Jurisprudentie
BD9438
Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708886/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708886/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 24 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel (hierna: het college) aan Onderwijsgroep Amstelland vrijstelling en bouwvergunning eerste fase verleend voor het vergroten van basisschool "Het Kofschip" aan het Turfstekerspad 2 te Ouderkerk aan de Amstel.
Uitspraak
200708886/1.
Datum uitspraak: 6 augustus 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Vereniging van Eigenaren Sluisplein, gevestigd te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Ouder-Amstel,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/4097 van de rechtbank Amsterdam van 2 november 2007 in het geding tussen:
de vereniging Vereniging van Eigenaren Sluisplein
en
het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel (hierna: het college) aan Onderwijsgroep Amstelland vrijstelling en bouwvergunning eerste fase verleend voor het vergroten van basisschool "Het Kofschip" aan het Turfstekerspad 2 te Ouderkerk aan de Amstel.
Bij besluit van 7 juli 2006 heeft het college het door onder meer de vereniging Vereniging van Eigenaren Sluisplein (hierna: de vereniging) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 november 2007, verzonden op 12 november 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door de vereniging daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vereniging bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 december 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 31 januari 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juli 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E.J.S. Verjans, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De vereniging betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college aan het besluit tot vrijstelling geen goede belangenafweging ten grondslag heeft gelegd, nu het daarbij niet de aantasting van het wooncomfort als gevolg van cumulatie met eerdere planologische wijzigingen heeft betrokken en teveel gewicht heeft toegekend aan het belang van de school bij onderwijskundige vernieuwing. Verder voert de vereniging aan dat door het college ten onrechte voorbij is gegaan aan de mogelijkheid dat in de toekomst verdere uitbreiding van de school op deze locatie noodzakelijk zal blijken te zijn, met alle negatieve gevolgen voor omwonenden van dien.
2.1.1. De beslissing al dan niet vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, hetgeen wil zeggen dat deze zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit om de vrijstelling te verlenen heeft kunnen komen. De omstandigheid dat het bestemmingsplan uit 1976 stamt en dat de vereniging in de loop der jaren - naar gesteld - met eerdere vrijstellingen van dit bestemmingsplan is geconfronteerd, doet aan het voorgaande niet af. Thans zijn uitsluitend de verleende vrijstelling en bouwvergunning voor uitbreiding van de school in geding. Dit neemt niet weg dat het college bij de afweging van de betrokken belangen met eerdere planologische wijzigingen rekening heeft gehouden door de bestaande situatie, met inbegrip van de als gevolg van eerder verleende vrijstellingen gerealiseerde bebouwing, te vergelijken met de situatie waarin de voorziene uitbreiding van de school is verwezenlijkt.
Voor het oordeel dat het college in dat kader niet in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat de beoogde uitbreiding van de school niet of nauwelijks tot een aantasting van het wooncomfort van omwonenden leidt, bestaat geen grond.
Voor de stelling van de vereniging dat nog geen eindsituatie is bereikt en dat voor verdere uitbreiding van de school in de toekomst gevreesd moet worden, bestaat, daargelaten dat een eventuele toekomstige uitbreiding van de school buiten de omvang van het geding valt, evenmin grond. Ter zitting heeft het college wederom benadrukt dat de gemeente aan verdere uitbreidingsplannen van de school op deze locatie niet zal meewerken en daarbij tevens gewezen op het raadsbesluit van 29 september 2005. Uit de bewoordingen van dat besluit blijkt dat thans een eindsituatie is bereikt. De vereniging heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt.
Voorts kan uit de omstandigheid dat Onderwijsgroep Amstelland nog geen bouwvergunning tweede fase heeft aangevraagd, niet worden afgeleid dat het belang van onderwijskundige vernieuwing geen rol speelt.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college, gelet op de betrokken belangen, in redelijkheid geen vrijstelling van het bestemmingsplan heeft kunnen verlenen.
Het betoog faalt.
2.2. De vereniging betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat een alternatief bestaat voor uitbreiding van de school op een andere locatie. Daartoe wijst zij op plannen om in Ouderkerk-Oost voor de onderhavige school een brede school accommodatie te bouwen.
2.2.1. De rechtbank heeft het besluit op bezwaar terecht getoetst met inachtneming van de feiten en omstandigheden zoals die zich voordeden ten tijde van het nemen van dat besluit. Het gemeentelijke beleidsvoornemen om voor de school een brede school accommodatie te bouwen in Ouderkerk-Oost dateert van na het besluit op bezwaar. Reeds hierom heeft de rechtbank dit beleidsvoornemen terecht niet bij de toetsing van het besluit op bezwaar betrokken.
Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008
392.