Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9500

Datum uitspraak2008-06-04
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers300911 / HA ZA 08-389
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bevoegdheidsincident. Relatieve bevoegdheid. Woonplaatsvereiste. Aangelegenheden die het kantoor of het filiaal betreffen. Vrijwaringsincident. Aangevoerde grondslag voldoende? Aanknopen bij het gestelde in de dagvaarding in de hoofdzaak.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 300911 / HA ZA 08-389 Uitspraak: 4 juni 2008 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [eiseres], gevestigd te Voorhout, gemeente Teylingen, eiseres in de hoofdzaak, verweerster in de incidenten, procureur mr. P.H.C.M. van Swaaij, - tegen - de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid UPS SCS (NEDERLAND) B.V., gevestigd te Tilburg, gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in de incidenten, procureur mr. J.W. Bitter. Partijen in de incidenten worden hierna aangeduid als "[eiseres]" respectievelijk "UPS". 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - de dagvaarding van 4 februari 2008 en de daarbij overgelegde producties; - de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens tot oproeping in vrijwaring van 2 april 2008; - de conclusie van antwoord in het incident tot onbevoegdheid, alsmede conclusie van antwoord in het incident tot oproeping in vrijwaring van 16 april 2008. 2 Het geschil in de incidenten en de beoordeling daarvan 2.1 In de hoofdzaak vordert [eiseres]- kort weergegeven - bij vonnis uitvoerbaar voorraad UPS te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 17.794,00, met rente en kosten. [eiseres] grondt haar vordering op niet-nakoming door UPS van verplichtingen die voor haar voortvloeien uit een tussen partijen gesloten overeenkomst tot het doen vervoeren van goederen. 2.2 In het bevoegdheidsincident vordert UPS - kort weergegeven - dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren kennis te nemen van de in de hoofdzaak ingestelde vordering. UPS stelt daartoe dat zij is gevestigd in Tilburg zodat zij ingevolge artikel 99 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) slechts rechtsgeldig kan worden opgeroepen voor de rechtbank te Breda. 2.3 [eiseres] verweert zich tegen de impliciet gevorderde verwijzing naar de rechtbank te Breda met de stelling dat - kort weergegeven - UPS een filiaal heeft te Hoogvliet en dat zij ten aanzien van aangelegenheden die dit filiaal betreffen, zoals de onderhavige, mede aldaar woonplaats heeft. 2.4 De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. De dagvaarding vermeldt dat UPS mede kantoor houdt te Hoogvliet. Daar is de dagvaarding betekend. Ook de bij dagvaarding overgelegde producties vermelden het adres te Hoogvliet. In het licht van die feiten heeft UPS haar stelling dat zij slechts rechtsgeldig kan worden opgeroepen voor de rechtbank te Breda onvoldoende gemotiveerd. Ten aanzien van aangelegenheden die het kantoor of filiaal van UPS te Hoogvliet betreffen heeft UPS mede aldaar woonplaats. De vordering van UPS dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren zal derhalve worden afgewezen. 2.5 In het incident tot oproeping in vrijwaring vordert UPS - kort gezegd - bij vonnis te bepalen dat Priority Placement Worldwide (hierna: PPW), gevestigd te Vancouver (Canada), tegen een door de rechtbank te bepalen rechtszitting ten verzoeke van UPS zal worden gedagvaard teneinde op de eis tot vrijwaring te antwoorden en voort te procederen. UPS stelt daartoe dat uit de dagvaarding blijkt dat PPW de koopprijs van een door [eiseres] aan PPW verkochte zending gedroogde papaver niet heeft voldaan. Voor het geval [eiseres] die niet voldane koopprijs op de in de dagvaarding genoemde gronden op UPS kan verhalen, heeft UPS er in haar visie belang bij dat zij haar veroordeling op de werkelijke schuldenaar PPW kan afwentelen. 2.6 [eiseres] verweert zich tegen de vordering tot oproeping in vrijwaring met de stelling dat UPS nalaat de rechtsgrond van haar vordering jegens PPW te vermelden. 2.7 De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. In de door UPS gestelde feiten kan een verplichting tot vrijwaring van PPW besloten liggen. Wel moet aan [eiseres] worden toegegeven dat de stellingen van UPS hieromtrent vooralsnog zeer summier zijn. Zulks is echter wellicht mede te wijten aan het feit dat [eiseres] bij dagvaarding niet geheel helder maakt in welke concrete op UPS als expediteur rustende verplichtingen UPS in de visie van [eiseres] is tekortgeschoten. Bij dagvaarding onder 7 noemt [eiseres] specifiek verplichtingen die zouden voortvloeien uit artikel 8:63 lid 3 Burgerlijke Wetboek (BW). Artikel 8:63 lid 3 BW verwijst naar het eerste lid. Het is - ook - de rechtbank zonder toelichting - die ontbreekt - niet duidelijk in welke van de in artikel 8:63 lid 1 BW genoemde verplichtingen UPS in de visie van [eiseres] is tekortgeschoten. Dit zal echter in de hoofdzaak dienen te worden beoordeeld. De vordering in dit incident zal worden toegewezen. 2.8 De uitspraak over de kosten in de incidenten zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. 3 De beslissing De rechtbank, in het incident tot onbevoegdheid: wijst de vorderingen van UPS af; reserveert de uitspraak over de kosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak; in het incident tot oproeping in vrijwaring: staat UPS toe om Priority Placement Worldwide (hierna: PPW), gevestigd te Vancouver (Canada), te dagvaarden tegen de roldatum van woensdag 17 september 2008 teneinde op de eis in vrijwaring te antwoorden en voort te procederen; reserveert de uitspraak over de kosten tot de einduitspraak in de hoofdzaak; in de hoofdzaak: bepaalt dat de zaak wederom zal worden uitgeroepen ter rolle van 2 juli 2008 voor conclusie van antwoord. Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman. Uitgesproken in het openbaar. 1729