Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9484

Datum uitspraak2008-08-05
Datum gepubliceerd2008-08-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/691072-08
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overval in sigarenwinkel in Rotterdam door bedreiging met een vuurwapen door 15-jarige verdachte. Medeplegen ondanks vaststelling dat verdachte niet is meegegaan de winkel in.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Sector strafrecht Parketnummer: 10/691072-08 Parketnummer van de vordering TUL VV: 10/692858-07 Datum uitspraak: 5 augustus 2008 Tegenspraak VONNIS van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte: [verdachte], geboren in 1992 te Rotterdam, ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres [adres]. Raadsman mr. Silvis, advocaat te Schiedam. ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 juli 2008. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Van Rappard heeft gerequireerd tot: - bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde; - veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 137 (honderdzevenendertig) dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 100 (honderd) dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook indien dit inhoudt dat hij zich onder behandeling stelt bij De Waag of een soortgelijke instelling. Voorts vordert de officier van justitie oplegging van een werkstraf voor de duur van 120 uren, bij niet of niet volledig uitvoeren te vervangen door 60 dagen jeugddetentie. VORDERING TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE VEROORDELING De officier van justitie heeft gevorderd dat de tenuitvoerlegging zal worden gelast van de werkstraf voor de duur van 20 uren die aan de verdachte voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis d.d. 17 september 2007 van de kinderrechter in deze rechtbank. De officier van justitie heeft op de terechtzitting gepersisteerd bij de vordering. BEWEZENVERKLARING De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat er zijns inziens geen sprake kan zijn van het primair ten laste gelegde medeplegen, maar slechts van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid. Zijn cliënt heeft een ondergeschikte rol gespeeld en heeft op een gegeven moment juist alles gedaan om te voorkomen dat hij mee naar binnen zou gaan. Hij heeft uitsluitend buiten de winkel op de uitkijk gestaan. Er is sprake van een soort partieel vrijwillige terugtred. Hoewel er volgens de jurisprudentie sprake kan zijn van medeplegen, sluit medeplichtigheid, gelet op de beperkte verstandelijke vermogens van de verdachte, het meest aan bij de werkelijkheid. Dit verweer wordt verworpen. Aan de verdachte werd gevraagd of hij mee wilde doen met het plegen van een overval, waar hij mee instemde. Uit zijn woning heeft hij een aantal vuilniszakken gepakt. Hierin werd de buit gedaan, die later tussen de verdachten werd verdeeld. De medeverdachte liet een vuurwapen zien dat hij bij de overval zou gaan gebruiken. De verdachte dacht aanvankelijk dat hij ook naar binnen zou gaan, maar uiteindelijk beperkte zijn rol tijdens de overval zich tot het buiten op de uitkijk staan. Het enkele feit dat de verdachte niet daadwerkelijk in de winkel is geweest, is geen reden om aan te nemen dat slechts sprake kan zijn van medeplichtigheid. De hiervoor genoemde handelingen van de verdachte duiden immers op een nauwe en bewuste samenwerking, zodat sprake is van medeplegen. Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: hij op 23 januari 2008 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen, wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (een bedrag van ongeveer 150 euro) toebehorende aan [slachtoffer], en met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een aantal pakjes sigaretten, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld bestond uit het - tonen en richten van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan/op die [slachtoffer] en - op dreigende toon tegen die [slachtoffer] zeggen "ik wil geld hebben" en "doe het geld in deze zak" en "ik maak geen geintjes he" en "met je handen tegen de muur", en - (hoorbaar voor die [slachtoffer]) doorladen van het (op een) vuurwapen (gelijkende voorwerp), en - drukken en houden van het (op een) vuurwapen (gelijkende voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer]. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. BEWIJSMOTIVERING De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen. STRAFBAARHEID FEIT Het bewezen feit levert op: primair afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het feit is strafbaar. STRAFBAARHEID VERDACHTE De verdachte is strafbaar. STRAFMOTIVERING De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een sigarenwinkel. Terwijl de verdachte buiten de winkel op de uitkijk bleef staan, zijn twee medeverdachten de winkel binnengegaan. Om herkenning te voorkomen droeg één van de medeverdachten een bivakmuts en de ander een doek voor zijn gezicht. Toen zij in de winkel waren, riepen ze dat ze geld wilden hebben. Eén van de verdachten richtte een vuurwapen op het hoofd van de eigenaar van de sigarenzaak, die gedwongen werd geld uit de kassa te pakken en in een plastic zak te doen. Het vuurwapen werd doorgeladen en tegen het hoofd van het slachtoffer gedrukt. Ondertussen nam de andere verdachte vanuit een schap achter de toonbank een aantal pakjes sigaretten weg. Hierna zijn zij de winkel uitgerend. Het bewezen verklaarde feit houdt een ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Op grond van algemene ervaringsregels kan worden aangenomen dat het slachtoffer ten gevolge van deze voor hem schokkende gebeurtenis nog langdurig angstgevoelens en psychische klachten zal ondervinden. Daarbij komt dat misdrijven als de onderhavige gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij oproepen, in het bijzonder bij winkelpersoneel. Verontrustend is dat verdachte dit ernstige feit op jeugdige leeftijd heeft gepleegd. Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van jeugddetentie van enige duur. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in het nadeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 maart 2008 reeds eerder is veroordeeld. Voorts is bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met de inhoud van het omtrent de verdachte door GZ-psycholoog J.M. Petri opgemaakte rapport d.d. 3 juni 2008. Hieruit blijkt dat de verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau. Door zijn beperkte verstandelijke vermogens legde hij geen relatie tussen oorzaak en gevolg en door zijn beïnvloedbaarheid, gebrekkige mogelijkheden tot sociale interactie en niet goed afgestemd zijn hierbij, heeft hij zich niet weerbaar en kritisch tegen plannen van de medeverdachten kunnen opstellen. Op grond hiervan kan hij als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. De recidivekans is groot. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden begeleiding door de jeugdreclassering en de verdachte in aansluiting op de MEE-training aan te melden voor een behandeling bij De Waag, waarbij verder onderzoek van de verdachte mogelijk is. Mw. Meijster, jeugdreclasseerder, komt in het rapport van Bureau Jeugdzorg d.d. 14 juli 2008 eveneens tot de conclusie dat de verdachte begeleiding van de jeugdreclassering behoeft, onder meer inhoudende dat hij een behandeling voor zijn persoonlijke problematiek bij De Waag dient te volgen. Nu de verdachte reeds uit de voorlopige hechtenis is geschorst en de begeleiding door de jeugdreclassering is ingezet, is een jeugddetentie voor langere duur dan het voorarrest niet geïndiceerd. De rechtbank zal geen werkstraf opleggen, omdat zij daar het feit te ernstig voor acht. Teneinde recht te doen aan de ernst van het feit, alsmede de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken, zal een hogere (deels voorwaardelijke) straf worden opgelegd dan de officier van justitie heeft geëist. Alles afwegend wordt na te noemen straf passend en geboden geacht. VORDERING TENUITVOERLEGGING Bij op tegenspraak gewezen vonnis d.d. 17 september 2007 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte terzake van openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen veroordeeld - voor zover van belang - tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair jeugddetentie voor de duur van 10 dagen, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is op grond van artikel 77y, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht ingegaan op 2 oktober 2007. Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan nieuwe strafbare feiten, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke werkstraf. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77gg, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank: - verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; - stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit; - verklaart de verdachte strafbaar; - veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de tijd van 187 (honderdzevenentachtig) dagen; - bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 150 (honderdvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten; - stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren; de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; - de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft; - stelt als bijzondere voorwaarde: - dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de Stichting Bureau Jeugdzorg, stadsregio Rotterdam, afdeling jeugdreclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt, welke aanwijzingen mede kunnen inhouden dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke instelling; - verstrekt aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht aan de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde; - beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht; - heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; - gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 17 september 2007 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de tijd van 20 uur, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen. Dit vonnis is gewezen door: mr. Buizer, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. Leinarts en Lamers-Wilbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Graumans, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 augustus 2008. De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. Bijlage bij vonnis van 5 augustus 2007: TEKST TENLASTELEGGING. Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 23 januari 2008 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld (een bedrag van ongeveer 150 euro) en/of 25, althans een aantal, pakjes sigaretten, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld (een bedrag van ongeveer 150 euro) en/of 25, althans een aantal, pakjes sigaretten, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het - tonen en/of richten van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan/op die [slachtoffer] en/of - op dreigende toon tegen die [slachtoffer] zeggen "ik wil geld hebben" en/of "doe het geld in deze zak" en/of "ik maak geen geintjes he" en/of "met je handen tegen de muur", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - (hoorbaar voor die [slachtoffer]) doorladen van het (op een) vuurwapen (gelijkende voorwerp), en/of - drukken en/of houden van het (op een) vuurwapen (gelijkende voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer], en/of (artikel 317/312 Wetboek van strafrecht) Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 23 januari 2008 te Rotterdam tezamen en in vereniging met elkaar en/of een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft / hebben gedwongen tot de afgifte van geld (een bedrag van ongeveer 150 euro) en/of 25, althans een aantal, pakjes sigaretten, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn / hun mededader(s) en/of aan verdachte, en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft / hebben weggenomen geld (een bedrag van ongeveer 150 euro) en/of 25, althans een aantal, pakjes sigaretten, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of zijn / hun mededader(s) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het - tonen en/of richten van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan/op die [slachtoffer] en/of - op dreigende toon tegen die [slachtoffer] zeggen "ik wil geld hebben" en/of "doe het geld in deze zak" en/of "ik maak geen geintjes he" en/of "met je handen tegen de muur", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - (hoorbaar voor die [slachtoffer]) doorladen van het (op een) vuurwapen (gelijkende voorwerp), en/of - drukken en/of houden van het (op een) vuurwapen (gelijkende voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer], tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 januari 2008 te Rotterdam en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan; (artt. 48/317/312 Wetboek van strafrecht)