Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9477

Datum uitspraak2008-08-08
Datum gepubliceerd2008-08-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers42827
Statusgepubliceerd


Indicatie

Horen op bezwaar. § 6.2.1 en § 6.2.2 Voorschrift Awb 1997. Horen op bezwaar niet vereist bij kennelijk ongegrond bezwaar.


Uitspraak

Nr. 42.827 8 augustus 2008 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 oktober 2005, nr. 03/03542, betreffende een aanslag in de vennootschapsbelasting. 1. Het geding in feitelijke instantie Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd. Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht. 2. Geding in cassatie Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. 3. Beoordeling van de middelen 3.1. Voor het Hof heeft belanghebbende aangevoerd dat de Inspecteur heeft gehandeld in strijd met beleid dan wel met een of meer algemene beginselen van behoorlijk bestuur doordat hij heeft nagelaten haar te attenderen op het recht te worden gehoord dan wel haar op eigen initiatief uit te nodigen en dat op die grond de zaak dient te worden teruggewezen. Het Hof heeft die stelling verworpen aangezien belanghebbendes opvatting geen steun vindt in het recht en van strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur in dit verband ook overigens geen sprake is. Middel I bestrijdt dat oordeel. Het middel wijst daarbij op paragraaf 6.2.1 van het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht 1997 (hierna: het Voorschrift Awb). 3.2. Het middel kan niet tot cassatie leiden. De uitbreiding die het Voorschrift Awb bevat ten opzichte van de - van de Algemene wet bestuursrecht afwijkende - in de Algemene wet inzake rijksbelastingen neergelegde regeling omtrent het horen, geldt, naar tot uitdrukking is gebracht in paragraaf 6.2.2 gelezen in samenhang met paragraaf 6.2.1 van het Voorschrift Awb, niet voor gevallen waarin het bezwaar kennelijk ongegrond is. In zijn verweerschrift voor het Hof heeft de Inspecteur gesteld dat belanghebbende niet is gehoord omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. In aanmerking genomen dat - naar de stukken van het geding uitwijzen - de aanslag in overeenstemming met de aangifte was opgelegd en dat belanghebbende zich in bezwaar keerde tegen een "correctie leegkomwinst" welke niet in de onderhavige aanslag is begrepen, kon de Inspecteur zich bij het doen van zijn uitspraak op bezwaar in redelijkheid op het standpunt stellen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. 3.3. Middel II kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Proceskosten De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. 5. Beslissing De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.J. van Amersfoort als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2008.