.] prematuur werd geboren met hersenbeschadiging. 2.2. In de brief d.d. 12 september 2003 van [dhr. A] van voormelde verzekeringsmaatschappij aan de raadsvrouw van [gedaagde c.s.] is het volgende opgenomen: Bij de stukken troffen wij aan een nota van mevrouw [eiseres], die in verband met allerlei werkzaamheden in de afgelopen jaren een bedrag van ruim EUR 9.000,- in rekening brengt. Zonder uitputtend te zijn merken wij het volgende terzake op (…). Dat wij rechtens gehouden kunnen worden kosten van mevrouw [eiseres] te vergoeden is voor ons allerminst een gegeven. (…) Wij willen echter tot een afronding komen. Louter en alleen daarom zijn wij, geheel sans prejudice, en zonder dat daaraan rechten kunnen worden ontleend in geval van non acceptatie, bereid om bovenop hetgeen reeds eerder is aangeboden nog de volgende bedragen te betalen: - uw declaratie, welke wij becijferen op EUR 4.557,70 inclusief BTW; - de kosten van mevrouw [eiseres] van totaal EUR 9.180,16. Totaal komt een en ander uit op EUR 13.737,86. (…) Gelet op het voorgaande zijn wij bereid om bovenop die slotuitkering van EUR 102.100,54 nog tegen finale kwijting te betalen EUR 13.737,86, zodat een slotuitkering volgt van EUR 115.838,40. 2.3. Bij arrest d.d. 25 maart 2008 heeft het Gerechtshof te Arnhem partij [gedaagde sub 1] veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 8.955,55, aan vergoeding voor werkzaamheden van [eiseres] als tolk en/of begeleidster met betrekking tot (de afwikkeling van) de letselschadevergoeding van [gedaagde c.s.], te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 20 oktober 2005 en vermeerderd met de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep. Tegen deze uitspraak is cassatie ingesteld. 2.4. Op 9 mei 2008 schrijft [dhr. B], gerechtsdeurwaarder te Deventer, aan [gedaagde sub 1]: Op 18 april 2008 is de grosse van het arrest van het Gerechtshof Arnhem van 25 maart 2008 aan u betekend, met bevel om aan de inhoud daarvan te voldoen. De advocaat van mevrouw [eiseres] deelt ons mee dat u aan dit bevel geen gevolg hebt gegeven. Uw wederpartij wil het arrest daarom tegen u ten uitvoer laten leggen. Wij zijn met de executie belast. In verband hiermee verzoeken wij u ons uw huidige bronnen van inkomsten op te geven. Wij vragen u daarbij aan te geven of uw partner momenteel ook inkomen heeft en als dat zo is, hoe hoog haar inkomsten zijn. Voor uw antwoord kunt u gebruik maken van het formulier dat wij hierbij in tweevoud toezenden. [gedaagde c.s.] hebben aan dit verzoek om informatie niet voldaan. 3. Het geschil in conventie 3.1. [eiseres] vordert, samengevat, [gedaagde c.s.] te gelasten om aan [eiseres] ter beschikking te stellen alle administratieve bescheiden, waaronder uitkerings- en/of salarisspecificaties, aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, alsmede afschriften van alle in het beheer van [gedaagde c.s.] zijnde bankrekeningen zoals deze vanaf 2004 bij [gedaagde c.s.] in het bezit zijn of zijn geweest, welke voor het vaststellen van verhaalsmogelijkheden noodzakelijk zijn. 3.2. [gedaagde c.s.] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. Het geschil in reconventie 4.1. [gedaagde c.s.] vorderen, samengevat, [eiseres] te gebieden de executie van het arrest van het gerechtshof Arnhem d.d. 25 maart 2008 te staken en gestaakt te houden, in ieder geval tot het moment dat in cassatie op het cassatieberoep is beslist. 4.2. [eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 5. De beoordeling in conventie 5.1. Het spoedeisend belang van de vorderingen is in voldoende mate gebleken. 5.2. [eiseres] stelt dat [gedaagde c.s.] de uitspraak van het gerechtshof, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en inhoudende een veroordeling tot betaling van EUR 8.955,55 aan haar, dienen na te komen. Volgens [eiseres] zit in het bedrag van de slotuitkering die door de verzekeringsmaatschappij aan [gedaagde c.s.] is uitgekeerd, voormelde vergoeding voor haar begrepen. [gedaagde c.s.] handelen onrechtmatig door het arrest niet na te komen, bronnen tot verhaal niet bekend te maken en door verhaalsobjecten weg te sluizen. [gedaagde c.s.] betwisten dat, stellende dat [eiseres] slechts recht heeft op EUR 8.955,55 en dat zij derhalve geen recht heeft op de hoeveelheid informatie als door haar gevorderd. Van een bewust onttrekken van gelden aan het vermogen is geen sprake, aldus [gedaagde c.s.] 5.3. Hieromtrent wordt als volgt overwogen. Een schuldenaar is in beginsel op grond van artikel 475g Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verplicht een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg, inlichtingen omtrent zijn inkomens- en vermogenspositie en omtrent voor verhaal vatbare goederen te verschaffen. Deze verplichting gaat echter niet zo ver dat afgifte kan worden verlangd van een zodanig groot aantal justificatoire bescheiden de schuldenaar in wezen rekening en verantwoording aflegt omtrent zijn financiële positie in het verleden en heden (vgl. [nummer], [nummer]). 5.4. De uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem dateert van 25 maart 2008. Voor zover de vordering betrekking heeft op de overlegging van alle bescheiden vanaf het jaar 2004, kan deze - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - niet worden toegewezen. 5.5. [gedaagde c.s.] dienen wel inlichtingen te verschaffen omtrent hun huidige inkomsten. [gedaagde c.s.] hebben als productie 5 en 6 afschriften omtrent een uitkering uit ziektewet over de periode mei 2008 (van de gemeente) en de periode 2 juni tot 8 juni 2008 (van het UWV) overgelegd. Als productie 4 is een bankafschrift van de Rabobank d.d. 14 mei 2008 overgelegd, waaruit een uitkering van het UWV blijkt. Uit productie 7 volgt dat maandelijks aan een schuldeiser EUR 75,- wordt afgelost. [eiseres] stelt dat uit deze producties niet volgt wat de werkelijke inkomsten en uitgaven zijn en dat [gedaagde c.s.] een nadere opgave hebben te doen. Er zijn echter geen feiten en omstandigheden gebleken die de conclusie kunnen dragen dat de verstrekte informatie over hun inkomenspositie onjuist en/of onvolledig is geweest. Voor de door [eiseres] bepleite nadere opgave bestaat dan ook op dit moment onvoldoende grond. Hierbij zij nog opgemerkt dat indien blijkt dat de opgaaf onjuist en/of onvolledig is geweest, daarop de in lid 2 van artikel 475g Rv bedoelde sanctie staat. 5.6. Met [eiseres] wordt echter geoordeeld dat [gedaagde c.s.] inlichtingen dienen te verschaffen omtrent de door de verzekeringsmaatschappij betaalde slotuitkering. Door [gedaagde c.s.] is ter zitting medegedeeld dat van de uitkering het deel dat voor hun minderjarige zoon [zoon gedaagde c.s.] bestemd is, naar een Turkse bankrekening is overgemaakt. De over dat bedrag te ontvangen rente wordt, zo stellen [gedaagde c.s.], door hen aangewend voor de verzorging en opvoeding van [zoon gedaagde c.s.]. Het deel van de uitkering dat betrekking heeft op de afgeleide schade en dat bestemd was voor [gedaagde c.s.], is volgens hen op hun bankrekening overgemaakt. [gedaagde c.s.] stellen dat zij niets apart gezet hebben voor de tolkkosten. Gelet hierop dienen [gedaagde c.s.] opgave te doen van: - de Turkse bankrekening waarop het deel van de uitkering voor zoon [zoon gedaagde c.s.] is gestort en de omvang van dit deel; - de bankrekening waarop de op voormelde rekening gekweekte rente wordt overgemaakt; - de bankrekening waarop het deel van de uitkering voor [gedaagde c.s.] (wegens afgeleide schade) is gestort en de omvang van dit deel. 5.7. Nu door [eiseres] onvoldoende gemotiveerd weersproken is gesteld dat [gedaagde c.s.] bezittingen - volgens [eiseres] onroerende zaken - hebben in Turkije, zullen [gedaagde c.s.] daarvan ook opgave dienen te doen. 5.8. De vordering in conventie zal als hiervoor vermeld worden toegewezen. [gedaagde c.s.] stellen dat de uitvoerbaarheid bij voorraad dient te worden afgewezen, nu de vordering disproportioneel is en daardoor de privacy van [gedaagde c.s.] wordt geschonden. Hierin worden zij niet gevolgd. De vordering is beperkt tot hetgeen hierboven is vermeld en [gedaagde c.s.] dienen, mede gelet op hetgeen hierna overwogen, aan voormeld arrest te voldoen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als in het dictum bepaald. 6. De beoordeling in reconventie 6.1. [gedaagde c.s.] hebben cassatie ingesteld tegen voormeld arrest van het Hof. Volgens [gedaagde c.s.] biedt [eiseres] weinig tot geen verhaal. Zij lopen derhalve, zo stellen [gedaagde c.s.], het risico dat zij, indien zij hetgeen waartoe zij door het Hof zijn veroordeeld gaan betalen, nooit meer een eventueel teveel betaald bedrag terug zullen krijgen. Voorts stellen zij dat ze een vordering tot vergoeding van smartengeld op [eiseres] te hebben, omdat [eiseres] hun eer en goede naam heeft aangetast. Het is de vraag of zij ook dat bedrag in verband met de verhaalspositie van [eiseres] ooit tegemoet kunnen zien. Om die reden mag [eiseres] volgens [gedaagde c.s.] de executie niet doorzetten. [eiseres] heeft dat betwist. 6.2. In dit kort geding moet worden vooropgesteld dat [eiseres] in beginsel gerechtigd is het desbetreffende arrest, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, jegens [gedaagde c.s.] ten uitvoer te leggen. Slechts indien sprake zou zijn van misbruik van recht, kan de staking of schorsing van die executie worden bevolen. Dit kan het geval zijn indien: a. het te executeren arrest klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust; b. de executie van het arrest op grond van na het arrest voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard; c. er andere feiten of omstandigheden zijn op grond waarvan de executant in redelijkheid geen gebruik mag maken van zijn exclusieve recht tot executie van het arrest in kwestie. 6.3. Gesteld noch gebleken is dat het onderhavige arrest op een juridische of feitelijke misslag berust. Na het arrest zijn er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk geworden, op grond waarvan de executie van het arrest niet kan worden aanvaard, of die meebrengen dat eiser in redelijkheid geen gebruik mag maken van haar recht tot executie van het desbetreffende arrest. Een dergelijk feit of omstandigheid kan niet worden afgeleid uit de gestelde omstandigheid dat [eiseres] geen of weinig verhaal zou bieden en/of dat [gedaagde c.s.] een vermeende tegenvordering zouden hebben. Voorzover uit het middel in de overgelegde cassatiedagvaarding in dit kader relevante omstandigheden voortvloeien, zijn die, nu daarnaar op geen enkele wijze is verwezen, in de beoordeling niet betrokken. De vordering zal derhalve worden afgewezen. 7. De beoordeling in conventie en in reconventie [gedaagde c.s.] dienen te worden aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij en zullen daarom met de proceskosten worden belast. De beslissing omtrent de proceskosten zal evenwel worden aangehouden totdat definitief op de toevoegingsaanvraag van [eiseres] zal zijn beslist. Deze beslissing dient na ontvangst daarvan onverwijld door [eiseres] te worden overgelegd. 8. De beslissing De voorzieningenrechter in conventie 8.1. gelast [gedaagde c.s.] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis aan [eiseres] opgave te doen van: - de bankrekening waarop het deel van de verzekeringsuitkering voor zoon [zoon gedaagde c.s.] is gestort en de omvang van dit deel; - de bankrekening waarop de op voormelde rekening gekweekte rente wordt overgemaakt; - de bankrekening waarop het deel van de verzekeringsuitkering voor [gedaagde c.s.] (wegens afgeleide schade) is gestort en de omvang van dit deel, - hun bezittingen in Turkije. 8.2. bepaalt dat [gedaagde c.s.] voor iedere dag dat zij in strijd handelen met het onder 8.1. bepaalde, aan [eiseres] een dwangsom verbeuren van EUR 250,- per dag, tot een maximum van EUR 10.000,-, 8.3. verklaart dit vonnis in conventie uitvoerbaar bij voorraad, in reconventie 8.4. wijst de vordering af, in conventie en in reconventie 8.5. houdt de beslissing wat betreft de proceskosten aan totdat door de Raad voor Rechtsbijstand op de toevoegingsaanvraag is beslist. Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Boele en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2008.