
Jurisprudentie
BD9462
Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708777/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708777/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 15 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westland (hierna: het college) aan [bedrijf] vrijstelling en een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een kantoorgebouw aan de Zuidweg ongenummerd te Naaldwijk (hierna: het perceel).
Uitspraak
200708777/1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Westland,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak nr. 07/820 van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 november 2007 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Naaldwijk
en
het college van burgemeester en wethouders van Westland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westland (hierna: het college) aan [bedrijf] vrijstelling en een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een kantoorgebouw aan de Zuidweg ongenummerd te Naaldwijk (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 5 november 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door
[wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 december 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 14 januari 2008.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juli 2008, waar het college, vertegenwoordigd door B.E. Schuit, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door mr. drs. H. den Haan, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [bedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan omvat fase II van de bouw van een kantoorpand van in totaal drie lagen in een U-vorm. Voor de bouw van fase I van het kantoorpand is bij besluit van 18 november 2005 vrijstelling en bouwvergunning verleend. Dit besluit is in rechte onaantastbaar. In fase I is de entree en de eerste vleugel van het kantoorpand gebouwd. In fase II wordt de tweede vleugel aangebouwd.
2.2. Vaststaat dat het bouwplan in strijd is met de op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied" op het perceel rustende bestemming "Agrarische doeleinden, glastuinbouw" en de dubbelbestemming "Archeologisch waardevol terrein". Teneinde het bouwplan mogelijk te maken heeft het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend.
2.3. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist.
2.4. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het niet bevoegd was om met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling te verlenen. Daartoe voert het aan dat de rechtbank heeft miskend dat de bij besluit van 8 november 2005 verleende verklaring van geen bezwaar van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college van gedeputeerde staten) mede kan worden gezien als een specifieke verklaring van geen bezwaar voor het bouwplan.
2.4.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de bij besluit van 8 november 2005 verleende verklaring van geen bezwaar tevens ziet op fase II, het thans aan de orde zijnde bouwplan. De verklaring is immers verleend op basis van de aan het besluit van 18 november 2005 ten grondslag liggende bouwaanvraag, de bij het besluit behorende bouwtekeningen en de aan het besluit ten grond liggende ruimtelijke onderbouwing, die alle alleen betrekking hebben op fase I van het kantoorpand.
2.4.2. Het bouwplan valt niet onder één van de categorieën van gevallen, aangegeven onder de benaming "Bijzondere verklaring van geen bezwaar" in onderdeel B van het beleid van het college van gedeputeerde staten ten aanzien van de toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO, gepubliceerd in het Provinciaal Blad van Zuid-Holland van 21 december 2006. De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat het college niet bevoegd was om met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling te verlenen voor het bouwplan.
Het betoog faalt.
2.5. Het betoog van het college dat de rechtbank ten onrechte niet heeft bezien of met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen worden gelaten, faalt eveneens. Reeds omdat voor het bouwplan een verklaring van geen bezwaar van het college van gedeputeerde staten ontbreekt, bestaat geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008
190-531.