
Jurisprudentie
BD9569
Datum uitspraak2008-08-01
Datum gepubliceerd2008-08-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5823 Wajong
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5823 Wajong
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking (volledige) WAJONG-uitkering. Ontbreken van een voldoende inzichtelijke en toetsbare arbeidskundige toelichting dat de als grondslag voor de schatting gebruikte functies, ook werkelijk geschikt zijn te achten voor betrokkene.
Uitspraak
06/5823 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2006, 05/285,
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna:Uwv).
Datum uitspraak: 1 augustus 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is mr. M. de Miranda, advocaat te Amsterdam, in hoger beroep gekomen.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 20 juni 2008. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. De Miranda. Namens het Uwv is verschenen mr. M.H.A.H. Smithuijsen.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidend beroep richt zich tegen het ter uitvoering van de Wet op de arbeids-ongeschiktheidsvoorziening jongehandicapten (WAJONG) op 28 december 2004 door het Uwv genomen besluit. Dat besluit strekt tot de herroeping van het besluit van 30 januari 2004, in zoverre, dat de WAJONG-uitkering van appellante per 12 februari 2005 (in plaats van 1 maart 2004) wordt beëindigd. Hieraan ligt ten grondslag dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante is afgenomen van 80-100% naar minder dan 25%.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3. De Raad gaat uit van de feiten zoals de rechtbank deze aan haar uitspraak ten grondslag heeft gelegd en waarvan partijen de juistheid niet hebben bestreden.
4.1. Met de rechtbank en op de door haar in de aangevallen uitspraak uiteengezette gronden, is de Raad van oordeel dat appellante niet kan worden gevolgd in haar beroepsgrond dat het Uwv in zijn besluitvorming is uitgegaan van een te hoge belast-baarheid. Voor appellantes pijnsensaties is geen medische verklaring gevonden. Bij verzekeringsgeneeskundig onderzoek is er van uitgegaan dat appellante door ziekte of gebrek beperkingen heeft voor het verrichten van arbeid. Aan de op verzoek van appellante door de bedrijfsarts M.J. van Til uitgebrachte rapportage kan de Raad onvoldoende aanknopingspunten ontlenen dat het Uwv bij zijn besluitvorming haar medische arbeidsbeperkingen heeft onderschat.
4.2. Een voldoende inzichtelijke en toetsbare arbeidskundige toelichting dat de als grondslag voor de schatting gebruikte functies, ook werkelijk geschikt zijn te achten voor appellante, ontbreekt, naar appellante terecht heeft aangevoerd, onder de stukken. Het bestreden besluit mist een voldoende draagkrachtige motivering en dient wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd. De aangevallen uitspraak kan geen stand houden. Het Uwv zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante.
5. De Raad ziet tevens aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten van appellante wegens de haar verleende rechtsbijstand begroot op € 805,- voor het geding in eerste aanleg, en € 644,- voor het geding in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het inleidende beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing neemt op het bezwaar van appellante;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag groot € 1.449,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan betrokkene het griffierecht van € 142,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.W.A. Schimmel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2008.
(get.) R.C. Stam.
(get.) M.W.A. Schimmel.
BP