Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9548

Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-07
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/2504 WAJONG
Statusgepubliceerd


Indicatie

In de jurisprudentie van de Raad met betrekking tot de toetsing van besluiten, inhoudende een weigering om terug te komen van een in rechte onaantastbaar besluit is geen plaats voor een volle toetsing als door de rechtbank verricht.


Uitspraak

06/2504 WAJONG Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 24 maart 2006, 05/6943 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 6 augustus 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. M.F.J. Witlox, advocaat te ’s-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2008. Appellant is, met berichtgeving, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. P.F.G. Hermans. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellant, geboren [in] 1973 en van Surinaamse afkomst, is sinds 14 augustus 1985 woonachtig in Nederland. Bij besluit van 27 juli 1993 heeft het Uwv appellant meegedeeld dat hem een uitkering op grond van de Algemene arbeidsonge-schiktheidswet (AAW) wordt geweigerd, omdat hij op 14 augustus 1985 reeds volledig arbeidsongeschikt was. 1.2. Op 30 juli 1998 heeft appellant een arbeidsongeschiktheidsuitkering aangevraagd. Bij besluit van 20 november 1998 – genomen in het kader van de Wet arbeidsonge-schiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) – heeft het Uwv de reeds op 14 augustus 1985 bestaande arbeidsongeschiktheid geheel en blijvend buiten aanmerking gelaten omdat appellant niet voldoet aan het vereiste van 6 jaar onmiddellijk voorafgaand aan de 17e verjaardag in Nederland te hebben gewoond, en heeft het Uwv besloten niet terug te komen op het besluit van 27 juli 1993. Het besluit van 20 november 1998 is in rechte onaantastbaar geworden. 1.3. Op 31 januari 2005 heeft appellant een nieuwe aanvraag van dezelfde strekking ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft het Uwv de zaak in haar geheel opnieuw beoordeeld waarbij – anders dan bij het besluit van 20 november 1998 – aanvullend is getoetst aan beleid zoals is vastgelegd in het Besluit buiten aanmerking laten van arbeidsongeschiktheid WAO, WAZ en Wajong (hierna: het Besluit). Deze toets heeft echter niet tot een andere uitkomst geleid, waarna het Uwv bij besluit van 19 mei 2005 aan appellant wederom toekenning van een uitkering op grond van de Wajong heeft geweigerd. 1.4. Bij besluit van 23 augustus 2005 (hierna: het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant, waarin kort weergegeven is gesteld dat de toegepaste beleids-regels in strijd zijn met de redelijkheid en de billijkheid, tegen het besluit van 19 mei 2005 ongegrond verklaard. 1.5. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank appellants beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank – onder meer – overwogen dat de beleidsregels zoals neergelegd in het Besluit niet onredelijk worden bevonden. 2.1. De Raad overweegt als volgt. 2.2. De Raad stelt allereerst vast dat in het thans bestreden besluit een weigering besloten ligt om terug te komen op het besluit van 20 november 1998. 2.2.1. De Raad stelt voorts vast dat het Uwv appellants bezwaren tegen het besluit van 19 mei 2005 volledig heeft getoetst en dat de rechtbank vervolgens hierin kennelijk aanleiding heeft gezien het bestreden besluit eveneens vol te toetsen aan de Wajong. 2.3. De Raad kan de rechtbank niet volgen in de wijze van toetsen. In de jurisprudentie van de Raad met betrekking tot de toetsing van besluiten, inhoudende een weigering om terug te komen van een in rechte onaantastbaar besluit, welke jurisprudentie in oktober 2003 is gewijzigd, is geen plaats voor een volle toetsing als door de rechtbank verricht. Hij verwijst in dit verband naar zijn uitspraak van 7 oktober 2003, 00/6007 en 6008 NABW en zijn uitspraak van 4 november 2003, RSV 2004/20. 2.4. Een bestuursorgaan is in het algemeen bevoegd om, na een eerdere afwijzing, een herhaalde aanvraag inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. Het bepaalde in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat daaraan niet in de weg. Indien het bestuursorgaan met gebruikmaking van deze bevoegdheid de eerdere afwijzing handhaaft, kan dit echter niet de weg openen naar een toetsing als betrof het een oorspronkelijk besluit. Een dergelijke wijze van toetsen zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn(en) voor het instellen van rechtsmiddelen in het bestuursrecht. Gelet hierop dient de bestuursrechter in zulk geval uit te gaan van de oorspronkelijke afwijzing en zich in beginsel te beperken tot de vraag of sprake is van nieuw gebleken of veranderde omstandigheden en, zo ja, of het bestuursorgaan daarin aanleiding had behoren te vinden om op zijn oorspronkelijke standpunt terug te komen. 2.5. Ter ondersteuning van zijn herhaalde aanvraag van 31 januari 2005 heeft appellant een rapportage van Hoeve Boschoord met betrekking tot zijn opname op 26 mei 1998 overgelegd. Deze rapportage bevat naar het oordeel van de Raad geen feiten of omstandigheden die ten tijde van het besluit van 20 november 1998 nog niet bekend waren nu uit de eerdere aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering van 30 juli 1998 blijkt dat appellant al melding heeft gemaakt van zijn opname bij Hoeve Boschoord per 26 mei 1998. 2.6. De Raad komt dan ook tot het oordeel dat niet is gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden die het Uwv noodzaakten tot het nemen van een ander besluit. Eén en ander brengt de Raad tot het oordeel dat niet kan worden gezegd dat het Uwv niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel. 3. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak, zij het met wijziging van gronden, voor bevestiging in aanmerking komt. 4. De raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008. (get.) Ch. van Voorst. (get.) W.R. de Vries. BP