Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BD9435

Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-06
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200708290/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 1 augustus 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel (hierna: het college) geweigerd [appellant] bouwvergunning te verlenen voor het bouwen van een serre aan de woning op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).


Uitspraak

200708290/1. Datum uitspraak: 6 augustus 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 07/684 van de rechtbank Leeuwarden van 18 oktober 2007 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel. 1. Procesverloop Bij besluit van 1 augustus 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel (hierna: het college) geweigerd [appellant] bouwvergunning te verlenen voor het bouwen van een serre aan de woning op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel). Bij besluit van 23 januari 2007 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 18 oktober 2007, verzonden op 19 oktober 2007, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 november 2007, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. P.J. Smink, en het college, vertegenwoordigd door mr. D. Wielstra-Veenstra, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Het bouwplan voorziet in het plaatsen van een serre aan de achterzijde van de woning op het perceel. 2.2. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Wierum Kern" rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden". Ingevolge artikel 1, lid 13, van de planvoorschriften wordt onder hoofdgebouw verstaan: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. Ingevolge artikel 1, lid 14 wordt onder bijgebouw verstaan: een gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de serre geen bijgebouw is. Daartoe heeft hij aangevoerd dat uit de bij het bestemmingsplan behorende voorschriften niet volgt dat de serre geen onderdeel van het hoofdgebouw kan zijn. 2.3.1. Dit betoog slaagt. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (uitspraken van 18 december 2002 in zaak nr. 200202789/1, en van 18 juli 2007 in zaak nr. 200608980/1) volgt uit de hierboven weergegeven definitie van het begrip "bijgebouw" dat een bijgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt moet zijn aan het hoofdgebouw, in dit geval het woonhuis. De serre is, zoals uit de bouwtekening blijkt, constructief met het hoofdgebouw verbonden en staat door middel van een doorgang daarmee in verbinding. Voorts zal de serre voor woondoeleinden worden gebruikt. Gelet hierop is de serre niet ondergeschikt aan het hoofdgebouw, maar maakt daarvan deel uit. Hieruit volgt dat het college het bouwplan ten onrechte heeft getoetst aan de bebouwingsbepalingen voor bijgebouwen. De beslissing op bezwaar berust derhalve op een ondeugdelijke motivering en is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft dat niet onderkend. 2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 23 januari 2007 alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. 2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 18 oktober 2007 in zaak nr. 07/684; III. verklaart het door [appellant] bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond; IV. vernietigt het besluit van het college van 23 januari 2007, kenmerk 234/2006; V. veroordeelt het college tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro) geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Dongeradeel aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; VI. gelast dat de gemeente Dongeradeel aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 355,00 (zegge: driehonderdvijfenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat. w.g. Bijloos w.g. Van der Maesen de Sombreff lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2008 190-567.