Jurisprudentie
BD9523
Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers310970/KG ZA 08-666
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers310970/KG ZA 08-666
Statusgepubliceerd
Indicatie
Passages uit de door de wethouder aan de ouders (en verzorgers) van leerlingen van de school 'Ibn Ghaldoun' gezonden brief d.d. 10 juli 2008 en uit het op de website van de gemeente op 10 juli 2008 geplaatste bericht als onrechtmatig aangemerkt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het sturen van de brief d.d. 10 juli 2008 op zichzelf en de daarin vervatte mededeling dat de school ‘Ibn Ghaldoun’ een zeer zwakke school is niet onrechtmatig is, maar dat de inhoud van de brief dat overigens wel is op het punt van de oproep aan de ouders (en verzorgers) het schoolbestuur te benaderen en het advies hun kind(eren) van school te halen.
De gemeente dient tot rectificatie over te gaan.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 310970/KG ZA 08-666
Uitspraak: 6 augustus 2008
VONNIS in kort geding in de zaak van:
de stichting
STICHTING VOOR ISLAMITISCH ONDERWIJS IBN GHALDOUN,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
procureur mr. J. Kneppelhout,
advocaten mr. dr. J.J.M. Sluijs en mr. M.R. Krul,
- tegen -
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
procureur en advocaat mr. P.J.M. Drion.
Partijen worden hierna aangeduid als “Ibn Ghaldoun” respectievelijk “de gemeente”.
1 Het verloop van het geding
De voorzieningenrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 21 juli 2008;
- pleitnotities en producties van mrs. Sluijs en Krul;
- pleitnotities en producties van mr. Drion.
De raadslieden van partijen hebben de respectieve standpunten toegelicht ter zitting van
31 juli 2008.
2 De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende bestreden, alsmede op grond van de inhoud van de door partijen overgelegde producties, kan in dit kort geding van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1
De school ‘Ibn Ghaldoun’ is een school voor voortgezet onderwijs (vmbo, havo, vwo) te Rotterdam. Ibn Ghaldoun is het bevoegde gezag over deze school.
2.2
De Inspectie van het onderwijs heeft de school ‘Ibn Ghaldoun’ in april 2008 op basis van schoolbezoeken in december 2007 in een openbaar rapport aangemerkt als een zeer zwakke school. Ook in 2006 en 2007 is de school ‘Ibn Ghaldoun’ door de Inspectie van het onder-wijs beoordeeld; in 2007 werd de school op een significant aantal indicatoren niet goed be-oordeeld. De Inspectie van het onderwijs publiceert via haar website een lijst van zeer zwakke scholen. Op de lijst per 1 juli 2008 staat de school ‘Ibn Ghaldoun’ genoemd.
2.3
De Inspectie van het onderwijs heeft Ibn Ghaldoun via een traject van geïntensiveerd toe-zicht twee jaar de tijd gegeven de kwaliteit van het onderwijs op de school ‘Ibn Ghaldoun’ op een aanvaardbaar niveau te brengen. In dat verband heeft Ibn Ghaldoun een verbeterplan d.d. 29 mei 2008 opgesteld, welk plan bij brief van 11 juni 2008 (productie 2 bij dagvaar-ding) door de Inspectie van het onderwijs als startdocument is aanvaard. Blijkens gemelde brief van 11 juni 2008 behoeft het door Ibn Ghaldoun ingediende verbeterplan nog nadere financiële onderbouwing en concrete uitwerking, in het kader waarvan de Inspectie van het onderwijs met Ibn Ghaldoun in september 2008 een (eerste voortgangs-)gesprek zal aan-gaan. In gemelde brief staat voorts het volgende vermeld: “(…) Als alle verbeteractiviteiten slagen, is in redelijkheid aan te nemen dat de kwaliteit van uw school zal toenemen. Bij voorbaat signaleert de inspectie hierbij als voorwaarde dat het bestuur de consequenties van dit verbeterplan aanvaardt, dit wil zeggen dat het bestuur aan schoolleiding en team de ruimte biedt om dit ambitieuze plan daadwerkelijk ook ten uitvoer te bren-gen (…)“.
Na verloop van de periode van twee jaar zal het traject van geïntensiveerd toezicht worden afgesloten door een onderzoek naar de kwaliteitsverbetering (OKV).
2.4
Het Rotterdams Onderwijsbeleid (‘ROB’) wordt gemaakt door de gemeente, de Rotterdam-se schoolbesturen van primair en voortgezet onderwijs en de ROC’s Albeda en Zadkine. Daartoe is een bindend convenant opgesteld, op basis van artikel 118a van de Wet op het voortgezet onderwijs. De programmacommissie Intensieve SchoolOntwikkeling (‘ISO’) van het ROB adviseert de gemeente op het gebied van onderwijszaken aan de hand van eigen procedures. Voorts ondersteunt de programmacommissie ISO risicovolle en (zeer) zwakke scholen op inhoudelijk en financieel gebied teneinde verbeteringen in het onderwijs door te voeren; zo ook de school ‘Ibn Ghaldoun’. Desgevraagd heeft de programmacommissie ISO de gemeente geadviseerd omtrent het onder 2.3 bedoelde verbeterplan van Ibn Ghaldoun.
2.5
Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente heeft, ter borging van de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs en mede naar aanleiding van het advies van de programmacommissie ISO omtrent het verbeterplan, bij respectieve brieven van 8 juli 2008 aan de gemeenteraad, de staatssecretaris van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het bestuur van Ibn Ghaldoun (producties 8a, 8b en 8c van de gemeente) haar zorgen geuit omtrent de kwaliteit van het onderwijs op de school ‘Ibn Ghal-doun’ en voorts laten blijken welke consequenties zij daaraan op gemeentelijk en op lande-lijk niveau wenst/zou wensen te verbinden.
2.6
In een brief van 10 juli 2008 (met kenmerk 08jos13393) van de wethouder Jeugd, Gezin en Onderwijs van de gemeente, mr. L.K. Geluk, aan de ouders en verzorgers van leerlingen op de school ‘Ibn Ghaldoun’ staat het volgende vermeld:
“Namens het College van burgemeester en wethouders stel ik u op de hoogte van onze zorgen over de kwaliteit van het onderwijs van Ibn Ghaldoun. De reden is dat de Inspectie van het Onderwijs Ibn Ghaldoun een zeer zwakke school vindt. Wij vinden dat het schoolbestuur van Ibn Ghaldoun onvoldoende doet om de kwaliteit te verbeteren en hebben het vertrouwen in het bestuur opgezegd.
Wij zetten ons in voor goed onderwijs voor alle leerlingen in Rotterdam. Nu de kwaliteit van het onderwijs bij Ibn Ghaldoun zeer zwak is, is uw kind daar de dupe van. Wij vinden dat uw kind beter verdient. Daarom roep ik u op om het gesprek met uw schoolbestuur aan te gaan om terug te treden. Tevens adviseer ik u om in het belang van uw kind voor een andere school te kiezen zodat uw kind kwalitatief goed onderwijs krijgt. Voor het maken van een keuze kunt u gebruik maken van de volgende websites: www.schoolinbeeld.nl, ouders-vo.kennisnet.nl/schoolkeuze en www.i-mapping.com/locator/scholen.
Uiteraard ben ik graag bereid deze brief nader toe te lichten mocht u hieraan behoefte hebben. Als u hulp nodig heeft bij uw schoolkeuze dan kunt u bellen met de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving via telefoonnummer: 010 891 4453.”
2.7
Gelijktijdig met het verzenden van de hiervoor onder 2.6 gemelde brief is op 10 juli 2008 op de website www.rotterdam.nl namens de gemeente een bericht geplaatst met de volgende inhoud:
“Ontbreken van onderwijskwaliteit onacceptabel
De school Ibn Ghaldoun voldoet niet aan de vereiste onderwijskwaliteit en de verbeterplannen zijn onvoldoende. Daarom zegt Rotterdam met onmiddellijke ingang het vertrouwen op in het bestuur van Ibn Ghaldoun. Onder-wijswethouder Leonard Geluk: ‘Alle kinderen en jongeren hebben recht op goed onderwijs. Het bestuur van Ibn Ghaldoun doet onvoldoende om de onderwijskwaliteit te verbeteren. Daarom vind ik het onacceptabel dat de school op deze manier wordt voorgezet en adviseer ik ouders van de leerlingen van Ibn Ghaldoun een andere school te zoeken’.
De Onderwijsinspectie concludeerde medio mei dat het onderwijs aan de Ibn Ghaldoun niet aan de vereiste kwa-liteit voldeed en bestempelde de school als zeer zwak. Het bestuur van Ibn Ghaldoun heeft vervolgens een verbe-terplan ingediend. Dit plan is door het Rotterdamse college, mede op advies van de Rotterdamse programma-commissie Intensieve School Ontwikkeling, als onvoldoende beoordeeld.
Rotterdam zegt nu het vertrouwen op in het bestuur van Ibn Ghaldoun. Dit betekent dat de gemeente niet meer investeert in de huisvesting en de school geen gemeentelijke subsidie meer krijgt.
Per brief heeft het college staatssecretaris van onderwijs Marja van Bijsterveldt voorgesteld de mogelijkheid te creëren om in te grijpen bij een zwakke school door het schoolbestuur te ontheffen van zijn taak of, als uiterste middel, de school te sluiten. De gemeente zou hierbij een adviserende (weggevallen is kennelijk het woord “rol”, opm. vzr) kunnen krijgen.”
2.8
Naast de school ‘Ibn Ghaldoun’ telt Rotterdam per 1 juli 2008 nog vier scholen voor het voortgezet onderwijs met het predicaat ‘zeer zwakke school’. Tenminste een van deze scho-len had dit predicaat ook al eerder.
3 Het geschil
3.1
Ibn Ghaldoun vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om:
I de gemeente te gebieden met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis iedere openbaarmaking en/of verveelvoudiging van de brief van 10 juni 2008 (evi-dent is dat bedoeld is de brief met datum 10 juli 2008, opm. vzr) te staken en ge-staakt te houden;
II de gemeente te bevelen om binnen 12 uur na betekening van dit vonnis aan alle ge-adresseerden van de brief een brief op hetzelfde briefpapier met hetzelfde lettertype te schrijven met de volgende inhoud, zonder toevoeging van enig commentaar in welke vorm dan ook:
“[aanhef]
Op 10 juli 2008 stuurden wij u een brief. Daarin roept de gemeente u als ouder (of verzorger) op een andere school te kiezen voor uw kind. De inhoud van deze oproep wordt suggestief en onjuist geoordeeld.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft de inhoud van de brief onrechtmatig geoordeeld en heeft bepaald dat ik u daarover moet berichten.
U dient de brief van 10 juli 2008 als ongeschreven te beschouwen.
Met vriendelijke groet,
[ondertekening, namens het college van burgemeester en wethouders, mr. L.K. Ge-luk, Wethouder Jeugd, Gezin en Onderwijs]”;
III de gemeente te bevelen binnen 12 uur na betekening van dit vonnis de rectificatie-brief goed leesbaar vanaf de homepage van de eigen website(s), in het bijzonder on-der de domeinnaam , te plaatsen en geplaatst te houden tot 1 oktober 2008, met de tekstuele toevoeging in de koptekst/aankondiging boven de brief “De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft de inhoud van een brief van het college van burgemeester en wethouders aan de ouders van Ibn Ghaldoun on-rechtmatig geoordeeld en heeft bepaald dat het college de ouders daarover heeft moeten berichten met de volgende brief:“, zonder toevoeging van enig commentaar in welke vorm dan ook;
IV de gemeente te bevelen binnen 12 uur na betekening van dit vonnis het (pers)bericht als uitgegeven en geplaatst op 10 juli 2008 op de website(s), in het bijzonder onder de domeinnaam , te verwijderen;
V de gemeente te verbieden in de toekomst gelijkluidende of verdere onjuiste en/of misleidende mededeling(en)/publicatie(s) over Ibn Ghaldoun en/of de school ‘Ibn Ghaldoun’, inclusief alle direct betrokkenen, te doen en/of te (laten) plaatsen over het in het geding zijnde onderwerp;
VI de gemeente te veroordelen om, als zij niet stipt aan de geboden/bevelen/verboden onder I tot en met V voldoet, aan Ibn Ghaldoun te betalen een dwangsom van € 5.000,-- ter keuze van Ibn Ghaldoun - per keer of per dag - een gedeelte van een dag als een dag gerekend - dat de gemeente deze geboden/bevelen/verboden niet stipt nakomt, zulks tot een maximum van € 50.000,--;
VII althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht;
VIII de gemeente te veroordelen in de kosten van dit kort geding.
Aan deze vorderingen legt Ibn Ghaldoun het volgende ten grondslag.
Met de brief d.d. 10 juli 2008, waarin - kort gezegd - de gemeente de ouders en verzorgers van leerlingen van de school ‘Ibn Ghaldoun’ oproept het gesprek met het schoolbestuur aan te gaan teneinde het schoolbestuur terug te laten treden en hen voorts adviseert voor hun kind(eren) een andere school te kiezen teneinde hun kind(eren) kwalitatief goed onderwijs te laten volgen, en het plaatsen van het bericht op de website www.rotterdam.nl op 10 juli 2008, negeert de gemeente dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (althans de Inspectie van het onderwijs) het primaat van het toezicht op de kwaliteit van het onder-wijs heeft. De gemeente negeert voorts dat de Inspectie van het onderwijs het verbeterplan van de school ‘Ibn Ghaldoun’ heeft geaccepteerd en dat de school onder intensief toezicht een periode van twee jaar de tijd heeft gekregen om een concreet en levensvatbaar verbeter-plan door te voeren. De gemeente gaat welbeschouwd onbevoegd op de stoel van de minis-ter, althans de Inspectie van het onderwijs, zitten en stuurt aan op vergaande en zelfs onom-keerbare acties en maatregelen met onvoorspelbare en lastig te redresseren gevolgen. Het wettelijk stelsel voorziet expliciet in alleen ministeriële bevoegdheden en niet ook een (pa-rallel lopende) bevoegdheid voor de gemeente. Een rechtsgrondslag of een anderszins valide rechtvaardiging voor de inhoud van de brief d.d. 10 juli 2008 ontbreekt. De gemeente maakt het verbeterplan met haar onrechtmatige oproep en advies in de brief van 10 juli 2008 feite-lijk illusoir als de ouders, verzorgers en derden gevolg zouden geven aan die oproep of als zij aan het namens een overheidsorgaan tot hen gericht advies de (negatieve) gevolgen zou-den verbinden die hen geraden voorkomen. De handelwijze van de gemeente, zonder voor-afgaand overleg met de school ‘Ibn Ghaldoun’, is onrechtmatig. De gemeente is, ondanks sommatie daartoe, niet overgegaan tot rectificatie van de brief d.d. 10 juli 2008. Ter voor-koming van verdere (reputatie-)schade heeft Ibn Ghaldoun thans recht op en (spoedeisend) belang bij de maatregelen zoals gevorderd.
3.2
De gemeente voert gemotiveerd verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden bespro-ken.
4 De beoordeling
4.1
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen (en is ook niet betwist).
4.2
Kern van het tussen partijen bestaande geschil is of de inhoud en de strekking van de brief d.d. 10 juli 2008 van de wethouder van Jeugd, Gezin en Onderwijs, mr. L.K. Geluk, aan de ouders en verzorgers van leerlingen van de school ‘Ibn Ghaldoun’ onrechtmatig is jegens Ibn Ghaldoun en of de gemeente om die reden gehouden is over te gaan tot rectificatie van die brief, als nader aangegeven in de dagvaarding, en zich te onthouden van verdere, verge-lijkbare uitlatingen over Ibn Ghaldoun en/of de school ‘Ibn Ghaldoun’. De uitlatingen op de website www.rotterdam.nl zijn, in de visie van Ibn Ghaldoun, als afgeleide daarvan te be-schouwen.
4.3
Uit het bepaalde in artikel 23 van de Grondwet vloeit voort dat de overheid op het onderwijs bij de wet te regelen toezicht mag uitoefenen. Op grond van de Wet op het onderwijstoe-zicht waakt de Inspectie van het onderwijs, die ressorteert onder de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, over de kwaliteit van het onderwijs in Nederland. Er bestaat thans geen wettelijke regeling die een toezichthoudende taak op de kwaliteit van het onderwijs aan de gemeente en/of het College van burgemeester en wethouders delegeert. Uit artikel 160 van de Gemeentewet en artikel 118a van de Wet op het voortgezet onderwijs, op welke artikelen de gemeente zich beroept, vloeit niet een dergelijke toezichthoudende taak voor de gemeente en/of het College van burgemeester en wethouders voort.
Voor de gemeente bestond mitsdien op 10 juli 2008 geen wettelijke grondslag om eigen-machtig in te grijpen in de kwestie omtrent de kwaliteit van het gegeven onderwijs op de school ‘Ibn Ghaldoun’.
4.4
De gemeente heeft echter niet “ingegrepen” op de wijze zoals (alleen) de Inspectie van het onderwijs dat zou kunnen; zij heeft (slechts) de brief d.d. 10 juli 2008 aan de ouders en ver-zorgers van de leerlingen van de school ‘Ibn Ghaldoun’ geschreven (en een bericht op haar website geplaatst).
Voor rectificatie is eerst plaats als het zenden van die brief d.d. 10 juli 2008 (en het plaatsen van het bericht op de website) onrechtmatig is jegens Ibn Ghaldoun.
Het hiervoor onder 4.3 overwogene laat onverlet dat het bestuur van een gemeente in begin-sel individuele burgers mag verwittigen omtrent zaken die in zijn gemeente spelen en aan-dacht behoeven. Het enkele sturen van een brief door het gemeentebestuur aan burgers is geen inbreuk op de privacy als bedoeld in artikel 8 EVRM. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het in het geding zijnde recht op kwalitatief goed onderwijs bin-nen de gemeente Rotterdam een zaak die een hoogwaardig, maatschappelijk belang verte-genwoordigt, waarvoor het gemeentebestuur vanuit een eigen verantwoordelijkheid, doch binnen haar bevoegdheden, aandacht mag vragen door middel van een brief, tenzij, gelet op de inhoud en wijze van versturen, de gemeente in strijd met de in het maatschappelijk ver-keer betamende zorgvuldigheid handelt. Daarbij geldt dat de gemeente rekening heeft te houden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.5
Voor zover Ibn Ghaldoun heeft bedoeld te stellen dat deze acties door de gemeente zijn on-dernomen met het opzet om Ibn Ghaldoun te schaden (in welk geval een ander toetsingska-der aan de orde zou zijn), namelijk om het leerlingenaantal te doen zakken onder de ophef-fingsnorm, is deze stelling, die de gemeente betwist, ook voor een vordering in kort geding onvoldoende onderbouwd. Aangenomen moet dus worden dat de mogelijke (reputatie-) schade voor Ibn Ghaldoun wellicht het gevolg, maar niet het doel van de gemeente is ge-weest.
4.6
Ter terechtzitting is door de gemeente betoogd (en met overlegging van stukken onder-bouwd) dat de gemeente het tot haar verantwoordelijkheid rekent om, gelet op de achter-standssituatie in het onderwijs in Rotterdam, de onderwijskansen van leerlingen in Rotter-dam te verhogen en daartoe beleid heeft ontwikkeld. Algemeen wordt erkend (ook internati-onaal) dat goed onderwijs in de huidige samenleving van groot belang is, niet alleen voor het betrokken kind, maar ook voor de samenleving als geheel. Dat de wethouder met het - namens het College van burgemeester en wethouders - verzenden van de brief d.d. 10 juli 2008 (en het op 10 juli 2008 laten plaatsen van het hiervoor onder 2.7 geciteerde bericht op de website www.rotterdam.nl) het algemeen belang heeft beoogd te dienen is tegen die ach-tergrond aannemelijk. Blijkens het openbaar rapport van de Inspectie van het onderwijs is de school ‘Ibn Ghaldoun’ aan te merken als een zeer zwakke school. De kwalificatie ‘zeer zwakke school’ is voor de kwaliteit van het gegeven onderwijs als zeer verontrustend aan te merken. Dat de gemeente, vanuit het algemeen belang van goed onderwijs, toegespitst op de kinderen die Rotterdamse scholen bezoeken, deze kwalificatie zorgelijk acht, is dan ook al-leszins te billijken.
Aannemelijk is voorts dat zij eerst de haar ten dienste staande (organisatorische en bestuur-lijke) middelen heeft beproefd om verbetering te bereiken. Met behulp van de programma-commissie ISO heeft de gemeente getracht eerst op een andere wijze dan het aanschrijven van de individuele ouders en verzorgers van leerlingen op de school ‘Ibn Ghaldoun’ en het plaatsen van een bericht op haar website, namelijk in de vorm van verschillende overleggen met Ibn Ghaldoun en de directie van de school, waarbij inhoudelijke en financiële steun aan Ibn Ghaldoun werd verleend, te bewerkstelligen dat (op korte termijn) verbeteringen in de kwaliteit van het onderwijs zouden worden doorgevoerd. In voldoende mate is aannemelijk geworden dat dit op het gebied van de kwaliteit van het onderwijs onvoldoende concrete verbetering tot gevolg heeft gehad. Deze acties waren immers reeds in 2006/2007 ingezet, terwijl de Inspectie van het onderwijs in een rapport van 2008 tot bedoelde kwalificatie komt. Gesteld noch gebleken is dat de gemeente (nog) een ander middel ter beschikking stond. Onder deze omstandigheden is het gegeven dat de school ‘Ibn Ghaldoun’ een zeer zwakke school is op zich dringend genoeg om in beginsel het geschetste handelen van de gemeente te rechtvaardigen. Concluderend, aan het subsidiariteitsbeginsel is voldaan.
4.7
Bij de beantwoording van de vraag of (passages uit) de brief d.d. 10 juli 2008 (zie 2.6) (en in het verlengde daarvan de inhoud en de strekking van het op 10 juli 2008 namens de ge-meente geplaatste bericht op de website www.rotterdam.nl, zie 2.7) onrechtmatig jegens Ibn Ghaldoun zijn, staan in beginsel twee, ieder voor zich hoogwaardige, maatschappelijke be-langen tegenover elkaar; aan de ene kant het belang dat (het bestuur van) Ibn Ghaldoun niet door publicaties (al dan niet in de pers) worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtma-kingen; aan de andere kant het belang dat niet, door gebrek aan bekendheid bij het grote pu-bliek, misstanden die de samenleving raken - in dit geval het als zeer zwak beoordeelde on-derwijs op de school ‘Ibn Ghaldoun’ - kunnen blijven voortbestaan dankzij het onvermogen van de verantwoordelijke overheidsorganen om in een gecompliceerde maatschappij als die waarin wij leven gelijkelijk aandacht te geven aan alle zaken die die aandacht verdienen, nog daargelaten de mogelijkheid van andere factoren die belemmerend kunnen werken op het doen beëindigen van een bepaalde misstand. Welk van deze belangen in dit geval de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandig-heden (HR 24 juni 1983, NJ 1984, 801). Daarbij is met name van belang of met de formule-ring en inhoud van de brief d.d. 10 juli 2008 aan de eisen van proportionaliteit is voldaan.
4.7.1
Allereerst zij opgemerkt dat de in de brief d.d. 10 juli 2008 opgenomen passages - kort ge-zegd - inhoudende dat Ibn Ghaldoun een zeer zwakke school is en dat de kwaliteit van het onderwijs op die school voor noodzakelijke verbetering vatbaar is, niet onrechtmatig zijn te achten. Immers, door de Inspectie van het onderwijs, de onder de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ressorterende bevoegde instantie die waakt over de kwaliteit van het onderwijs in Nederland, is reeds eerder via haar website openbaar gemaakt dat de school ‘Ibn Ghaldoun’ aan te merken is als een zeer zwakke school; in de brief d.d. 10 juli 2008 wijst de wethouder slechts nog eens op deze constatering, hetgeen, gelet op de aard daarvan, als evenredig is aan te merken. Ter zake is geen sprake van onjuiste of misleidende medede-lingen van feitelijke aard zijdens de gemeente.
4.7.2
De zin “(…) Wij vinden dat het schoolbestuur van Ibn Ghaldoun onvoldoende doet om de kwaliteit te verbete-ren en hebben het vertrouwen in het bestuur opgezegd (…)” geeft vervolgens de - niet onbetwiste - mening van de wethouder (en het College) weer. Het is aan de gemeenteraad en het College van burgemeester en wethouders om zich zelfstandig een mening te vormen en deze uit te dragen, al dan niet in politieke context. De juistheid van die mening (waarover verschillend gedacht kan worden) kan niet van belang zijn voor de vraag of het uiten daarvan onrechtma-tig is (HR 13 juni 1997, LJN: AG7246). Dat neemt echter niet weg dat in dit geval de indruk gewekt wordt dat elke actie van Ibn Ghaldoun uitblijft, terwijl de Inspectie van het onder-wijs het verbeterplan in elk geval als startdocument heeft geaccepteerd en er bij Ibn Ghal-doun bestuurlijke maatregelen genomen zijn.
4.7.3
De namens het College van burgemeester en wethouders in de brief d.d. 10 juli 2008 gepo-neerde daarop voortbordurende stellingen van de wethouder, inhoudende dat “(…) is uw kind daar de dupe van. Wij vinden dat uw kind beter verdient. Daarom roep ik u op om het gesprek met uw schoolbe-stuur aan te gaan om terug te treden. Tevens adviseer ik u om in het belang van uw kind voor een andere school te kiezen zodat uw kind kwalitatief goed onderwijs krijgt. (…)”, zijn voorshands als disproportioneel aan te merken en in het maatschappelijk belang niet noodzakelijk te achten. Met name in het advies “(…)Tevens adviseer ik u om in het belang van uw kind voor een andere school te kiezen zodat uw kind kwalitatief goed onderwijs krijgt. (…)” wordt door de wethouder namens het College van burge-meester en wethouders getreden in een afweging die buiten zijn terrein valt. Het dient aan de ouders en verzorgers van leerlingen van de school ‘Ibn Ghaldoun’ te zijn om op basis van eigen afwegingen tot dergelijke besluiten te komen; het gaat niet aan dat de wethouder tot het nemen van dergelijke besluiten adviseert. Daarbij is meegewogen dat (naar de gemeente ook onderkent) het gezag van de wethouder dit advies extra gewicht geeft. Datzelfde geldt voor de oproep in de zin daarvoor.
De gemeente legt met de oproep aan de ouders (en verzorgers) van leerlingen van de school ‘Ibn Ghaldoun’ het schoolbestuur te vragen terug te treden bij de ouders voorts, op oneigen-lijke wijze, het probleem neer dat de gemeente kennelijk met dat bestuur heeft.
Bij het oordeel dat deze passages disproportioneel zijn is meegewogen dat ter terechtzitting is gebleken dat ten aanzien van de vier andere scholen voor voortgezet onderwijs in Rotter-dam die door de Inspectie van het onderwijs als zeer zwak zijn aangemerkt en waarbij dus sprake is van een vergelijkbare onderwijssituatie als op de school ‘Ibn Ghaldoun’ dergelijke brieven niet zijn verstuurd. De gemeente rechtvaardigt het maken van dit verschil, in, naar het zich laat aanzien, sterk vergelijkbare situaties, (welk verschil met het oog op de algeme-ne beginselen van behoorlijk bestuur altijd met bijzondere zorgvuldigheid onderbouwd dient te worden) met een verwijzing naar de omstandigheid dat de gemeente enkel ten aanzien van de school ‘Ibn Ghaldoun’ geen vertrouwen heeft in de medewerking aan en de moge-lijkheden tot verbetering van de kwaliteit van het onderwijs op die school. Dit argument overtuigt niet. Ook het door de gemeente aangehaalde stuk van de programmacommissie ISO d.d. 24 juni 2008 geeft immers geen aanleiding voor de gedachte dat ook in de toe-komst elk overleg zinloos zou zijn. De herhaaldelijk benadrukte stelling van de gemeente dat deze uitlatingen zijn gedaan enkel om het belang van het kind te dienen, acht de voor-zieningenrechter in dat opzicht dus evenmin aannemelijk geworden. Immers, niet enkel op de school ‘Ibn Ghaldoun’, maar op alle zeer zwakke scholen (in Rotterdam) ontbreekt het aan goed kwalitatief onderwijs. Het gegeven dat wellicht over een periode van twee jaar (de looptijd van doorvoering van het verbeterplan) het onderwijs op de school ‘Ibn Ghaldoun’ verbeterd is, helpt de huidige leerlingen van die school niet, maar de huidige leerlingen van de overige als zeer zwak aan te merken scholen zijn evenmin geholpen met de beoogde doorvoering van verbeteringen in de kwaliteit van hun onderwijs. Dat verandert niet als ge-volg van het vertrouwen dat de gemeente die scholen - in tegenstelling tot Ibn Ghaldoun - schenkt met betrekking tot het welslagen van het doorvoeren van die verbeteringen.
4.7.4
Dat betekent dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat het sturen van de brief d.d. 10 juli 2008 op zichzelf en de daarin vervatte mededeling dat de school ‘Ibn Ghaldoun’ een zeer zwakke school is niet onrechtmatig is, maar dat de inhoud van de brief dat overigens wel is op het punt van de oproep aan de ouders (en verzorgers) het schoolbestuur te benade-ren en het advies hun kind(eren) van school te halen.
4.7.5
In het verlengde van het hiervoor overwogene en op mutatis mutandis dezelfde gronden merkt de voorzieningenrechter de passage in het bericht dat op 10 juli 2008 op de website van de gemeente is geplaatst, inhoudende dat “(…) Daarom (…) adviseer ik ouders van de leerlingen van Ibn Ghaldoun een andere school te zoeken’, aan als onrechtmatig. Hoewel het hier geen gerichte interventie betreft is (reputatie-)schade voor Ibn Ghaldoun als gevolg hiervan evenzeer te vrezen.
4.7.6
De hiervoor gemelde passages uit de brief d.d. 10 juli 2008 en het bericht van 10 juli 2008 op de website van de gemeente maken een zodanig belangrijk onderdeel van de tekst van het desbetreffende document uit dat rectificatie, bij wijze van herstel van deze onrechtmati-ge daad, op haar plaats is.
4.8
Het voorgaande leidt er toe dat de voorzieningenrechter de gemeente er toe zal veroordelen de brief d.d. 10 juli 2008 te rectificeren op de wijze als hierna in het dictum bepaald en voorts de rectificatie op haar website te plaatsen. De voorzieningenrechter acht het redelijk de gemeente daartoe de tijd te geven tot uiterlijk 11 augustus 2008. Daarbij heeft de voor-zieningenrechter in aanmerking genomen dat ter zitting namens Ibn Ghaldoun is aangege-ven dat er geen bezwaar bestaat de termijn waarbinnen gerectificeerd moet worden te ver-lengen van 12 uur na betekening van dit vonnis tot een paar dagen. Bovendien kunnen par-tijen desgewenst, zoals ter terechtzitting besproken, in die termijn overeenstemming berei-ken over een andere, voor beide partijen, acceptabele tekst (indien zij die overeenstemming niet bereiken geldt - uiteraard - onverkort de in het dictum vermelde tekst). Voorts zal het de gemeente verboden worden de brief d.d. 10 juli 2008 in haar oorspronkelijke vorm te open-baren of te verveelvoudigen. Ook het bericht d.d. 10 juli 2008 op de website van de gemeen-te dient te worden gerectificeerd en wel op de wijze als hierna in het dictum bepaald.
Voor een verbod om in de toekomst gelijkluidende mededelingen/publicaties te doen is geen aanleiding, omdat ter terechtzitting door de gemeente is toegezegd - aan welke toezegging de voorzieningenrechter geen reden heeft te twijfelen - dat dit vonnis gerespecteerd zal wor-den en dat in dit geval, bij ongewijzigde omstandigheden, niet opnieuw dit soort acties zal worden ondernomen. Ten aanzien van andere scholen en gewijzigde omstandigheden is niet op voorhand aannemelijk dat de gemeente alsdan op onrechtmatige wijze zal handelen. De gevorderde dwangsom zal de voorzieningenrechter afwijzen, nu de gemeente rechterlijke vonnissen pleegt na te komen.
4.9
De gemeente zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter,
beveelt de gemeente om na betekening van dit vonnis, doch uiterlijk op 10 augustus 2008, aan alle geadresseerden van de brief d.d. 10 juli 2008 een brief op hetzelfde briefpapier met hetzelfde lettertype te schrijven met de volgende inhoud, zonder toevoeging van enig com-mentaar in welke vorm dan ook:
“[aanhef]
Op 10 juli 2008 stuurden wij u een brief. Daarin roept de gemeente u onder meer op het gesprek met het schoolbestuur aan te gaan om terug te treden en adviseert de gemeente u als ouder (of verzorger) een andere school te kiezen voor uw kind. De inhoud van die op-roep en dit advies wordt onrechtmatig geoordeeld. De voorzieningenrechter van de recht-bank Rotterdam heeft bepaald dat ik u daarover moet berichten. De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft voorts bepaald dat gemelde passages in de brief d.d. 10 juli 2008 als ongeschreven moeten worden beschouwd.
Met vriendelijke groet,
[ondertekening, namens het College van burgemeester en wethouders, mr. L.K. Geluk, Wet-houder Jeugd, Gezin en Onderwijs]”;
verbiedt de gemeente met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis iedere open-baarmaking en/of verveelvoudiging van de brief d.d. 10 juli 2008 van de wethouder Jeugd, Gezin en Onderwijs, mr. L.K. Geluk, in haar oorspronkelijke vorm, te staken en gestaakt te houden;
beveelt de gemeente om na betekening van dit vonnis, doch uiterlijk op 10 augustus 2008, gemelde rectificatiebrief goed leesbaar vanaf de homepage van de eigen website(s), in het bijzonder onder de domeinnaam www.rotterdam.nl, te plaatsen en geplaatst te houden tot 1 oktober 2008, met de tekstuele toevoeging in de koptekst/aankondiging boven de brief
“De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam heeft een passage in de namens het College van burgemeester en wethouders door de wethouder Jeugd, Gezin en Onderwijs, mr. L.K. Geluk, aan de ouders en verzorgers van leerlingen van de school ‘Ibn Ghaldoun’ gezonden brief d.d. 10 juli 2008 onrechtmatig geoordeeld en heeft bepaald dat de wethou-der de ouders en verzorgers daarover heeft moeten berichten met de volgende brief:“, zon-der toevoeging van enig commentaar in welke vorm dan ook;
beveelt de gemeente om na betekening van dit vonnis, doch uiterlijk op 10 augustus 2008, goed leesbaar boven het ten processe bedoelde (pers)bericht als uitgegeven en geplaatst op 10 juli 2008 op de website(s) van de gemeente, in het bijzonder onder de domeinnaam www.rotterdam.nl, de tekst met de volgende inhoud te plaatsen en geplaatst te houden tot 1 oktober 2008, zonder toevoeging van enig commentaar in welke vorm dan ook:
“Op 10 juli 2008 hebben wij een bericht op onze website geplaatst. Daarin adviseert de ge-meente u als ouder (of verzorger) een andere school te kiezen voor uw kind. De inhoud van dit advies wordt onrechtmatig geoordeeld. De voorzieningenrechter van de rechtbank Rot-terdam heeft bepaald dat gemelde passage in het bericht van 10 juli 2008 als ongeschreven moet worden beschouwd.
Met vriendelijke groet,
[ondertekening, namens het College van burgemeester en wethouders, mr. L.K. Geluk, Wet-houder Jeugd, Gezin en Onderwijs]”;
veroordeelt de gemeente in de kosten van dit kort geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Ibn Ghaldoun bepaald op € 339,44 aan verschotten en op € 816,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, voorzieningenrechter, in tegen-woordigheid van mr. G.C.M. van Rheeden, griffier.
Uitgesproken in het openbaar.
1734/106