Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9478

Datum uitspraak2008-07-30
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers310297 / HA ZA 08-1437
Statusgepubliceerd


Indicatie

De incidentele vordering tot zekerheidsstelling afgewezen. De beslissing omtrent de proceskosten aangehouden.


Uitspraak

Vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 310297 / HA ZA 08-1437 Vonnis in het incident van 30 juli 2008 in de zaak van 1. de vennootschap naar vreemd recht CONTAINER CENTRALEN A.m.b.A., gevestigd te Odense, Denemarken, 2. de vennootschap naar vreemd recht CONTAINER CENTRALEN A/S, gevestigd te Odense, Denemarken, 3. de vennootschap naar vreemd recht VARIANT SYSTEMET A/S, gevestigd te Odense, Denemarken, 4. de vennootschap naar vreemd recht UNISTO GmbH, gevestigd te Konstanz, Duitsland, 5. de vennootschap naar vreemd recht STOBA AG, gevestigd te Horn, Zwitserland, eiseressen in de hoofdzaak, verweersters in het incident, procureur mr. S. Acimovic, advocaat mr. M.L.J. van de Braak te 's-Gravenhage, tegen 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] BEHEER B.V., gevestigd te [plaats], 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] B.V., gevestigd te [plaats], gedaagden in de hoofdzaak, eiseressen in het incident, procureur mr. R.C. van Keulen. Partijen zullen hierna Container Centralen c.s. en [A] c.s. worden genoemd. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding van 23 april 2008; - de akte houdende overlegging producties met de producties 1 tot en met 9b van Container Centralen c.s.; - de incidentele conclusie tot het stellen van zekerheid in de zin van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: 'Rv') van [A] c.s.; - het antwoord in het incident tot het stellen van zekerheid in de zin van artikel 224 Rv van Container Centralen c.s. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident. 2. Vorderingen en grondslagen in de hoofdzaak 2.1. Container Centralen c.s. vorderen in de hoofdzaak - zakelijk weergegeven - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad een verklaring voor recht dat [A] c.s. door het gebruik van het teken 'CC' op de klemmen en de hangsloten zoals afgebeeld in de dagvaarding inbreuk maken op de Beneluxwoord-/beeldmerken, op het Beneluxmodel en op het octrooirecht van Container Centralen c.s. alsmede dat [A] c.s. door het gebruik van de handelsnamen Container Centralen A.m.b.A., Container Centralen A/S en Unisto GmbH en het gebruik van klemmen en hangsloten met hetzelfde uiterlijk als die van eiseressen onrechtmatig jegens Container Centralen c.s. handelen. Container Centralen c.s. vorderen een bevel tot het staken en gestaakt houden van elke inbreuk op het Beneluxmerk, het Beneluxmodel en het octrooirecht en van elk onrechtmatig handelen jegens Container Centralen c.s., de gebruikelijke nevenvorderingen, vergoeding van de bij staat op te maken schade en veroordeling van [A] c.s. in de proceskosten te begroten volgens artikel 1019h Rv. 2.2. Aan haar vorderingen leggen Container Centralen c.s. ten grondslag dat [A] c.s. inbreuk maken op de Beneluxwoord- en beeldmerken 'CC' met registratienummers 397151 en 587079, geregistreerd op naam van Container Centralen A.m.b.A., op het Beneluxmodeldepot voor een antidiefstal label/klem met registratienummer 16494-00, geregistreerd op naam van Variant Systemet A/S en Container Centralen A.m.b.A., en op het Europees octrooi op een hangslot met registratienummer EP 1 522 085, geregistreerd op naam van Stoba AG. Zij baseren hun vorderingen daarenboven op onrechtmatige daad en meer specifiek op het leerstuk van de slaafse nabootsing. 3. De incidentele vordering 3.1. [A] c.s. vorderen voor alle weren dat de rechtbank Container Centralen c.s. zal veroordelen om voor de proceskosten zekerheid in de zin van artikel 224 Rv te stellen tot een bedrag van € 20.000. [A] c.s. stellen dat op grond van het Verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering, gesloten te 's-Gravenhage op 1 maart 1954 (Trb. 1954/40) (hierna: 'Haags Rechtsvorderingsverdrag'), weliswaar geen verplichting tot het stellen van zekerheid (cautie) bestaat indien een partij afkomstig is uit een verdragsluitende staat, doch dat er in casu sprake is van een bijzondere omstandigheid, waardoor van voornoemde regelgeving dient te worden afgeweken. De bijzondere omstandigheid is gelegen in het feit dat Container Centralen c.s. gevestigd zijn in meerdere landen, waardoor het gevaar bestaat dat [A] c.s., naar zij aanvoeren, zich tot meerdere instanties zullen moeten wenden om een toegewezen kostenveroordeling op Container Centralen c.s. te verhalen. 3.2. Container Centralen c.s. concluderen tot afwijzing van de vordering tot zekerheidsstelling. Zij wijzen op de toepasselijkheid van het Haags Rechtsvorderingsverdrag en voeren aan dat van de cautievrijstelling niet kan worden afgeweken op grond van een bijzondere omstandigheid. 3.3. De rechtbank stelt voorop dat op grond van het bepaalde in artikel 224 lid 1 Rv een in het buitenland gevestigde eisende partij op vordering van de wederpartij verplicht is zekerheid te stellen voor de proceskosten, doch dat op grond van artikel 224 lid 2 Rv deze verplichting niet bestaat, indien dit voortvloeit uit een verdrag of een EG-verordening. Krachtens artikel 17 van het Haags Rechtsvorderingsverdrag kan geen zekerheidstelling worden opgelegd aan onderdanen van één van de verdragsluitende staten, die in één van die staten hun verblijfplaats hebben. Het Haags Rechtsvorderingsverdrag biedt geen aanknoping om in bijzondere omstandigheden van het gestelde in artikel 17 af te wijken. Container Centralen c.s. hebben hun verblijfplaatsen in verdragsluitende staten, te weten Denemarken, Duitsland en Zwitserland, en moeten als onderdanen van die staten worden aangemerkt. Bijgevolg kan hun geen verplichting tot zekerheidsstelling worden opgelegd. De incidentele vordering tot zekerheidsstelling zal dan ook worden afgewezen. 3.4. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen [A] c.s. worden veroordeeld in de kosten van het incident. Gelet op de in de hoofdzaak gevorderde proceskostenveroordeling overeenkomstig artikel 1019h Rv zal de rechtbank de beslissing omtrent de kosten aanhouden. 4. De beslissing De rechtbank: in het incident 4.1 wijst het gevorderde af; 4.2 houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan; in de hoofdzaak 4.3 bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 10 september 2008 voor conclusie van antwoord. Dit vonnis is gewezen door mr. P.G.J. de Heij en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2008 in aanwezigheid van de griffier mr. R.J. van Doornmalen.