Jurisprudentie
BD9550
Datum uitspraak2008-08-01
Datum gepubliceerd2008-08-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600142-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-07
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/600142-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
8 maanden waarvan 3 voorwaardelijk voor het plegen van poging tot diefstal, diefstal en bedreiging.
Uitspraak
RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600142-08
Datum uitspraak: 1 juli 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren 1986 te [geboorteplaats],
wonende te [adres] [Woonplaats],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht.
Raadsman: mr. M.G. Vos.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2008.
De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 13 mei 2005 tot en met 14 mei 2005 te Baarn, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]), weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en / of dat/die weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) geprobeerd de keukendeur van die woning open te breken en/of op het balkon van die woning geklommen en/of (vervolgens) de balkondeur opengebroken en/of de schuifpui van die woning geforceerd, zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
2.
hij op of omstreeks 01 mei 2005 te Lage-Vuursche, gemeente Baarn,, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een restaurant (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een projector (merk Sony) en/of een handterminal van een kassasysteem (merk Gyzmo) en/of een fotocamera (merk Fuji), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan restaurant [naam restaurant] en/of [aangever4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door braak op en/of verbreking van een ruit van dat restaurant en/of (vervolgens) door inklimming;
3.
hij op of omstreeks 23 juli 2007 te Baarn, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een televisie en/of een spelcomputer (met toebehoren) en/of een modem en/of één of meer computerspel(len) en/of schoenen (merk Botticelli) en/of een weekendtas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
hij op of omstreeks 10 november 2007 te Baarn, althans in het arrondissement Utrecht, [aangever3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp voorwerp in de richting gehouden van die [aangever3] en/of (vervolgens) met dat mes, althans dat scherpe voorwerp, zwaaiende bewegingen in de richting van die [aangever3] gemaakt en/of (daarbij) voornoemde [aangever3] dreigend de woorden toegevoegd: "Wacht maar af dan";
Het bewijs en de beoordeling daarvan
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Voor een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde ontbreekt in de opvatting van de officier van justitie het wettig en overtuigend bewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, nu zijn cliënt dit feit heeft bekend.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman gesteld dat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat niet uit de aangifte van [aangever4] blijkt door wie er goederen zijn weggenomen. Het aantreffen van bloedsporen van verdachte op het kozijn wil nog niet zeggen dat zijn cliënt binnen is geweest, aldus de raadsman.
Verder betoogt de raadsman dat zijn cliënt zich gedistantieerd heeft op het moment dat het alarm afging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen nu over de betrokkenheid van zijn cliënt slechts door iemand wordt verklaard die hoopt zijn eigen aandeel daarmee te verkleinen. Verder is volgens de raadsman een totaal ander scenario mogelijk nu er op meerdere momenten andere personen in de gelegenheid zijn geweest in bezit te komen van een sleutel van de woning van de aangever.
Wat betreft het onder 4 ten laste gelegde feit, stelt de raadsman dat zijn cliënt ontkent dat hij op het moment waar het hier om gaat op de aangegeven plaats aanwezig was. Bovendien zou het haar van zijn cliënt op het moment van de vermeende bedreiging gemillimeterd zijn, zodat zijn cliënt niet aan het signalement van de dader voldeed, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Gelet op de aangifte van de heer [aangever1], het DNA materiaal dat is aangetroffen op een sigaret en dat naar moet worden aangenomen van verdachte afkomstig is en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft bekend dat hij samen met [medeverdachte1] en [medeverdachte2] van plan was om de inhoud van de kluis van het restaurant te stelen. Verder heeft de verdachte ook ter terechtzitting bekend de ruit van het restaurant te hebben ingeslagen. Bij deze ruit zijn bloedsporen aangetroffen, die naar moet worden aangenomen van verdachte afkomstig zijn.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich van de inbraak heeft gedistantieerd en dat hij dus niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de door de medeverdachten na zijn vertrek gepleegde diefstal.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. In de jurisprudentie wordt aangenomen dat het niet-distantiëren van een bepaald optreden of handelen dat een strafbaar feit oplevert een aanwijzing voor ‘medeplegen’ van dat feit kan zijn. Hieruit volgt evenwel niet zonder meer dat –a contrario- wel distantiëren (dus) aan de bewezenverklaring van medeplegen in de weg staat. In dit geval kan het bewijs voor ‘medeplegen’, hier: diefstal in vereniging, zonder meer worden afgeleid uit hetgeen de verdachte heeft verklaard omtrent het gezamenlijk voornemen en de gedeeltelijke gezamenlijke uitvoering, te weten de braakhandelingen die de verdachte voor zijn rekening heeft genomen waarna het feit door de medeverdachten is voltooid. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat dit feit eveneens wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Hoewel de rechtbank het niet onaannemelijk acht dat [getuige] onder dwang de sleutel van de woning van het slachtoffer de heer [aangever 3] aan verdachte heeft afgegeven, is, nu bewijs ontbraakt dat de verdachte betrokken is geweest bij de diefstal in/uit de woning van [aangever 3], niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd. De verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4
Dit feit acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Voor de stelling dat de verdachte op dat bewuste moment kort gezegd in een taxi rondreed door de provincie Utrecht, zijn, maast de eigen verklaring van verdachten, geen aanknopingspunten in het dossier te vinden, terwijl hij wel door de aangever en een getuige is herkend als degene die de bedreiging heeft geuit, welke herkenning later nog is bevestigd.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
1.
in de periode van 13 mei 2005 tot en met 14 mei 2005 te Baarn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres]), weg te nemen goed, toebehorende aan [aangever1] en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en dat weg te nemen goed onder hun bereik te brengen door middel van braak, tezamen en in vereniging met een ander, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij, verdachte, en zijn mededader de schuifpui van die woning geforceerd,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid;
2.
op 01 mei 2005 te Lage-Vuursche, gemeente Baarn, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een restaurant (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een projector (merk Sony) en een handterminal van een kassasysteem (merk Gyzmo) en een fotocamera (merk Fuji), toebehorende aan restaurant [naam restaurant] en [aangever4], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door braak van een ruit van dat restaurant en (vervolgens) door inklimming;
4.
op 10 november 2007 te Baarn, [aangever3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes in de richting gehouden van die [aangever3] en (vervolgens) met dat mes, zwaaiende bewegingen in de richting van die [aangever3] gemaakt en (daarbij) voornoemde [aangever3] dreigend de woorden toegevoegd: "Wacht maar af dan";
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De bewezenverklaarde feiten onder 1 en 2 zijn feiten die al wat ouder zijn. Bij deze zaken is de verdachte door DNA sporenonderzoek in beeld gekomen. Pas geconfronteerd met dit harde bewijs heeft de verdachte schoorvoetend zijn rol bekend. Daarnaast is er de bedreiging van eind 2007 en het informeren bij een volgens verklaring van verdachte ‘echte kruimeldief’ of deze een Playstation 3 kon regelen. Dat past niet bepaald bij het beeld van een verdachte die zijn leven heeft gebeterd, zoals door verdachte en zijn raadsman is betoogd. De rechtbank kan zich niet aan indruk onttrekken dat het hier gaat om een verdachte die wel trots is op zijn criminele gedrag dan wel reputatie.
Toch wil de rechtbank wel enige waarde hechten aan de verklaringen van verdachte dat hij zijn leven wil beteren en zal daarom een deels voorwaardelijke straf opleggen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 5 juni 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor feit 3 wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 1,2 en 4 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-: een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van het voorarrest,
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Dit betekent dat aan verdachte een hogere straf wordt opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd, aangezien met de door de officier van justitie gevorderde straf niet kan worden volstaan.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63, 285 lid 1, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1,2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1,2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 8 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt daarbij dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De vordering van de benadeelde partij [aangever2]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Nu aan de verdachte voor wat betreft het onder 3 ten laste gelegde feit geen straf of maatregel zal worden opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing zal vinden, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.K.J. van den Boom, W. Foppen en C.E.M. Nootenboom - Lock, bijgestaan door mr. L.G.A. Linssen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juli 2008.
Mr. J.K.J. van den Boom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.