Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9487

Datum uitspraak2008-08-08
Datum gepubliceerd2008-08-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers43202
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 222, lid 1, Gemeentewet. Limietoverschrijding? Verordening baatbelasting centrum Geleen 1997 onverbindend?


Uitspraak

Nr. 43.202 8 augustus 2008 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 maart 2006, nr. 98/05119, betreffende na te melden aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslag in een baatbelasting van de gemeente Geleen (thans de gemeente Sittard-Geleen). 1. Het geding in feitelijke instantie Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 ter zake van het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak a-straat 1 te Z een aanslag in de baatbelasting centrum Geleen 1997 van de gemeente Geleen opgelegd ten bedrage van ƒ 5778. De aanslag is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het hoofd van de stafafdeling Financiën en Bedrijfsbeheer van de gemeente Geleen gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak alsmede de aanslag vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Het College heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. 3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Krachtens de Verordening baatbelasting centrum Geleen 1997 (hierna: de Verordening) wordt een baatbelasting geheven van de eigenaren van onroerende zaken in het centrum van Geleen die gebaat zijn door de herinrichting van het centrum van Geleen. De totale kosten van de herinrichtingswerkzaamheden hebben (na aftrek van ƒ 3.000.000 subsidie) ƒ 20.824.131 bedragen. Daarvan is ƒ 4.700.000 verhaald via de baatbelasting. 3.2. Het Hof heeft (onder 4.3, derde volzin) geoordeeld dat de gemeente onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt in hoeverre de voor het centrumplan gemaakte kosten zien op kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 222, lid 1, van de Gemeentewet. Dit oordeel is gegrond op de daaraan voorafgaande redengeving, onder meer inhoudende dat in het door de gemeente verstrekte overzicht (bijlage 4 bij de pleitnotitie van 1 november 2004), in het bijzonder onder 2a en 2c (kosten van civieltechnische werken, met name bestrating), kosten als verhaalbaar worden aangemerkt welke volgens een bijlage bij de Verordening ('inventarisatie voorzieningen in het kader van het centrumplan') als achterstallig onderhoud zijn aangemerkt. In laatstbedoelde bijlage wordt omtrent de kosten van bestratingswerkzaamheden en nutsvoorzieningen opgemerkt dat deze 'gedeeltelijk' achterstallig onderhoud betreffen. 3.3. In bijlage 5 bij de pleitnotitie van 1 november 2004 heeft de gemeente een uitgewerkte raming gegeven van de kosten die zouden zijn gemoeid met een "sobere herinrichting" van de voorheen aanwezige voorzieningen in het heringerichte gebied, bestaande uit vernieuwing op basis van de oorspronkelijke kwaliteit. De gemeente heeft daarbij aangevoerd (pleitnotitie, blz. 9) dat deze sobere herinrichting veel verder gaat dan onderhoud. Hierin ligt besloten dat de genoemde kostenraming een hoger bedrag belichaamt dan de kosten gemoeid met (fictief of werkelijk) onderhoud aan de bestaande voorzieningen. De gemeente wijst erop dat ook na aftrek van het voor een sobere herinrichting geraamde bedrag de kosten van verbetering de via de baatbelasting verhaalde kosten overstijgen. Dit betoog behelst een gemotiveerde stelling dat het gehele verhaalde bedrag betrekking heeft op kosten van voorzieningen als bedoeld in artikel 222, lid 1, van de Gemeentewet. Het Hof heeft de bedoelde bijlage 5 en het daarop gebaseerde betoog van de gemeente niet in zijn beschouwingen betrokken en heeft aldus zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. Het daarop gerichte onderdeel van het middel slaagt mitsdien. 3.4. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 5. Beslissing De Hoge Raad: verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C.J.J. van Maanen, C. Schaap, J.W.M. Tijnagel en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2008.